TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 401 of 554

7.3.5 Banden
Vervang of verwissel banden afhankelijk van het onderhoudsschema en het
slijtagepatroon.
Controleren van de banden
Controleer of de slijtage-indicatoren op de banden te zien zijn. Controleer de banden
tevens op ongelijkmatige slijtage, zoals overmatige slijtage aan een zijde van het loopvlak.
1Nieuwe band
2Versleten loopvlak
3Slijtage-indicator
De plaats van de slijtage-indicatoren
wordt aangegeven met de tekst TWI of
de indicatie Δ op de wang van de band.
Vervang de band als de
slijtage-indicatoren te zien zijn.
Wisselen van banden
Wissel de banden zoals aangegeven in de
afbeelding.
Toyota beveelt aan om de banden
ongeveer elke 10.000 km van plaats te
wisselen om een gelijkmatig
slijtagepatroon en een langere
levensduur van de banden te verkrijgen.Vergeet niet na het wisselen van de
banden het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem te initialiseren.
Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
Uw auto is uitgerust met een banden-
spanningswaarschuwingssysteem dat
gebruikmaakt van bandenspannings-
sensoren en -zenders om een lage
bandenspanning te signaleren voordat
deze tot problemen leidt.
Als de bandenspanning onder een
bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder door middel van een
waarschuwingslampje gewaarschuwd.
(→Blz. 439)
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
399
7
Onderhoud en verzorging
Page 402 of 554

Plaatsen van bandenspan-
ningssensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren en
-zenders ook worden geplaatst. Als er
nieuwe bandenspanningssensoren en
-zenders geplaatst worden, moeten de
identificatiecodes van deze componenten
worden geregistreerd in de banden-
spanningswaarschuwingssysteem-ECU
en moet het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem worden
geïnitialiseerd. Laat de identificatiecodes
van de bandenspanningssensoren en
-zenders registreren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige. (→Blz. 400)
Initialiseren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem Het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem moet worden geïnitialiseerd
onder de volgende omstandigheden:
• Verwisselen van voor- en
achterwielen met een verschillende
bandenspanning
• Als de bandenspanning wordt
gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer de
rijsnelheid of de belading verandert)
Als het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem wordt geïnitialiseerd,
wordt de actuele bandenspanning als
referentiespanning beschouwd.
Initialiseren van het bandenspanning-
swaarschuwingssysteem
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd
wanneer de auto rijdt.
2. Breng de banden op de voorgesch-
reven spanning bij koude banden.
(→Blz. 476)
Breng de banden op de voorgeschre-
ven spanning voor de banden in koude
toestand. Deze spanning vormt de
referentiespanning voor het
bandenspanningswaar
schuwingssysteem.
3. Zet het contact AAN.
4. Wijzig het multi-informatiedisplay
naar het scherm
.(→Blz. 169)
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
(“Vehicle Settings”)
(voertuiginstellingen) en druk
vervolgens op
.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
“Maintenance System”
(onderhoudssysteem) en druk
vervolgens op
.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer TPMS
en druk vervolgens op
.
8. Houd
ingedrukt.
9. Wanneer de initialisatie is voltooid,
wordt er een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay en
gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning branden.
Registreren van identificatiecodes
De bandenspanningssensoren en
-zenders zijn voorzien van een unieke
identificatiecode. Bij het vervangen van
een bandenspanningssensor en -zender
is het noodzakelijk om de
identificatiecode te registreren. Laat de
identificatiecodes registreren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Until Complete
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
400
Page 403 of 554

Wanneer moeten banden worden
vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
• De slijtage-indicatoren zijn te zien op
een band.
• De banden beschadigingen vertonen,
zoals insnijdingen, scheuren of
barsten die zo diep zijn dat het
binnenmateriaal zichtbaar wordt en
bulten die duiden op een interne
beschadiging
• Een band vaak leegloopt of niet goed
kan worden gerepareerd vanwege de
grootte of plaats van de beschadiging.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als u er niet zeker van bent.
