TOYOTA PROACE CITY VERSO EV 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2021, Model line: PROACE CITY VERSO EV, Model: TOYOTA PROACE CITY VERSO EV 2021Pages: 352, PDF Size: 75.88 MB
Page 21 of 352

21
Instrumenten
1
Blauwe lampjes
GrootlichtBlijft branden.De verlichting brandt.
Zwarte/witte lampjes
Voet op rempedaalBlijft branden.Geen of onvoldoende druk op het rempedaal.Bij een automatische transmissie of keuzeschakelaar (Electric) dient u mogelijk het rempedaal ingetrapt te houden om de transmissie uit stand N te kunnen halen.
Voet op het koppelingspedaalBlijft branden.Stop & Start: er wordt niet overgeschakeld naar de START-stand, omdat het koppelingspedaal niet volledig wordt ingetrapt.Trap het koppelingspedaal volledig in.
Automatische ruitenwissersBlijft branden.
De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Richtingaanwijzers
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator kan de resterende afstand (km of mijl) of tijd (maanden of dagen) tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt weergeven.De waarschuwing wordt gegeven zodra een van deze twee termijnen bereikt is.De onderhoudsinformatie wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de uitvoering van de auto:– Geeft de kilometerteller de resterende afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of de afgelegde afstand sinds het verstrijken van het onderhoudsinterval, voorafgegaan door het teken “-”.– Verschijnt een waarschuwingsmelding, hetzij om de resterende afstand en tijd tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan te geven, hetzij om aan te geven met hoeveel kilometers of tijd het onderhoudsinterval verstreken is.
NOTIC E
De weergegeven waarde wordt berekend op basis van de afgelegde afstand en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.De waarschuwing kan ook worden weergegeven als het einde van het onderhoudsinterval in tijd nadert.
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden als het contact AAN wordt gezet.De afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt is tussen de 3000 en 1000 km.Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet.De onderhoudsbeurt moet binnen 1000 km worden uitgevoerd.Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan uw auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en blijft vervolgens branden, als het contact AAN wordt gezet.(Bij dieselmotoren, in combinatie met het onderhoudswaarschuwingslampje.)Het onderhoudsinterval is overschreden.Laat uw auto zo snel mogelijk onderhouden.
Resetten van de onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt worden gereset.
► Zet het contact UIT.Instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen-, LCD-tekst- of matrixdisplay
Page 22 of 352

22
► Houd deze toets ingedrukt.
► Zet het contact AAN; het display van de kilometerteller begint met aftellen.► Laat de toets los wanneer =0 wordt weergegeven; de moersleutel verdwijnt.Met digitaal instrumentenpaneelU kunt de onderhoudsindicator resetten door op de toets Check in het menu Rijden/Auto van het touchscreen te drukken.
NOTIC E
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht ten minste 5 minuten totdat de reset is voltooid.
Weergeven van de onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven.Instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen-, LCD-tekst- of matrixdisplay► Druk op de resetknop van de dagteller.Met digitaal instrumentenpaneel
U kunt de onderhoudsinformatie weergeven door op de toets Check in het menu Rijden/Auto van het touchscreen te drukken.De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.
Display instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen-, LCD-tekst- of matrixdisplay
Gebruik, als de auto stilstaat, het linker scrollwieltje op het stuur of de toets SET op het instrumentenpaneel om door de menu's te navigeren voor het configureren van bepaalde voertuiginstellingen.Bediening scrollwieltje:
– Indrukken: openen van het hoofdmenu; bevestigen van uw keuze.– Draaien (buiten menu om): scrollen door de lijst van beschikbare actieve functies.– Draaien (in het menu): omhoog of omlaag gaan in het menu.Met digitaal instrumentenpaneelU kunt bepaalde parameters van de auto configureren door in het menu Rijden/Auto van het touchscreen op de toets Check te drukken.
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van de auto aan sinds de eerste registratie.
Dagteller
Deze teller geeft de afgelegde afstand aan sinds de laatste keer dat de bestuurder de teller heeft gereset.
Page 23 of 352

