TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: COROLLA HATCHBACK, Model: TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023Pages: 584, PDF Size: 88.99 MB
Page 141 of 584

kunnen de portieren worden
ontgrendeld of vergrendeld. (Als de
portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Als de portieren van buitenaf zijn
vergrendeld en vervolgens niet
worden ontgrendeld met de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, kan het
hybridesysteem niet worden gestart
met het Smart entry-systeem met
startknop. (Als de portieren echter
van binnenuit zijn vergrendeld, kan
het hybridesysteem worden gestart
met het Smart entry-systeem met
startknop.) Als het hybridesysteem
moet worden gestart, kan dit worden
gedaan met behulp van de procedure
zoals omschreven bij “Als de
elektronische sleutel niet goed werkt”
(→blz. 430).
• Wanneer u de vergrendel- of
ontgrendelsensor aanraakt terwijl u
handschoenen draagt, worden de
portieren mogelijk niet vergrendeld of
ontgrendeld.
• Sommige uitvoeringen: Wanneer de
vergrendelactie is uitgevoerd met de
vergrendelsensor, worden maximaal
tweemaal achter elkaar
identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk wordenvergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de energiebespaarmodus
van de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen.
(→Blz. 137)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
• Het plotseling bedienen van de
handgreep of het bedienen van de
handgreep direct nadat u het
effectieve bereik bent binnengestapt,
kan ontgrendeling van de portieren
belemmeren. Raak de
ontgrendelsensor van het portier aan
en controleer of de portieren worden
ontgrendeld voordat u opnieuw aan
de portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
• Bewaar, om diefstal van de auto te
voorkomen, de elektronische sleutel
niet binnen een afstand van 2 m van
de auto.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
139
3
Voordat u gaat rijden
Page 142 of 584

• Het Smart entry-systeem met
startknop kan vooraf worden
uitgeschakeld. (→Blz. 452)
• Het inschakelen van de
energiebespaarmodus van de
elektronische sleutel helpt te
voorkomen dat de sleutelbatterij
leegraakt. (→Blz. 137)
Voor een juiste bediening van het
systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische
sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel
niet te dicht bij de auto als u het systeem
van buitenaf bedient. Afhankelijk van de
positie en de conditie waarin de
elektronische sleutel wordt bewaard,
wordt de sleutel mogelijk niet correct
door het systeem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de
portieren per ongeluk worden
vergrendeld, werkt wellicht niet.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop niet goed werkt
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren (auto's met instapfunctie):
→blz. 431
• Starten van het hybridesysteem:
→blz. 432
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 452)
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren (auto's met instapfunctie):
Gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel. (→Blz. 117,
blz. 431)
• Starten van het hybridesysteem en
wijzigen van de standen van het
contact:→blz. 432• Uitschakelen van het hybridesysteem:
→blz. 175
WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
• Mensen met geïmplanteerde
pacemakers, CRT-pacemakers of
geïmplanteerde hartdefibrillatoren
moeten voldoende afstand bewaren
tot de antennes van het Smart
entry-systeem met startknop.
(→Blz. 134) De radiogolven kunnen
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden. Indien nodig kan de
instapfunctie worden uitgeschakeld.
Neem voor meer informatie over
bijvoorbeeld de frequentie van de
radiogolven en de momenten waarop
deze worden uitgezonden, contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Raadpleeg
vervolgens uw arts om na te gaan of
de instapfunctie moet worden
uitgeschakeld.
• Gebruikers van elektrische medische
apparatuur anders dan
geïmplanteerde pacemakers,
CRT-pacemakers en geïmplanteerde
hartdefibrillatoren moeten contact
opnemen met de fabrikant van deze
producten om te informeren of
radiosignalen invloed uitoefenen op
de werking van deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte
effecten hebben op de werking van
dergelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
het uitschakelen van de instapfunctie.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
140
Page 143 of 584