Vervangen van banden en velgen
Als de identificatiecode van de
bandenspanningssensor en -zender niet
is geregistreerd, werkt het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
niet correct. Na ongeveer 10 minuten
rijden gaat het waarschuwingslampje
lage bandenspanning gedurende
1 minuut knipperen en het blijft daarna
branden om aan te geven dat er een
storing in het systeem aanwezig is.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten
altijd door gekwalificeerd
werkplaatspersoneel worden
gecontroleerd, zelfs als er niet of
nauwelijks met de banden is gereden en
de banden niet beschadigd lijken te zijn.
Periodieke controle van de
bandenspanning
Het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
vervangt de periodieke controle van de
bandenspanning niet. Controleer
daarom ook zelf regelmatig de
bandenspanning.Als de profieldiepte van winterbanden
minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van
de winterbanden verloren.
Brede banden (auto's met
215/45R17 banden)
In het algemeen slijten brede banden
eerder en kan de grip op besneeuwde
en/of gladde wegen beperkt zijn in
vergelijking met standaard banden.
Gebruik daarom winterbanden of
sneeuwkettingen op besneeuwde en/of
gladde wegen en rijd voorzichtig waarbij
u uw snelheid aanpast aan de toestand
van de weg en de
weersomstandigheden.
Situaties waarin het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
mogelijk niet goed werkt
• Onder de volgende omstandigheden
werkt het bandenspanningswaar-
schu wingssysteem mogelijk niet
goed.
– Als er niet-originele Toyota-velgen
zijn gemonteerd.
– Wanneer een vervangende band
wordt gebruikt, werkt het systeem
mogelijk niet goed als gevolg van de
structuur van de vervangende band.
– Er is een band vervangen door een
exemplaar dat niet de
voorgeschreven maat heeft.
– Er zijn sneeuwkettingen
gemonteerd.
– Er is een run-flat band met
ondersteunende ring gemonteerd.
– Als de ruiten zijn voorzien van een
coating die de ontvangst van de
radiografische signalen nadelig
beïnvloedt.
– Als de auto bedekt is met sneeuw of
ijs, vooral bij de wielen of de
wielkasten.
– Als de bandenspanning aanzienlijk
hoger is dan de voorgeschreven
waarde.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
401
7
Onderhoud en verzorging
Page 404 of 554

– Als er banden zonder
bandenspanningssensoren en
-zenders zijn gebruikt.
– Als de identificatiecode op de
bandenspanningssensoren en
-zenders niet is geregistreerd in de
bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU.
• In de volgende situaties kunnen de
prestaties worden beïnvloed.
– In de buurt van een
televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven
of andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
– Als u een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
• Wanneer de auto geparkeerd is, kan
het langer duren voordat de
waarschuwing verschijnt of verdwijnt.
• Wanneer de bandenspanning snel
daalt, zoals bij een klapband, dan
verschijnt de waarschuwing mogelijk
niet.
De initialisatieprocedure
• Voer de initialisatie uit na het op
spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden
koud zijn bij de initialisatie en bij het
aanpassen van de bandenspanning.
• Als u het contact tijdens de
initialisatie per ongeluk UIT hebt
gezet, dan is het niet noodzakelijk de
resettoets in te drukken, omdat de
initialisatie automatisch herstart
wordt wanneer het contact de
volgende keer AAN wordt gezet.
• Als u per ongeluk de resettoets
indrukt wanneer initialiseren niet
nodig is, breng de banden dan op de
juiste spanning wanneer ze koud zijn
en voer opnieuw de initialisatie uit.Waarschuwingen bandenspanning-
swaarschuwingssysteem
De eventuele waarschuwing van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
is gebaseerd op de omstandigheden
waaronder het systeem geïnitialiseerd
is. Daarom laat het systeem mogelijk
zelfs een waarschuwing zien wanneer de
bandenspanning niet laag genoeg is of
wanneer de druk hoger is dan de druk
die was ingesteld tijdens het initialiseren
van het systeem.
