TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2023Pages: 646, PDF Size: 150.61 MB
Page 101 of 646

LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of
lichte puntjes verschijnen. Dit
verschijnsel is kenmerkend voor
LCD-schermen en u kunt het scherm
zonder problemen blijven gebruiken.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor het gebruik
tijdens het rijden
• Wanneer u het multi-
informatiedisplay tijdens het rijden
bedient, let dan extra goed op de
veiligheid rondom de auto.
• Kijk tijdens het rijden niet
voortdurend op het multi-
informatiedisplay, aangezien u
anders voetgangers, objecten op de
weg, enz. over het hoofd kunt zien.
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
→Blz. 87
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel
A/: Van scherm veranderen en
verplaatsen van de cursor
/: De weergegeven informatie
wijzigen en omhoog/omlaag door het
scherm scrollen
BIndrukken: Invoeren/instellen
Ingedrukt houden: Resetten/
weergeven van de aan de
persoonlijke voorkeur aanpasbare
items, weergeven van de cursor
CTerugkeren naar het vorige scherm
DWeergeven van verzonden/
ontvangen oproepen en
oproepgeschiedenis
Wanneer het handsfree-systeem is
aangesloten, worden de verzonden en
ontvangen oproepen weergegeven.
Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem voor meer informatie
over het handsfree-systeem.
Wijzigen van de weergave
Het multi-informatiedisplay wordt
bediend met de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel.
Wijzigen van de instelling van het type
instrumentenpaneel
Het type instrumentenpaneel kan worden
gewijzigd met
.(→Blz. 102)
Wijzigen van het scherm
Selecteer items uit de combinatie van de
3 schermen om ze weer te geven op de
3 informatiedisplayzones. Druk op
ofvan de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om door het scherm
te scrollen.
2.1 Instrumentenpaneel
99
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 102 of 646

Wijzigen van de weergegeven informatie
Hiermee kunnen de items die in elk van
de informatiedisplayzones
(links/midden/rechts) worden
weergegeven, worden gewijzigd.
1. Houd
ingedrukt om de cursor
weer te geven in de
informatiedisplayzone (midden).
2. Druk op
ofom de cursor te
verplaatsen en de
informatiedisplayzone te selecteren.
3. Druk op
ofom de weer te
geven items te selecteren.
Items weergegeven in de
informatiedisplayzone
Selecteer de in de informatiedisplayzone
(links/rechts) weer te geven items.
1. Houd
ingedrukt om de cursor
weer te geven in de
informatiedisplayzone (midden).
2. Druk op
ofom de cursor te
verplaatsen en de
informatiedisplayzone te selecteren.
3. Informatiedisplayzone (links): Druk op
om de lijst van items weer te
geven. Informatiedisplayzone
(rechts): Druk op
om de lijst van
items weer te geven.
4. Druk op
ofom de weer te
geven items te selecteren.
5. Druk op
om de weergave van
items in te schakelen/uit te schakelen.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor het gebruik
tijdens het rijden
Probeer uit veiligheidsoverwegingen
tijdens het rijden de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel zo min
mogelijk te bedienen en blijf tijdens het
rijden niet continu naar het
multi-informatiedisplay kijken. Breng
de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoetsen van het
WAARSCHUWING!(Vervolg)
instrumentenpaneel. Als u dat niet
doet, kunt u een stuurfout maken,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
Brandstofverbruik
AGemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde
brandstofverbruik weer sinds de
functie is gereset of het gemiddelde
brandstofverbruik sinds starten of
tanken.
*1,2,3Het gemiddelde
brandstofverbruik dat wordt
geselecteerd via “Fuel Economy”
(brandstofverbruik) op het scherm
wordt weergegeven.
BActueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofverbruik
weer.
*1Gebruik het weergegeven
brandstofverbruik slechts ter referentie.
*2Het gemiddelde brandstofverbruik
sinds starten wordt telkens wanneer de
motor wordt afgezet gereset.
*3Het gemiddelde brandstofverbruik
sinds het resetten van de functie kan
worden gereset door
ingedrukt te
houden.
2.1 Instrumentenpaneel
100
Page 103 of 646

