TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2023Pages: 646, PDF Size: 150.61 MB
Page 391 of 646

Initialiseren van het bandenspanning-
swaarschuwingssysteem (4,2 inch of
7 inch display)
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet de motor uit.
Er kan niet worden geïnitialiseerd
wanneer de auto rijdt.
2. Breng de banden op de
voorgeschreven spanning bij koude
banden. (→Blz. 471)
Breng de banden op de
voorgeschreven spanning voor de
banden in koude toestand. Deze
spanning vormt de
referentiespanning voor het banden-
spanningswaarschuwingssysteem.
3. Zet het contact AAN.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer
.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
“Vehicle Settings”
(voertuiginstellingen) en houd
vervolgens
ingedrukt.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer TPWS
en druk vervolgens op
.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer “Set
Pressure” (stel bandenspanning in).
Houd vervolgens
ingedrukt.
De melding “Setting Tire Pressure
Warning System” (banden-
spanningswaarschuwingssysteem
wordt ingesteld) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay en het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning knippert 3 keer.
Wanneer de melding verdwijnt, is de
initialisatie voltooid.Initialiseren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
(12,3 inch display)
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet de motor uit.
Er kan niet worden geïnitialiseerd
wanneer de auto rijdt.
2. Breng de banden op de
voorgeschreven spanning bij koude
banden. (→Blz. 471)
Breng de banden op de
voorgeschreven spanning voor de
banden in koude toestand. Deze
spanning vormt de
referentiespanning voor het banden-
spanningswaarschuwingssysteem.
3. Zet het contact AAN.
4. Houd
ingedrukt om de cursor
weer te geven in de
informatiedisplayzone (midden) van
het multi-informatiedisplay.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren en druk vervolgens op.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer “
Vehicle Settings”
(voertuiginstellingen) en houd
vervolgens
ingedrukt.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer TPWS
en druk vervolgens op
.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
389
6
Onderhoud en verzorging
Page 392 of 646

8. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer “Set
Pressure” (stel bandenspanning in).
Houd vervolgens
ingedrukt.
De melding “Setting Tire Pressure
Warning System” (bandenspanning-
swaarschuwingssysteem wordt
ingesteld) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay en het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning knippert 3 keer.
Wanneer de melding verdwijnt, is de
initialisatie voltooid.
Wanneer initialiseren
Voer de initialisatie uit na het op
spanning brengen van de banden. Zorg er
daarnaast voor dat de banden koud zijn
bij de initialisatie en bij het aanpassen
van de bandenspanning.
De initialisatieprocedure
• Als u het contact tijdens de
initialisatie per ongeluk UIT hebt
gezet, dan is het niet noodzakelijk de
initialisatie weer te starten, omdat de
initialisatie automatisch herstart
wordt wanneer het contact de
volgende keer AAN wordt gezet.
• Als u per ongeluk de initialisatie
uitvoert wanneer initialiseren niet
nodig is, breng de banden dan op de
juiste spanning wanneer ze koud zijn
en voer de initialisatie opnieuw uit.Als de initialisatie van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem niet
voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in
enkele minuten. In de volgende gevallen
worden de instellingen echter niet
opgeslagen en zal het systeem niet goed
werken. Laat, als herhaalde pogingen de
bandenspanning op te slaan mislukken,
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als de resetknop van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
wordt bediend, gaat het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet 3 keer
knipperen.
• Nadat er na de initialisatie gedurende
een bepaalde tijd gereden is, gaat het
waarschuwingslampje branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd.
WAARSCHUWING!
Bij het initialiseren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
Initialiseer het bandenspannings-
waarschuwingssysteem niet voordat de
banden op de voorgeschreven
spanning zijn gebracht. Anders kan het
voorkomen dat het
waarschuwingslampje voor de lage
bandenspanning niet gaat branden
terwijl de bandenspanning te laag is, of
wel gaat branden terwijl de
bandenspanning in orde is.
Registreren van identificatiecodes
(auto's met bandenspanning-
swaarschuwingssysteem)
Elke bandenspanningssensor en -zender is
voorzien van een unieke identificatiecode.
Naast de set identificatiecodes van de
sensoren van het bandenspannings-
waarschuwingssysteem die al bij de auto is
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
390
Page 393 of 646

