sensor TOYOTA RAV4 2014 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2014, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2014Pages: 760, PDF Size: 20.5 MB
Page 285 of 760

285
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Automatic High Beam-systeem
Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand
staat.
Het controlelampje van het Auto-
matic High Beam-systeem gaat
branden als de koplampen auto-
matisch worden ingeschakeld om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld.
: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem maakt gebruik van een inge-
bouwde camerasensor om de helderheid van bijvoorbeeld de
straatverlichting en de verlichting van tegenliggers en voorlig-
gers te meten, en schakelt indien nodig automatisch het groot-
licht in of uit.
Inschakelen van het Automatic High Beam-systeem
Page 288 of 760

2884-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
■Het Automatic High Beam-systeem kan ingeschakeld worden als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende omstandigheden wordt het grootlicht mogelijk niet automa-
tisch uitgeschakeld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers aan het zicht zijn onttrokken als gevolg
van een reeks bochten, wegafscheidingen of bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen uit de rechter tegemoetkomende rij-
strook op een brede weg
• Wanneer er tegenliggers of voorliggers met uitgeschakelde verlichting
zijn.
●Het grootlicht kan automatisch worden uitgeschakeld als een tegenligger
wel de mistlampen vóór, maar niet de koplampen heeft ingeschakeld.
●Het grootlicht kan automatisch worden uitgeschakeld door de aanwezigheid
van huisverlichting, straatverlichting, verkeerslichten of verlichte reclame-
borden.
●De volgende factoren kunnen invloed hebben op de reactietijd van het sys-
teem:
• De helderheid van koplampen, mistlampen en achterlichten van tegenlig-
gers en voorliggers
• De beweging en richting van tegenliggers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant
werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercentage, bochten, toestand van het
wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid bagage
●Het grootlicht kan op voor de bestuurder onverwachte momenten worden
in- en uitgeschakeld.
Page 289 of 760

2894-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)●In de volgende omstandigheden is het mogelijk dat het systeem de helder-
heid van het omgevingslicht niet correct detecteert, waardoor het grootlicht
kan gaan knipperen of voetgangers worden blootgesteld aan het grootlicht.
Het is daarom raadzaam om het grootlicht handmatig in en uit te schakelen
in plaats van blindelings te vertrouwen op de werking van het Automatic
High Beam-systeem.
• Bij slecht weer (regen, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Het zicht door de voorruit wordt belemmerd door mist, wasem, ijs, vuil,
enz.
• De voorruit is gebarsten of beschadigd.
• De camerasensor is vervormd of vuil.
• De temperatuur van de camerasensor is extreem hoog.
• De helderheid van het omgevingslicht komt overeen met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen.
• Tegenliggers hebben de koplampen niet ingeschakeld of de koplampen
zijn vuil, hebben een andere kleur of zijn niet correct afgesteld.
• In gebieden waar lichte en donkere stukken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een slecht of oneffen wegdek (zoals klinker-
wegen, zandwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige wegen wordt gereden.
• Er bevindt zich een sterk spiegelend voorwerp, zoals een spiegel, voor
de auto.
• De achterzijde van een voorligger is sterk spiegelend, zoals een contai-
ner op een truck.
• De koplampen van de auto zijn beschadigd of vuil.
• De auto helt naar één kant over door bijvoorbeeld een lekke band of ligt
aan de achterzijde wat lager doordat een aanhanger is aangekoppeld.
• Er wordt herhaaldelijk en op een abnormale manier geschakeld tussen
dimlicht en grootlicht.
• De bestuurder meent dat andere bestuurders of voetgangers last hebben
van het grootlicht.
• Wanneer men door een lange tunnel rijdt.
Page 291 of 760

2914-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
OPMERKING
■Aanwijzingen voor het gebruik van het Automatic High Beam-systeem
●Mors geen vloeistof op de camerasensor.
●Breng geen ruitfolie of stickers aan op de camerasensor of op het gedeelte
van de voorruit bij de camerasensor.
●Leg geen voorwerpen op het dashboard. De camerasensor kan de reflec-
tie van deze voorwerpen in de voorruit verwarren met straatverlichting,
koplampen van andere voertuigen, enz.
●Plaats geen parkeerkaart of andere voorwerpen in de buurt van de came-
rasensor.
●Voorkom overbelading van uw auto.
●Breng geen wijzigingen aan de auto aan.
●Vervang de voorruit niet door een niet-originele voorruit.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Vervang de koplampen niet door niet-originele koplampen.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht om ervoor te zorgen dat het
Automatic High Beam-systeem goed
functioneert.
●Raak de camerasensor niet aan.
●Stel de camerasensor niet bloot aan
sterke schokken.
●Neem de camerasensor niet uit elkaar.
Page 296 of 760