ECO-indicator
AECO-controlelampje
Tijdens milieuvriendelijk accelereren
(ECO-rijden) gaat het ECO-
controlelampje branden. Wanneer de
acceleratie de bovengrens van de
ECO-zone overschrijdt of wanneer de
auto tot stilstand komt, gaat het
lampje uit.
BECO-indicator
Toont de ECO-zone en de mate van
milieuvriendelijk rijden op basis van
de acceleratie.
CDe mate van milieuvriendelijk rijden
op basis van acceleratie
Als de acceleratie de bovengrens van
de ECO-zone overschrijdt, gaat de
rechterzijde van de ECO-indicator
branden. Op dat moment dooft het
ECO-controlelampje.
DECO-zone
De ECO-indicator werkt niet wanneer
In de volgende gevallen werkt de
ECO-indicator niet:
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan D.
• De paddle shift-schakelaar (indien
aanwezig) wordt bediend.
• Noch de normale modus, noch de
ECO-rijmodus is geselecteerd.• De rijsnelheid is ongeveer 130 km/h
of hoger.
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist)
*(→blz. 237)
• RSA (Road Sign Assist)*(→blz. 248)
• Cruise control*(→blz. 272)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*(→blz. 252)
• Snelheidsbegrenzer*(→blz. 275)
*Indien aanwezig
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven.
• Routebegeleiding naar bestemming
• Straatnaam
• Kompas
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave
Hiermee kunt u een audiobron of
nummer selecteren op het
instrumentenpaneel met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
2.1 Instrumentenpaneel
101
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 104 of 646

Weergave rij-informatie
Rij-informatie
2 items die worden geselecteerd met
behulp van de instelling van de “Drive
Info Items” (items rij-info) (gemiddelde
rijsnelheid en afstand) kunnen verticaal
worden weergegeven.
Gebruik de weergegeven informatie
slechts ter referentie.
• “Average Speed” (gemiddelde
rijsnelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het starten van de
motor weer
*
• “Distance” (afstand): Geeft de
gereden afstand sinds het starten van
de motor weer
*
• “Total Time” (totale tijd): Geeft de
verstreken tijd sinds het starten van
de motor weer
*
*
Deze items worden telkens wanneer de
motor wordt uitgeschakeld gereset.
Ritinformatie
2 items die worden geselecteerd met
behulp van de instelling van de “TRIP A
Items” (items rit A) of “TRIP B Items”
(items rit B) (gemiddelde rijsnelheid en
afstand) kunnen verticaal worden
weergegeven.
Gebruik de weergegeven informatie
slechts ter referentie.
• “Average Speed” (gemiddelde
rijsnelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het resetten van de
weergave weer
*
• “Distance” (afstand): Geeft de
afgelegde afstand sinds het resetten
van het display weer
*
• “Total Time” (totale tijd): Geeft de
verstreken tijd sinds het resetten van
het display weer
*
*
Geef om te resetten het gewenste item
weer en houdingedrukt.Weergave AWD-systeem
(AWD-uitvoeringen)
AWeergave koppelverdeling
Geeft de status van de aandrijving
van elk wiel weer in 6 stappen van
0 tot 5.
De getoonde afbeelding dient slechts
als voorbeeld en verschilt mogelijk
van het werkelijke beeld op het
multi-informatiedisplay.
Weergave instellingen
De voertuiginstellingen en de op het
scherm weergegeven informatie kunnen
worden gewijzigd met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Instellen
1. Houd
ingedrukt om de cursor
weer te geven in de
informatiedisplayzone (midden).
2. Druk met de cursor in de
informatiedisplayzone (midden) op
ofomte selecteren en druk
vervolgens op.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en verplaats de
cursor om het item te selecteren voor
het veranderen van de instellingen.
Als de functie wordt in- en
uitgeschakeld of als het volume, enz.
wordt gewijzigd op het instelscherm,
wordt de instelling, telkens wanneer
op
wordt gedrukt, gewijzigd. Het
instelscherm wordt weergegeven
door
ingedrukt te houden en
2.1 Instrumentenpaneel
102
Page 105 of 646