23
Instrumenten
1
Resetten van de dagtellerInstrumentenpaneel met LCD-pictogrammen-, LCD-tekst- of matrixdisplay
► Druk, wanneer het contact AAN staat, op de toets totdat er nullen worden weergegeven.
Koelvloeistoftemperatuur
Bij draaiende motor:
– In zone A is de temperatuur in orde.– In zone B is de temperatuur te hoog. Het bijbehorende waarschuwingslampje en het waarschuwingslampje STOP gaan rood branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Wacht enkele minuten voordat u de motor uitzet.
WARNI NG
Zet het contact UIT, open voorzichtig de motorkap en controleer het koelvloeistofniveau.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
Controle
De temperatuur en de druk in het koelsysteem beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.Bijvullen van koelvloeistof:► laat de motor ten minste een uur afkoelen;► draai de dop twee slagen los om de druk te laten dalen;► verwijder de dop zodra de druk is gedaald;
► vul bij tot aan het merkteken “MAX”.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
WARNI NG
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven het maximumniveau (aangegeven op het reservoir).
Controlelampje motoroliepeil
(Afhankelijk van de uitvoering)Bij uitvoeringen met een elektrische meter wordt bij het AAN zetten van het contact gedurende enkele seconden zowel het motoroliepeil als de onderhoudsinformatie op het instrumentenpaneel weergegeven.
NOTIC E
Het afgelezen peil is alleen correct als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor meer dan 30 minuten uitgeschakeld is geweest.
Met digitaal instrumentenpaneelU kunt controleren of het motoroliepeil in orde is door in het menu Rijden/Auto van het touchscreen op de toets Check te drukken.Instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen-, LCD-tekst- of matrixdisplay
Page 24 of 352

24
Oliepeil correct
Dit wordt aangegeven met een melding op het instrumentenpaneel.
Laag oliepeil
Dit wordt aangegeven met een melding op het instrumentenpaneel.Als het lage oliepeil wordt bevestigd met behulp van een controle met de peilstok, moet motorolie worden bijgevuld om motorschade te voorkomen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
Storing motoroliepeilmeter
Dit wordt aangegeven met een melding op het instrumentenpaneel.
Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Bij een storing in de elektrische oliepeilmeter, wordt het oliepeil niet langer in de gaten gehouden.Als er een storing in het systeem zit, dient u het motoroliepeil handmatig te controleren m.b.v. de peilstok. Deze bevindt zich in de motorruimte.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
AdBlue®-actieradiusindicatoren
De dieselmotoren zijn uitgerust met een systeem dat het SCR-emissieregelsysteem (Selective Catalytic Reduction) en het roetfilter (DPF) combineert voor de nabehandeling van uitlaatgassen. Dit systeem kan niet functioneren zonder AdBlue®-vloeistof.Wanneer het AdBlue®-niveau tot onder het reserveniveau daalt (tussen 2.400 en 0 km), gaat een waarschuwingslampje branden wanneer het
contact AAN wordt gezet en wordt er een schatting van de afstand die kan worden afgelegd voordat het starten van de motor niet meer mogelijk is, weergegeven op het instrumentenpaneel.
WARNI NG
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt een wettelijk verplicht systeem er automatisch voor dat de motor niet opnieuw kan worden gestart. Het is dan niet meer mogelijk om de motor te starten totdat het minimumniveau van AdBlue® is aangevuld.
Handmatig weergeven van de actieradius
Wanneer de actieradius groter is dan 2.400 km, wordt deze niet automatisch weergegeven.Instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen-, LCD-tekst- of matrixdisplay
► Druk op deze toets om de actieradius tijdelijk weer te geven. Met digitaal instrumentenpaneelU kunt de actieradius weergeven door op de toets CHECK in het menu Rijden/Auto van het touchscreen te drukken.
Page 25 of 352