3.3 Verstellen van de
stoelen
3.3.1 Voorstoelen
Procedure voor het verstellen
AHendel stoelpositieverstelling
BHendel rugleuningverstelling
CHendel hoogteverstelling*
DSchakelaar lendensteunverstelling*
(alleen bestuurderszijde)*Indien aanwezig
WAARSCHUWING!
Wanneer de positie van de stoel
wordt versteld
• Let er bij het verstellen van de positie
van de stoel op dat de stoel de
overige inzittenden van de auto niet
raakt, omdat deze hierdoor wellicht
letsel zouden kunnen oplopen.
• Houd uw handen niet onder de stoel
of in de buurt van bewegende
onderdelen om letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden
bekneld kunnen raken in het
stoelmechanisme.
• Zorg ervoor voor dat er voldoende
ruimte overblijft voor de voeten,
zodat ze niet vast komen te zitten.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Stoel afstellen
• Let erop dat de stoel geen passagiers
of bagage raakt.
• Om te voorkomen dat u bij een
aanrijding onder de veiligheidsgordel
doorschuift, is het raadzaam de
leuning niet verder achterover te
zetten dan strikt noodzakelijk is. Als
de leuning te ver achterover staat,
kan bij een aanrijding het
heupgedeelte over uw heupen heen
schuiven en direct kracht op uw buik
uitoefenen, of de schoudergordel in
contact komen met uw nek,
waardoor de kans op dodelijk of
ernstig letsel toeneemt. Verstel de
bestuurdersstoel niet tijdens het
rijden, aangezien de stoel dan
onverwachts kan bewegen. Hierdoor
kan de bestuurder de controle over
de auto verliezen.
• Controleer na het verstellen of de
stoel goed is vergrendeld.
OPMERKING
Wanneer een voorstoel wordt versteld
Let er bij het verstellen van een
voorstoel op dat de hoofdsteun de
hemelbekleding niet raakt. Anders
kunnen de hoofdsteun en de
hemelbekleding beschadigd raken.
3.3.2 Achterstoelen*
*Indien aanwezig
De rugleuningen van de achterstoelen
kunnen worden neergeklapt.
Rugleuningen achter neerklappen
1. Schuif de voorstoelen naar voren.
(→Blz. 141)
2. Berg de armsteun achter op. (indien
aanwezig) (→Blz. 329)
3. Berg de middelste gordelsluiting
achter op.
3.3 Verstellen van de stoelen
141
3
Voordat u gaat rijden
Page 144 of 584

4. Zet de hoofdsteunen in de laagste
stand. (→Blz. 144)
Hendel achterstoel
5. Trek de ontgrendelingshendel van de
rugleuning naar u toe en klap de
rugleuning neer.
De delen van de rugleuning kunnen
afzonderlijk worden neergeklapt.
Hendel bagageruimte (indien aanwezig)
6. Trek aan de hendel ter hoogte van de
zijkant van de bagageruimte.
De delen van de rugleuning kunnen
afzonderlijk worden neergeklapt.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het neerklappen van de
rugleuningen van de achterstoelen
• Klap de rugleuningen niet neer
tijdens het rijden.
• Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond, activeer de parkeerrem
en zet de selectiehendel in stand P.
• Laat geen personen op de
neergeklapte rugleuning of in de
bagageruimte zitten tijdens het
rijden.
• Laat kinderen niet in de
bagageruimte komen.
• Zorg ervoor dat uw hand niet klem
komt te zitten bij het neerklappen
van de rugleuningen van de
achterstoelen.
• Verplaats de voorstoelen alvorens de
rugleuningen van de achterstoelen
neer te klappen, zodat de
voorstoelen niet in de weg zitten.
• Controleer of er zich geen passagiers
op de achterstoel bevinden alvorens
de hendel in de bagageruimte te
bedienen (indien aanwezig).
Nadat de rugleuning van de
achterstoel rechtop is gezet
• Controleer of de rugleuning goed
vergrendeld is door de rugleuning
voorzichtig naar voren en naar
achteren te drukken.
Als de rugleuning niet goed
vergrendeld is, is de rode markering
zichtbaar op de achterzijde van de
ontgrendelingshendel van de
rugleuningverstelling. Zorg dat de
rode markering niet zichtbaar is.
3.3 Verstellen van de stoelen
142
Page 145 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Controleer of de veiligheidsgordels
niet gedraaid zijn of vastzitten in de
rugleuning.
Als de veiligheidsgordel klem zit
tussen de haak en de grendel van de
rugleuningvergrendeling, kan de
gordel beschadigd raken.
OPMERKING
Wanneer de hendel in de bagageruimte
wordt gebruikt (indien aanwezig)
Controleer voor het neerklappen van
een rugleuning van een achterstoel of er
geen voorwerpen op de stoel aanwezig
zijn. Als de rugleuning neergeklapt
wordt terwijl er een voorwerp op de
achterstoel aanwezig is, kan de
achterstoel beschadigd raken.
Als het scheidingsnet is bevestigd aan de
neergeklapte rugleuningen van de
achterstoelen (auto's met scheidingsnet)
Het scheidingsnet moet worden
verwijderd voordat de rugleuningen in
de oorspronkelijke positie kunnen
worden teruggezet. (→Blz. 318)
3.3.3 Hoofdsteunen
De voorstoelen, de buitenste zitplaatsen
achter (indien aanwezig) en de middelste
zitplaats achter (indien aanwezig) zijn
voorzien van hoofdsteunen.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de
hoofdsteunen de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Plaats de hoofdsteunen altijd op de
bijbehorende stoel.
• Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
• Druk de hoofdsteunen na het
plaatsen naar beneden om te
controleren of ze goed vergrendeld
zijn.
• Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
Afstellen van een hoofdsteun
Voorstoelen
1. Omhoog
Trek de hoofdsteunen omhoog.
2. Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en houd
daarbij de ontgrendelknop
Aingedrukt.
3.3 Verstellen van de stoelen
143
3
Voordat u gaat rijden
Page 146 of 584