2964-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Ruitenwissers met regensensor
Stand AUTO
Lage snelheid
Hoge snelheid
Enkele slag
In de stand AUTO werken de rui-
tenwissers automatisch wanneer
de sensor signaleert dat het
regent. De wissnelheid wordt auto-
matisch afgestemd op de hoeveel-
heid neerslag en de rijsnelheid.
1
2
3
4
Page 297 of 760

2974-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
In de stand AUTO kan de sensorgevoeligheid worden ingesteld.
Verhoogt de gevoeligheid
Verlaagt de gevoeligheid
Gelijktijdig inschakelen ruiten-
sproeier en ruitenwisser
De ruitenwissers zullen automa-
tisch een aantal slagen maken als
de ruitensproeiers worden inge-
schakeld.
Als de koplampen aan zijn, werken
de koplampsproeiers één keer.
Vervolgens zullen de koplamp-
sproeiers elke vijfde keer dat u de
hendel bedient werken. (indien
aanwezig)
5
6
7
Page 298 of 760

2984-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
■De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
■Regensensor (auto's met ruitenwisser met regensensor)
●Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet terwijl het con-
tact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan te geven dat de
stand AUTO is geactiveerd.
●Als de ruitenwisser gevoeliger wordt afgesteld, kan de wisser één keer wer-
ken om aan te geven dat de gevoeligheid is gewijzigd.
●Als de temperatuur van de regensensor 90C of hoger is, of -15C of lager
is, werkt de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschake-
laar in dat geval in een andere stand dan AUTO.
■Als er geen ruitensproeiervloeistof op de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en contro-
leer als dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn. ●De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
Page 299 of 760

2994-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO (auto's met ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers kunnen onverwacht in werking treden als de sensor aan-
geraakt wordt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl de
ruitenwissers in de stand AUTO staan. Let erop dat er niets bekneld raakt
als de ruitenwissers in werking treden.
■Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloei-
stof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit
warm is. De vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht
belemmeren. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
OPMERKING
■Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
■Als het sproeierreservoir leeg is
Bedien de schakelaar niet omdat anders de ruitensproeierpomp oververhit
kan raken.
■Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken
met een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
■Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de ruitenwissers niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
Page 311 of 760

311
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
LDA (Lane Departure Alert)
Bij het rijden op een weg met rijstrookmarkering herkent dit systeem
de rijstroken met behulp van een als sensor werkende camera die de
bestuurder waarschuwt als van de rijstrook wordt afgeweken.
Als het systeem vermoedt dat de auto de huidige rijstrook dreigt te
verlaten, waarschuwt het de bestuurder door middel van pieptonen en
meldingen op het multi-informatiedisplay.
Camerasensor
: Indien aanwezig
Overzicht van de functie
Page 314 of 760

3144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
■Tijdelijk uitschakelen van het LDA-systeem
In de volgende gevallen wordt het LDA-systeem tijdelijk uitgeschakeld. De
functie wordt weer ingeschakeld zodra de vereiste werkingsvoorwaarden her-
steld zijn.
●De rijsnelheid wijkt af van het werkingsgebied van het LDA-systeem.
●De richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend.
●Als de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden herkend als de auto rijdt.
●Wanneer de Lane Departure Warning-functie actief is.
De Lane Departure Warning-functie zal enige seconden na activering niet
weer in werking treden, ook al verlaat de auto weer de rijstrook.
■De Lane Departure Warning
Afhankelijk van het geluidsniveau van het audiosysteem of het geluid dat de
ventilator van de airconditioning maakt terwijl het audiosysteem of de aircon-
ditioning is ingeschakeld, is het waarschuwingsgeluid mogelijk moeilijk te
horen.
■Nadat de auto in de zon heeft gestaan
Het LDA-systeem is mogelijk niet beschikbaar en er wordt gedurende een
bepaalde tijd na het wegrijden een waarschuwingsmelding (Blz. 632) weer-
gegeven.
Als de temperatuur in de auto daalt en de temperatuur rondom de camera-
sensor (Blz. 311) weer geschikt is voor de werking ervan, worden de func-
ties geactiveerd.
■Als er slechts aan één zijde van de auto rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn
De Lane Departure Warning-functie zal niet werken voor de zijde waar geen
rijstrookmarkeringen konden worden herkend.
■Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties kan de camerasensor de rijstrookmarkeringen moge-
lijk niet herkennen, waardoor de Lane Departure Warning-functie niet goed
werkt. Dit duidt echter niet op een storing.
●Wanneer door een gebied zonder rijstrookmarkeringen wordt gereden,
zoals bij een tolhuisje, een zebrapad of bij een kaartautomaat
●Bij het nemen van een scherpe bocht
●Wanneer de rijstrookmarkeringen zeer smal of breed zijn
●Wanneer de auto naar een kant overhelt als gevolg van een zware belading
of een onjuiste bandenspanning