25
Instrumenten
1
Vereiste acties in verband met een gebrek aan AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan branden wanneer de hoeveelheid AdBlue® lager is dan het reserveniveau dat overeenkomt met een bereik van 2.400 km.Samen met de waarschuwingslampjes herinneren meldingen u regelmatig aan de noodzaak om bij te vullen om te vermijden dat starten van de motor niet meer mogelijk is. Raadpleeg het hoofdstuk Waarschuwings- en controlelampjes voor meer informatie over de weergegeven meldingen.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over AdBlue® (dieselmotoren) en met name over het bijvullen.
Met Euro 6.2/6.3-motor
Waarschuwings-/controlelampjes branden
ActieResterende actieradius
Bijvullen.Tussen 2.400 en 800 km
Vul zo snel mogelijk bij.Tussen 800 en 100 km
Waarschuwings-/controlelampjes branden
ActieResterende actieradius
Bijvullen is noodzakelijk vanwege het risico dat starten van de motor niet
meer mogelijk is.
Tussen 100 en 0 km
Vul ten minste 5 liter AdBlue® bij om de motor opnieuw te kunnen starten.
0 km
Storing in het SCR-emissieregelsysteem
Storing gesignaleerd
Als een storing wordt gesignaleerd, gaan deze waarschuwingslampjes branden, in combinatie met een geluidssignaal en de melding “Storing emissieregeling” of “NO
START IN”.
De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven zodra de storing voor de eerste keer wordt
gesignaleerd en vervolgens steeds bij het AAN zetten van het contact zolang de storing niet is verholpen.
NOTIC E
In het geval van een tijdelijke storing verdwijnt de waarschuwing tijdens de volgende rit na de zelfdiagnose van het SCR-emissieregelsysteem.
Storing bevestigd tijdens de toegestane rijfase (tussen 1.100 en 0 km)
Als na 50 km rijden de storingsmelding nog steeds wordt weergegeven, wordt de storing in het SCR-systeem bevestigd.Het waarschuwingslampje AdBlue knippert en de melding “Storing emissieregeling: Starten verboden binnen X mijl” of “NO START IN X mijl” wordt weergegeven. Deze geeft de actieradius in kilometers of mijlen aan.Tijdens het rijden wordt de melding elke 30 seconden weergegeven. De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven zodra het contact AAN wordt gezet.U kunt nog 1.100 km rijden voordat de startblokkering in werking treedt.
WARNI NG
Laat het systeem zo spoedig mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar
Page 26 of 352

26
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Starten niet meer mogelijk
Wanneer het contact AAN wordt gezet, wordt de melding “Storing emissieregeling: Starten verboden” of “NO START IN” weergegeven.
WARNI NG
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om de motor opnieuw te kunnen starten.
Vermogensmeter (Electric)
CHARGEDe tractiebatterij wordt opgeladen tijdens het decelereren en remmen.ECO
Gematigd energieverbruik en een optimale actieradius.POWEREnergieverbruik van de aandrijflijn tijdens accelereren.NEUTRAALSTANDWanneer het contact AAN wordt gezet, verbruikt de aandrijflijn van uw auto geen energie en wordt er ook geen energie opgewekt. De naald slaat even uit en keert vervolgens terug naar de “neutrale” stand, tussen ECO en CHARGE.
NOTIC E
Wanneer het contact UIT staat, wordt door het openen van het bestuurdersportier de indicator geactiveerd; deze beweegt naar de “neutrale” stand, tussen ECO en CHARGE.
Laadniveaumeter (Electric)
De laadstatus van de tractiebatterij en de resterende actieradius worden continu weergegeven wanneer de auto wordt gestart.
NOTIC E
Wanneer het contact UIT staat, wordt door het openen van het bestuurdersportier de indicator geactiveerd.
Bijbehorende waarschuwingslampjes
Twee opeenvolgende alarmniveaus geven aan dat de beschikbare energie tot een laag niveau is gedaald:1e niveau: reserveDe ladingstoestand van de tractiebatterij is laag.Blijft branden met de indicator in het rode gebied, in combinatie met een geluidssignaal.► Geef de resterende actieradius weer op het instrumentenpaneel.► Laad uw auto zo spoedig mogelijk op.2e niveau: kritiekDe ladingstoestand van de tractiebatterij is zeer laag.Blijft branden, samen met het waarschuwingslampje voor reserve, in combinatie met een geluidssignaal.► U dient uw auto op te laden.
Page 27 of 352