wordt weergegeven voor functies
waarvoor informatie over de werking,
de informatie op het display, enz. kan
worden geselecteerd. Selecteer, als
het instelscherm wordt weergegeven,
de instelling of de gewenste waarde
(tijd, enz.) met behulp van
.
4. Druk na het wijzigen van de
instellingen op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Helderheid instrumentenpaneel
aanpassen
Hiermee kunt u de helderheid van de
verlichting van het instrumentenpaneel
afstellen.
LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 237)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• “Lane Centre” (midden rijstrook)
Hiermee kunt u de Lane
Centering-functie in- of uitschakelen.
• “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de Lane Departure Alert instellen.
• “Sway Warning” (uitzw. waarsch.)
Hiermee kunt u de waarschuwing voor
slingeren in- of uitschakelen.
• “Sway Sensitivity” (gevoel. uitzw.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de waarschuwing voor slingeren
instellen.
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig) (→blz. 276)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• BSM (Blind Spot Monitor) aan/uit
Hiermee kunt u het BSM-systeem in-
of uitschakelen.
• “Brightness” (helderheid)Hiermee kunt u de helderheid van de
indicatoren in de buitenspiegels
wijzigen. (→Blz. 277)
• “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de timing van de
waarschuwing voor een naderend
voertuig wijzigen.
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• PCS aan/uit
Hiermee kunt u het Pre-Collision-
systeem in- of uitschakelen.
• “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u het
waarschuwingstijdstip van het
Pre-Crash Safety-systeem wijzigen.
Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig) (→blz. 281)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• Toyota Parking Assist-sensor aan/uit
Hiermee kan de Toyota Parking
Assist-sensor worden in- of
uitgeschakeld.
• “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
zoemer die bij het bedienen van de
Toyota Parking Assist-sensor klinkt
instellen.
RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig) (→blz. 291)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• RCTA (Rear Cross Traffic Alert) aan/uit
Hiermee kunt u het RCTA-systeem in-
of uitschakelen.
• “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
zoemer die bij het bedienen van het
RCTA-systeem klinkt instellen.
2.1 Instrumentenpaneel
103
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 106 of 646

PKSB (Parking Support Brake
System) (indien aanwezig) (→blz. 296)
Hiermee kunt u de Parking Support
Brake-functie in- of uitschakelen.
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 248)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• Road Sign Assist aan/uit
Hiermee kunt u de RSA (Road Sign
Assist) in- of uitschakelen.
• “Notification Method”
(meldingsmethode)
Hiermee kunt u elke
meldingsmethode wijzigen die wordt
gebruikt om de bestuurder te
waarschuwen wanneer het systeem
een te hoge snelheid of een
verkeersbord voor verboden in te
rijden signaleert.
• “Notification Level” (drempelwaarde
melding)
Hiermee kunt u elk meldingsniveau
dat wordt gebruikt om de bestuurder
te waarschuwen wanneer het systeem
een verkeersbord met een
snelheidslimiet signaleert, wijzigen.
Voertuiginstellingen
• DRCC (RSA) (indien aanwezig)
(→blz. 259)
Hiermee kunt u de Dynamic Radar
Cruise Control met Road Sign Assist
in- of uitschakelen.
•
PBD (elektrisch bedienbare
achterklep) (indien aanwezig)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
– Systeeminstellingen
Hiermee kan de functie elektrisch
bedienbare achterklep worden in-
of uitgeschakeld.
– “Hands Free” (handsfree)
*
Hiermee kunt u de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep in-
of uitschakelen.– “Opening Adjustment” (inst.
opening)
Selecteer de positie openen
wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep geheel is geopend.
– “Volume”
Hiermee kunt u het volume instellen
van de zoemer die klinkt wanneer de
elektrisch bedienbare achterklep in
werking is.
*Auto's met handsfree elektrisch
bedienbare achterklep
•
Stop & Start-systeem (indien
aanwezig)
Hiermee kunt u de werkingsduur van
het Stop & Start-systeem instellen als
de airconditioning is ingeschakeld
met de aircoschakelaar.
• “Rear Seat Reminder”
(herinneringsfunctie achterbank)
(→blz. 118) Hiermee kunt u de
herinneringsfunctie voor de
achterbank in- of uitschakelen.
• TPWS
(bandenspanningswaarschuwingssysteem)
(→blz. 386)
– “Set Pressure” (spanning instellen)
Hiermee kan het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
worden geïnitialiseerd.
– “Change Wheel” (band wisselen)
Hiermee kunt u de ingestelde
identificatiecode van de sensor van
het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
wijzigen. Om deze functie te kunnen
inschakelen moet een tweede set
identificatiecodes van de sensoren
van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
door een Toyota-dealer worden
geregistreerd. Neem voor meer
informatie over het wijzigen van de
geregistreerde identificatiecode
contact op met een Toyota-dealer.
2.1 Instrumentenpaneel
104
Page 107 of 646