Als de initialisatie van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem niet
voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in
enkele minuten. In de volgende gevallen
worden de instellingen echter niet
opgeslagen en zal het systeem niet goed
werken. Laat, als herhaalde pogingen de
bandenspanning op te slaan mislukken,
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als het systeem wordt geïnitialiseerd,
knippert het waarschuwingslampje
lage bandenspanning niet 3 keer en
verschijnt de melding voor het
instellen niet op het
multi-informatiedisplay.
• Nadat er na de initialisatie gedurende
een bepaalde tijd gereden is, gaat het
waarschuwingslampje branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd.
Registreren van identificatiecodes
De identificatiecodes van de
bandenspanningssensoren en -zenders
van twee sets banden kunnen worden
geregistreerd. Als de identificatiecodes
voor zowel de normale banden als de
winterbanden vooraf zijn geregistreerd,
is het niet nodig om de
identificatiecodes te registreren
wanneer de normale banden worden
vervangen door winterbanden.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
402
Page 405 of 554

Neem voor meer informatie over het
wijzigen van identificatiecodes contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het controleren of vervangen van
de banden
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen om ongevallen
te voorkomen. Het niet in acht nemen
van deze voorzorgsmaatregelen kan
schade aan de aandrijflijn veroorzaken
en gevaarlijke rijeigenschappen tot
gevolg hebben, waardoor een ongeval
kan ontstaan met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
• Gebruik geen banden van
verschillende merken, types of
profielen. Gebruik ook geen banden
met duidelijk verschillende
slijtagepatronen door elkaar.
• Gebruik uitsluitend de door Toyota
voorgeschreven bandenmaat.
• Gebruik geen verschillende soorten
banden (radiaalbanden,
gordelbanden met diagonaalkarkas
en diagonaalbanden) door elkaar.
• Gebruik geen zomer-, all-season- en
winterbanden door elkaar.
• Gebruik nooit banden onder uw auto
die zijn gebruikt onder een andere
auto. Door het gebruik van banden
waarvan het verleden onbekend is,
loopt u extra risico.
Bij het initialiseren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
Initialiseer het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem niet zonder eerst de
banden op de voorgeschreven spanning
te brengen. Anders kan het voorkomen
dat het waarschuwingslampje voor de
lage bandenspanning niet gaat branden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
terwijl de bandenspanning te laag is, of
wel gaat branden terwijl de
bandenspanning in orde is.
OPMERKING
Repareren of vervangen van banden,
velgen, bandenspanningssensoren,
-zenders en ventieldopjes
•
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
•Vergeet niet de dopjes weer op de
ventielen aan te brengen. Als de
ventieldopjes niet geplaatst worden,
dan kan er water in de
bandenspanningssensoren
terechtkomen en kunnen ze vast gaan
zitten.
• Vervang ventieldopjes alleen door het
voorgeschreven type ventieldopje.
Anders kunnen de dopjes vast komen
te zitten.
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Vervang na het gebruik van
bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→Blz. 399)
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
403
7
Onderhoud en verzorging
Page 406 of 554

OPMERKING(Vervolg)
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden
over onverharde wegen en wegen met
kuilen. Dergelijke omstandigheden
hebben mogelijk een verlaging van de
bandenspanning tot gevolg, waardoor
de verende werking van de banden
vermindert. Bovendien kunnen de
banden zelf en de velgen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over
onverharde wegen.
Brede banden (auto's met
215/45R17 banden)
Bij brede banden kunnen bij rijden over
een hobbelig wegdek de velgen sneller
beschadigd raken dan bij standaard
banden. Let daarom op het volgende:
• Zorg ervoor dat de banden de juiste
spanning hebben. Bij een te lage
bandenspanning zullen de banden
sneller beschadigd raken.
• Rijd niet tegen hoge of scherpe
voorwerpen aan of eroverheen.
Anders kunnen de banden en velgen
ernstig beschadigd raken.
Als tijdens het rijden in elke band een
te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning
te laag is, anders kunnen de banden
en/of velgen ernstig beschadigd raken.