27
Instrumenten
1
WARNI NG
De resterende actieradius wordt niet langer berekend. Het vermogen van de aandrijflijn neemt geleidelijk af.De verwarming en airconditioning worden uitgeschakeld (zelfs wanneer de indicator van de verbruiksmeter voor thermisch comfort niet in de stand ECO staat).
Verbruiksmeter thermisch comfort
(Electric)
De meter geeft het verbruik weer van de elektrische energie van de tractiebatterij door de apparaten voor thermisch comfort in het passagierscompartiment.De apparaten in kwestie zijn de verwarmings- en airconditioningsystemen.Deze uitrusting kan worden gebruikt:– Als de auto niet via de kabel is aangesloten, wanneer het lampje READY brandt.– Als de auto via de kabel is aangesloten, wanneer het contact AAN wordt gezet (“Lounge”-modus).Wanneer de ECO-modus wordt geselecteerd, worden de prestaties van een deel van deze
uitrusting beperkt. De naald van de verbruiksmeter voor thermisch comfort beweegt vervolgens naar het gebied ECO.
NOTIC E
Om het passagierscompartiment snel te verwarmen of te koelen, kunt u gerust tijdelijk de maximale verwarming of koeling selecteren.Wanneer de verwarming in de hoogste stand werkt, staat de indicator van de verbruiksmeter voor thermisch comfort in het gebied MAX. Wanneer de airconditioning in de hoogste stand werkt, blijft de indicator in het gebied ECO.Overmatig gebruik van de uitrusting voor thermisch comfort, met name bij lage snelheden, kan de actieradius van de auto aanzienlijk verkleinen.Vergeet niet de instellingen van de uitrusting te optimaliseren wanneer het gewenste comfortniveau is bereikt; pas de instellingen indien nodig aan wanneer u de auto start.Wanneer de verwarming langere tijd niet is gebruikt, kunt u de eerste paar minuten na het inschakelen een onaangename geur ruiken.
Dimmer verlichting
Hiermee kunt u de lichtsterkte van de verlichting van het dashboard handmatig aanpassen aan het omgevingslicht.
Instrumentenpaneel met LCD-
pictogrammen-, LCD-tekst- of
matrixdisplay
Druk, terwijl de verlichting brandt (niet in de stand AUTO), op toets A om de verlichting sterker te laten branden of op toets B om de verlichting te dimmen.Laat de knop los wanneer de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Page 28 of 352

28
Met digitaal
instrumentenpaneel
Bluetooth-audiosysteem met
touchscreen
► Druk op het menu Instellingen.
► Selecteer Weergave.
► Stel de lichtsterkte in door op de toetsen te drukken.U kunt het scherm ook uitschakelen:► Selecteer Scherm uitschakelen.
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.► Druk nogmaals op het scherm (op een willekeurige plaats) om het te activeren.
Met TOYOTA Connect Radio
► Druk op deze toets om het menu Instellingen te selecteren.► Selecteer Helderheid.
► Stel de lichtsterkte in door op de pijlen te drukken of de cursor te verplaatsen.De instellingen worden onmiddellijk toegepast.► Druk op een plaats buiten het instellingenvenster op het scherm om dit venster af te sluiten.U kunt het scherm ook uitschakelen:► Druk op deze toets om het menu Instellingen te selecteren.
► Selecteer Donker.
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.► Druk nogmaals op het scherm (op een willekeurige plaats) om het in te schakelen.
Met TOYOTA Connect Nav
Met de verlichting ingeschakeld:► Druk op deze toets om het menu Instellingen te selecteren.► Selecteer OPTIES.► Selecteer Schermconfiguratie.
► Selecteer het tabblad Helderheid.► Stel de lichtsterkte van het instrumentenpaneel en het scherm in met de pijlen of door de cursor te verplaatsen.► Druk op deze toets om de instelling op te slaan en het venster af te sluiten.U kunt het scherm ook uitschakelen:► Druk op deze toets om het menu Instellingen te selecteren.► Selecteer Scherm uitschakelen.
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.► Druk nogmaals op het scherm (op een willekeurige plaats) om het in te schakelen.
Boordcomputer
Geeft informatie over de actuele rit (actieradius, brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, enz.).
Weergave van informatie
De gegevens worden na elkaar weergegeven.– Dagteller.– Actieradius.– Actueel brandstofverbruik.– Gemiddelde rijsnelheid.– Teller Stop & Start– Informatie over de snelheidslimietherkenning.
► Druk op de toets op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar.
Page 29 of 352