Achterstoelen (indien aanwezig)
1. Omhoog
Trek de hoofdsteunen omhoog.
2. Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en houd
daarbij de ontgrendelknop
Aingedrukt.
Afstellen van de hoogte van de
hoofdsteunen (voorstoelen)
Stel de hoofdsteunen zo in dat het
midden van de hoofdsteun zich zo dicht
mogelijk bij de bovenzijde van uw oren
bevindt.
Afstellen van de hoofdsteunen van de
achterstoelen (auto's met
achterstoelen)
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd
minimaal in op de op een na laagste
stand.
Verwijderen van de hoofdsteunen
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop
Aingedrukt.Plaatsen van de hoofdsteunen
Breng de hoofdsteun in lijn met de
bevestigingsgaten en schuif hem omlaag
tot hij in de vergrendeling klikt.
Houd de ontgrendelknop
Aingedrukt
wanneer u de hoofdsteun laat zakken.
3.4 Verstellen van het
stuurwiel en de spiegels
3.4.1 Stuurwiel
Procedure voor het verstellen
1. Houd het stuurwiel vast en druk de
hendel omlaag.
3.3 Verstellen van de stoelen
144
Page 147 of 584

2. Zet het stuurwiel in de ideale positie
door het in horizontale en verticale
richting te bewegen.
Trek na de verstelling de hendel
omhoog om het stuurwiel te borgen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het
rijden. Anders kunt u de macht over het
stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
Na het afstellen van het stuurwiel
Zorg ervoor dat het stuurwiel goed
vergrendeld is. Anders kan het
stuurwiel plotseling bewegen,
waardoor een ongeval kan ontstaan
met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg. Ook klinkt de claxon wellicht
niet als het stuurwiel niet goed is
vergrendeld.
Claxon
Druk op of vlak bij het symbool
om
te claxonneren.
3.4.2 Binnenspiegel
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de
binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan
worden afgestemd op uw houding achter
het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het
rijden. Hierdoor kunt u de macht over
het stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
Antiverblindingsstand
Binnenspiegel met handmatig bediende
antiverblindingsstand
Verblinding door de koplampen van
achteropkomend verkeer kan worden
beperkt door de lip te verstellen.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
145
3
Voordat u gaat rijden
Page 148 of 584