7.3.6 Bandenspanning
Zorg ervoor dat de banden de juiste
spanning hebben. De bandenspanning
moet ten minste eenmaal per maand
gecontroleerd worden. Toyota beveelt u
echter aan de bandenspanning eens per
twee weken te controleren. (→Blz. 476)
Gevolgen van een onjuiste
bandenspanning
Het rijden met een onjuiste
bandenspanning kan de volgende
gevolgen hebben:
• Hoger brandstofverbruik• Verminderd rijcomfort en een slechte
handling
• Kortere levensduur van de banden als
gevolg van slijtage
• Een onveilige auto
• Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden
opgepompt, laat deze dan controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Instructies voor het controleren van de
bandenspanning
Let bij het controleren van de
bandenspanning op het volgende:
• Controleer de bandenspanning alleen
als de banden koud zijn. Als uw auto
ten minste 3 uur heeft stilgestaan of
niet meer dan 1,5 km heeft gereden,
kunt u de bandenspanning voor koude
banden correct aflezen.
• Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter. Het is
moeilijk te bepalen of een band de
juiste bandenspanning heeft op basis
van alleen het uiterlijk.
• Het is normaal dat de spanning van
een band na een rit is opgelopen
aangezien warmte wordt gegenereerd
in de band. Laat na het rijden geen
lucht uit de banden lopen om de
spanning te verlagen.
• Verdeel de passagiers en het gewicht
van de bagage gelijkmatig over de
auto.
WAARSCHUWING!
Een goede bandenspanning zorgt
voor een langere levensduur van de
banden
Houd de bandenspanning op de juiste
waarde. Als de banden niet de juiste
spanning hebben, kunnen
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
404
Page 407 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
onderstaande zaken zich voordoen. Dit
kan leiden tot een ongeval waarbij
dodelijk of ernstig letsel kan ontstaan.
• Overmatige slijtage
• Ongelijkmatige slijtage
• Slecht rijgedrag
• Mogelijke klapband door
oververhitting
• Luchtlekkage tussen de band en velg
• Wielvervorming en/of beschadiging
van de band
• Groter risico op beschadiging van de
band tijdens het rijden (als gevolg
van voorwerpen op het wegdek,
verbindingsstukken of scherpe
randen in het wegdek, enz.)
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning
brengen van de banden
Plaats na controle altijd de
ventieldopjes. Zonder de ventieldopjes
kan er vuil en vocht in het inwendige van
de ventielen doordringen. Hierdoor kan
de afdichting in gevaar komen, wat kan
leiden tot een lagere bandenspanning.
7.3.7 Velgen
Als een velg verbuigingen of scheuren
vertoont of erg gecorrodeerd is, moet
deze vervangen worden. Anders kan de
band van de velg raken of kan de auto
moeilijk beheersbaar worden.
Keuze van velg
Let er bij het vervangen van velgen op dat
deze hetzelfde draagvermogen, dezelfde
diameter, velgbreedte en ET-waarde
*
hebben. Vervangende velgen zijn
verkrijgbaar bij een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
*: “Offset” is de gebruikelijke term.Toyota adviseert u het volgende niet te
gebruiken:
• Velgen van verschillende maten of
types
• Gebruikte velgen
• Verbogen velgen die hersteld zijn
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
• Gebruik uitsluitend de Toyota-
wielmoeren en de Toyota-
wielmoersleutel bij uw lichtmetalen
velgen.
• Controleer de wielmoeren na de
eerste 1.600 km telkens als een band
is verwisseld, een band is gerepareerd
of is vervangen.
• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
Vervangen van velgen
De velgen van uw auto zijn uitgerust met
bandenspanningssensoren en -zenders
voor het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem, dat in een vroegtijdig
stadium waarschuwt als de
bandenspanning te laag wordt. Bij het
vervangen van velgen moeten er
bandenspanningssensoren en -zenders
worden geplaatst. (→Blz. 399)
WAARSCHUWING!
Vervangen van velgen
• Gebruik alleen de in deze handleiding
aanbevolen maat velgen en banden.