29
Instrumenten
1
► Of druk op de knop op het stuurwiel.
Dagteller resetten
De reset wordt uitgevoerd wanneer de dagteller wordt weergegeven.► Druk ten minste twee seconden op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar.► Druk ten minste twee seconden op de knop op het stuurwiel.
► Druk ten minste 2 seconden op deze toets.
Definities
Actieradius
(km of mijl)(Percentage van het laadniveau van de tractiebatterij (Electric)) / De actieradius geeft aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers) (benzine of diesel).Actueel laadniveau van de tractiebatterij en resterende actieradius (Electric).
Deze waarde kan fluctueren door een wijziging in rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het actuele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.Auto's met benzine- of dieselmotor:Als de actieradius kleiner wordt dan 30 km, verschijnen streepjes op het scherm.Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 100 km bedraagt.Wanneer tijdens het rijden langdurig streepjes in plaats van een bepaalde waarde worden weergegeven, is er sprake van een storing.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.Auto's met een elektrische aandrijflijn:Twee opeenvolgende alarmniveaus geven aan dat de beschikbare energie tot een laag niveau is gedaald.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de indicatoren en met name de laadniveaumeter (Electric).
Actueel verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)(kWh/100 km, km/kWh of mijlen/kWh) (Electric) / Berekend over de laatste seconden.Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h (diesel).
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)(kWh/100 km, km/kWh of mijlen/kWh) (Electric) / Berekend sinds de laatste keer resetten van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)Berekend sinds de laatste keer resetten van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of mile)Berekend sinds de laatste keer resetten van de trajectgegevens.
Tijdteller Stop & Start
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop & Start houdt een teller bij hoelang de STOP-stand tijdens een rit is geactiveerd.De tijdteller wordt telkens wanneer u het contact
opnieuw AAN zet gereset.
Page 30 of 352

30
Touchscreen
Bluetooth-audiosysteem
Dit systeem toont de volgende zaken:
– Bedieningstoetsen audiosysteem en telefoon en weergave van bijbehorende informatie.– Instellingenmenu's voor de functies en voorzieningen van de auto.– Bedieningsfuncties voor de airconditioning (afhankelijk van de uitvoering).
WARNI NG
Breng om veiligheidsredenen de auto altijd eerst tot stilstand alvorens handelingen uit te voeren die uw constante aandacht vragen.Sommige functies zijn niet beschikbaar tijdens het rijden.
Aanbevelingen
Raak het touchscreen niet aan met scherpe voorwerpen.Raak het touchscreen niet aan met natte handen.Gebruik een schone, zachte doek om het touchscreen te reinigen.
Belangrijkste
bedieningsfuncties
Met het contact UIT: systeem inschakelenBij draaiende motor: geluid onderbrekenLinkerknop: volumeregeling (draaien)/rechtstreekse toegang tot het menu Media (indrukken)Rechterknop: luchtopbrengstregeling (draaien)/rechtstreekse toegang tot het menu Klimaat (indrukken)Toegang tot menu's
Terugkeren naar het vorige scherm of bevestigen
NOTIC E
Wanneer gedurende enkele ogenblikken geen handeling wordt uitgevoerd op de tweede pagina, wordt automatisch de eerste pagina weer weergegeven.
Menu's
Radio
Media
KlimaatInstellingen voor temperatuur, luchtstroom, enz.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de handmatig bediende airconditioning.Telefoon
RijdenInschakelen, uitschakelen en instellingen van bepaalde functies.InstellingenBelangrijkste systeeminstellingen.
NOTIC E
Raadpleeg voor meer informatie over de menu's de hoofdstukken over de audio- en telematicasystemen.