Instellingen
• “Language” (taal)
Hiermee kunt u de taal op het
multi-informatiedisplay wijzigen.
• “Units” (eenheden)
Hiermee kan de eenheid voor het
brandstofverbruik worden gewijzigd.
• Meter Type (type
instrumentenpaneel)
Hiermee kan het type
instrumentenpaneel worden
gewijzigd.
• Meter Style (stijl instrumentenpaneel)
Hiermee kan de stijl van het
instrumentenpaneel worden
gewijzigd.
• Dial Type (type meter)
Hiermee kan het type meter worden
gewijzigd. (→Blz. 84)
•
(ECO-controlelampje)
(→blz. 101)
Hiermee kunt u het ECO-
controlelampje in- en uitschakelen.
• Fuel Economy (brandstofverbruik)
Hiermee kunt u de weergave van het
brandstofverbruik wijzigen.
(→Blz. 100)
• Drive Info (rij-informatie)
Hiermee kunt u de weergegeven items
van de rij-informatie wijzigen.
(→Blz. 102)
• “Pop-Up Display” (pop-updisplay)
Hiermee kunt u de pop-updisplays in-
of uitschakelen. Deze displays kunnen
in bepaalde situaties verschijnen.
• “Default” (Standaard)
Hiermee kunnen de instellingen van
de weergave van het
instrumentenpaneel worden gereset.
Helderheid van de
instrumentenverlichting (dagmodus en
nachtmodus)
De helderheid van de
instrumentenverlichting kan afzonderlijk
worden ingesteld.In de volgende gevallen wisselen de
tellers tussen dagmodus en nachtmodus.
• Dagmodus: Wanneer de achterlichten
zijn uitgeschakeld of wanneer de
achterlichten zijn ingeschakeld, maar
de omgeving licht is
• Nachtmodus: Wanneer de
achterlichten zijn ingeschakeld en de
omgeving donker is
Onderbreking van de weergave van de
instellingen
• In de volgende situaties wordt de
bediening van het instellingendisplay
tijdelijk uitgeschakeld.
– Wanneer er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay verschijnt.
– Wanneer de auto begint te rijden
• Bepaalde instellingen kunnen niet
gewijzigd worden tijdens het rijden.
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand voordat u instellingen
wijzigt.
• Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven, kan het
instelscherm tijdelijk niet worden
bediend.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing bij het instellen van
het display
Aangezien de motor tijdens het
instellen van het display moet draaien,
dient de auto te worden geparkeerd op
een plaats met voldoende ventilatie. In
een afgesloten ruimte, zoals een
garage, kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
2.1 Instrumentenpaneel
105
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 108 of 646