Een andere maat kan resulteren in
een slechtere controle over de auto.
• Gebruik nooit een binnenband bij
een poreuze velg die ontworpen is
voor een tubeless band. Als u dat wel
doet, kan dat leiden tot een ongeval
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
405
7
Onderhoud en verzorging
Page 408 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
waarbij dodelijk of ernstig letsel kan
ontstaan.
Plaatsen van wielmoeren
Breng nooit olie of vet aan op de
wielbouten of -moeren. Door het
gebruik van olie of vet worden de
wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of de
velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren
loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel als gevolg. Verwijder olie
of vet van de wielbouten of
wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet
toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde
velgen. Als u dat wel doet, kan er
tijdens het rijden lucht uit de band
ontsnappen, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan.
OPMERKING
Vervangen van
bandenspanningssensoren en
-zenders
•
Omdat het repareren of vervangen van
een band invloed kan hebben op de
bandenspanningssensoren en -zenders,
adviseren we u deze werkzaamheden uit
te laten voeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Ga
ook voor de aanschaf van
bandenspanningssensoren en -zenders
naar een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
7.3.8 Vervangen van een band
Krik de auto uitsluitend op met de krik
onder een van de aangegeven
kriksteunpunten. Als de auto wordt
opgekrikt terwijl de krik niet goed is
geplaatst, kan de auto beschadigd
raken of van de krik vallen en ernstig
letsel veroorzaken.
Voor het opkrikken van de auto
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Selecteer schakelstand P.
• Schakel het hybridesysteem uit.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
406
Page 409 of 554

Plaats van de krik en het gereedschap
1Krik
2Gereedschapstas
3Sleepoog
4Krikslinger
5Wielmoersleutel
WAARSCHUWING!
Gebruik van de krik
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Onjuist
gebruik van de krik kan ertoe leiden dat
de auto van de krik valt, wat tot dodelijk
of ernstig letsel kan leiden.
• Gebruik voor het verwisselen van een
wiel uitsluitend de met de auto
meegeleverde krik. Gebruik de krik
niet voor het verwisselen van wielen
van andere auto's en gebruik ook
geen krik van een andere auto.
• Krik de auto niet op als er nog iemand
in de auto aanwezig is.
• Gebruik de krik uitsluitend voor het
verwisselen van een wiel of de
montage en het verwijderen van
sneeuwkettingen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zet de krik op de juiste wijze onder
het kriksteunpunt.
• Zorg ervoor dat er zich geen
lichaamsdelen bevinden onder een
auto die alleen door een krik wordt
ondersteund.
• Start het hybridesysteem niet en ga
niet met de auto rijden als deze door
de krik wordt ondersteund.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
407
7
Onderhoud en verzorging
Page 410 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Plaats niets op of onder de krik als de
auto wordt opgekrikt.
• Krik de auto niet verder op dan voor
het verwisselen van het wiel
noodzakelijk is.
• Plaats de auto op bokken als u onder
de auto moet zijn.
• Zorg wanneer u de auto laat zakken
dat er niemand onder komt. Breng
mensen in de buurt op de hoogte
van het laten zakken.
Bij het verwijderen van de krik uit de
opberglocatie
Door de hitte van de laaduitrusting
tijdens of na het laden kan de krik heet
zijn. Gebruik handschoenen om de krik
te pakken. Als u hem met blote handen
aanraakt, kunt u brandwonden
oplopen.Verwijderen van het gereedschap
1. Open de achterklep. (→Blz. 190)
2. Til de klep van het opbergvak onder
de afdekplaat op en haal de
gereedschapstas eruit.
3. Open de gereedschapstas en neem de
krikslinger en de wielmoersleutel
eruit.
Berg na gebruik het gereedschap in de
omgekeerde volgorde op.
Verwijderen van de krik
1. Trek aan het klepje om de lippen los te
maken en verwijder het klepje.2. Draai het gedeelte
om de krik los te
maken en haal de krik er langzaam uit.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
408