ANormale stand
BAntiverblindingsstand
Binnenspiegel met automatische
antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt
automatisch gereduceerd op basis van de
helderheid van de koplampen van
achteropkomend verkeer.
De modus voor de automatische
antiverblindingsstand wijzigen
Aan/uit
Wanneer de automatische
antiverblindingsstand is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
A.De
functie wordt ingeschakeld telkens
wanneer het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te
schakelen. (Het controlelampje
Agaat
ook uit.)Voorkomen van een onjuiste werking
van de sensoren (auto's met
binnenspiegel met automatische
antiverblindingsstand)
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
3.4.3 Buitenspiegels
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
Bij gebruik van de buitenspiegels bij
koud weer
Als bij koud weer de buitenspiegels
bevroren zijn, kunnen ze mogelijk niet
worden in- of uitgeklapt of versteld.
Verwijder ijs, sneeuw enzovoort van de
buitenspiegels.
WAARSCHUWING!
Belangrijke punten tijdens het rijden
Neem tijdens het rijden de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
• Verstel de spiegels niet tijdens het
rijden.
• Rijd niet met de auto als de spiegels
zijn ingeklapt.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
146
Page 149 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Beide buitenspiegels dienen in de
normale stand te staan en goed te
zijn ingesteld alvorens met de auto
wordt gereden.
Procedure voor het verstellen
1. Draai de schakelaar om een
buitenspiegel te selecteren.
ALinks
BRechts
2. Bedien de schakelaar om de spiegel te
verstellen.
AOmhoog
BRechts
COmlaag
DLinks
De spiegelhoek kan worden versteld
wanneer
Het contact in stand ACC of AAN staat.Als de spiegels beslagen zijn
De buitenspiegels kunnen worden
ontwasemd met de spiegelverwarming.
Door de achterruitverwarming in te
schakelen wordt de
buitenspiegelverwarming ingeschakeld.
(→Blz. 300)
WAARSCHUWING!
Als de spiegelverwarming is
ingeschakeld
Raak het oppervlak van de spiegels niet
aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.
Inklappen en uitklappen van de spiegels
Handmatige verstelling
Klap de buitenspiegel naar de achterzijde
van de auto in.
Elektrische verstelling
AInklappen van de spiegels
BUitklappen van de spiegels
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
147
3
Voordat u gaat rijden
Page 150 of 584

Als de schakelaar van de inklapbare
buitenspiegels in de middenstand staat,
wordt de automatische stand
ingeschakeld. De automatische stand
maakt het mogelijk om het inklappen of
uitklappen van de spiegels te koppelen
aan het vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren.
Gebruik van de automatische stand bij
koud weer (auto's met automatische
stand)
Wanneer de automatische stand wordt
gebruikt bij koud weer, kan de
buitenspiegel bevriezen en wordt de
spiegel mogelijk niet automatisch in- en
uitgeklapt. Verwijder in dit geval sneeuw
en ijs van de spiegel en bedien de spiegel
vervolgens met de handmatige modus of
beweeg de spiegel met de hand.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 452)
WAARSCHUWING!
Wanneer een spiegel wordt versteld
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld
raakt tussen de bewegende spiegel en
het spiegelhuis om letsel en storingen
te voorkomen.
3.5 Openen en sluiten van
de ruiten
3.5.1 Elektrisch bedienbare
ruiten
Openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare ruiten
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
worden geopend en gesloten met behulp
van de schakelaars. Door de schakelaar te
bedienen bewegen de ruiten als volgt:1. Sluiten
2. One-touch sluiten
*
3. Openen
4. One-touch openen*
*
De ruit stopt in een tussenstand door de
schakelaar in de andere richting te
bewegen.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
bediend worden als
Het contact AAN staat.
Bedienen van de elektrisch bedienbare
ruiten nadat het hybridesysteem is
uitgeschakeld
Nadat het contact in stand ACC of UIT is
gezet, kunnen de elektrisch bedienbare
ruiten nog gedurende ongeveer
45 seconden worden bediend. Ze kunnen
echter niet meer worden bediend zodra
een van de voorportieren is geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten van de ruit een
object bekneld raakt tussen de ruit en het
ruitframe, stopt de beweging van de ruit
en wordt de ruit weer iets geopend.
Knelbeveiligingsfunctie
Als tijdens het openen van de ruit een
object bekneld raakt tussen het portier
en de ruit, stopt de beweging van de ruit.
Als de ruit niet kan worden geopend of
gesloten
Wanneer de klembeveiliging of de
knelbeveiliging niet goed werkt en de
portierruit niet kan worden geopend of
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
148