OPMERKING
Tijdens het instellen van het display
Zorg ervoor dat de motor draait tijdens
het instellen van het display om te
voorkomen dat de accu leeg raakt.
Weergave waarschuwingsmelding
Hiermee kunnen
waarschuwingsmeldingen en te nemen
maatregelen worden weergegeven als
een storing wordt gesignaleerd.
(→Blz. 427)
Comfortvoorzieningen
(suggestiefunctie)
Hiermee worden suggesties voor de
bestuurder weergegeven in de
onderstaande situaties. U kunt een
reactie op de weergegeven suggestie
selecteren met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Suggestie om de koplampen uit te
schakelen
Als de koplampen nog enige tijd blijven
ingeschakeld nadat het contact UIT is
gezet, verschijnt een melding van de
suggestiefunctie.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand
AUTO staat:
Selecteer “Yes” ( ja) om de koplampen uit
te schakelen.
Als het bestuurdersportier wordt
geopend nadat het contact UIT is gezet,
wordt deze melding van de
suggestiefunctie niet weergegeven.Suggestie om de elektrisch bedienbare
ruiten te sluiten (gekoppeld aan de
werking van de ruitenwissers)
Als de ruitenwissers worden bediend
terwijl een of meer elektrisch bedienbare
ruiten zijn geopend, verschijnt een
melding van de suggestiefunctie met de
vraag of u de elektrisch bedienbare ruiten
wilt sluiten.
Selecteer “Yes” ( ja) om alle elektrisch
bedienbare ruiten te sluiten.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 474)
2.1.7 Informatie over
brandstofverbruik
De informatie over het brandstofverbruik
kan worden weergegeven op het
multimedia-display.
Weergaveprocedure
Druk in het hoofdmenu op
en druk
vervolgens op “Trip information”
(ritinformatie).
Weergave actueel brandstofverbruik
Als een ander brandstofverbruikscherm
dan “Current” (huidig) wordt
weergegeven, selecteer dan “Current”
(huidig).
Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globale waarde.
Sommige schermen kunnen afwijken
afhankelijk van het type
multimedia-display.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en
kan afwijken van de werkelijke situatie.
2.1 Instrumentenpaneel
106
Page 109 of 646

AResetten van de verbruiksgegevens
BHet brandstofverbruik gedurende de
laatste 15 minuten
CActueel brandstofverbruik
DDe gemiddelde rijsnelheid sinds het
starten van de motor.
ERitafstand
FDe verstreken tijd sinds het starten
van de motor.
Scherm “History” (geschiedenis)
Als een ander scherm dan “History”
(geschiedenis) wordt weergegeven,
selecteer dan “History” (geschiedenis).
Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globale waarde.
Sommige schermen kunnen afwijken
afhankelijk van het type
multimedia-display.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en
kan afwijken van de werkelijke situatie.
ARecent brandstofverbruik
BHet laagste gemeten
brandstofverbruik
CHet vorige gemeten
brandstofverbruik
DDe gegevens uit de geschiedenis
resetten
EHet recente brandstofverbruik
bijwerken
De gegevens uit de geschiedenis
bijwerken
Werk het recente brandstofverbruik bij
door op “Update” (updaten) te drukken
om het actuele brandstofverbruik
opnieuw te meten.
De gegevens resetten
De verbruiksgegevens kunnen worden
gewist door op “Clear data” (gegevens
wissen) te drukken.
Ritafstand
Geeft de geschatte maximale afstand aan
die nog met de in de tank aanwezige
brandstof kan worden gereden.
Deze afstand wordt berekend op basis
van het gemiddelde brandstofverbruik.
Hierdoor kan de werkelijke afstand die
nog kan worden gereden, afwijken van de
weergegeven afstand.
2.1 Instrumentenpaneel
107
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 110 of 646

2.1 Instrumentenpaneel
108