geregistreerd, kan een tweede set
identificatiecodes worden geregistreerd.
Een tweede set identificatiecodes van de
sensoren van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
kan door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige worden geregistreerd. Als er
2 sets identificatiecodes zijn geregistreerd,
kunnen beide sets identificatiecodes
worden geselecteerd.
6.3.6 Bandenspanning
Zorg ervoor dat de banden de juiste
spanning hebben. De bandenspanning
moet ten minste eenmaal per maand
gecontroleerd worden. Toyota beveelt u
echter aan de bandenspanning eens per
twee weken te controleren. (→Blz. 471)
Gevolgen van een onjuiste
bandenspanning
Het rijden met een onjuiste
bandenspanning kan de volgende
gevolgen hebben:
• Hoger brandstofverbruik
• Verminderd rijcomfort en een slechte
handling
• Kortere levensduur van de banden als
gevolg van slijtage
• Een onveilige auto
• Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden
opgepompt, laat deze dan controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Instructies voor het controleren van de
bandenspanning
Let bij het controleren van de
bandenspanning op het volgende:
• Controleer de bandenspanning alleen
als de banden koud zijn. Als uw auto
ten minste 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,5 km heeft gereden,
kunt u de bandenspanning voor koude
banden correct aflezen.
• Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter. Het is
moeilijk te bepalen of een band de
juiste bandenspanning heeft op basis
van alleen het uiterlijk.
• Het is normaal dat de spanning van
een band na een rit is opgelopen
aangezien warmte wordt gegenereerd
in de band. Laat na het rijden geen
lucht uit de banden lopen om de
spanning te verlagen.
• Verdeel de passagiers en het gewicht
van de bagage gelijkmatig over de
auto.
WAARSCHUWING!
Een goede bandenspanning zorgt
voor een langere levensduur van de
banden
Houd de bandenspanning op de juiste
waarde. Als de banden niet de juiste
spanning hebben, kunnen
onderstaande zaken zich voordoen. Dit
kan leiden tot een ongeval waarbij
dodelijk of ernstig letsel kan ontstaan.
• Overmatige slijtage
• Ongelijkmatige slijtage
• Slecht rijgedrag
• Mogelijke klapband door
oververhitting
• Luchtlekkage tussen de band en velg
• Wielvervorming en/of beschadiging
van de band
• Groter risico op beschadiging van de
band tijdens het rijden (als gevolg
van voorwerpen op het wegdek,
verbindingsstukken of scherpe
randen in het wegdek, enz.)
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
391
6
Onderhoud en verzorging
Page 394 of 646

OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning
brengen van de banden
Plaats na controle altijd de
ventieldopjes. Zonder de ventieldopjes
kan er vuil en vocht in het inwendige van
de ventielen doordringen. Hierdoor kan
de afdichting in gevaar komen, wat kan
leiden tot een lagere bandenspanning.
6.3.7 Velgen
Als een velg verbuigingen of scheuren
vertoont of erg gecorrodeerd is, moet
deze vervangen worden. Anders kan de
band van de velg raken of kan de auto
moeilijk beheersbaar worden.
Keuze van velg
Let er bij het vervangen van velgen op dat
deze hetzelfde draagvermogen, dezelfde
diameter, velgbreedte en ET-waarde
*
hebben.
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*“Offset” is de gebruikelijke term.
Toyota adviseert u het volgende niet te
gebruiken:
• Velgen van verschillende maten of
types
• Gebruikte velgen
• Verbogen velgen die hersteld zijn
Bij het vervangen van velgen (auto's
met bandenspanning-
swaarschuwingssysteem)
De velgen van uw auto zijn uitgerust met
bandenspanningssensoren en -zenders
voor het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem, dat in een vroegtijdig stadium
waarschuwt als de bandenspanning te
laag wordt. Bij het vervangen van velgenmoeten er bandenspanningssensoren en
-zenders worden geplaatst. (→Blz. 386,
blz. 393)
WAARSCHUWING!
Vervangen van velgen
• Gebruik alleen de in deze handleiding
aanbevolen maat velgen en banden.
Een andere maat kan resulteren in
een slechtere controle over de auto.
• Gebruik nooit een binnenband bij
een poreuze velg die ontworpen is
voor een tubeless band. Als u dat wel
doet, kan dat leiden tot een ongeval
waarbij dodelijk of ernstig letsel kan
ontstaan.
Plaatsen van wielmoeren
• Plaats de wielmoeren met de schuine
kant naar het wiel toe. (→Blz. 445)
Als de wielmoeren worden geplaatst
met de schuine kant van het wiel af,
kan de velg beschadigd raken
waardoor het wiel tijdens het rijden
kan losraken. Dit kan leiden tot een
ongeval, met dodelijk of ernstig
letsel als gevolg.
• Breng nooit olie of vet aan op de
wielbouten of -moeren. Door het
gebruik van olie of vet worden de
wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of
de velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren
loslopen en de wielen losraken, wat
kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
Verwijder olie of vet van de
wielbouten of wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet
toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde
velgen.
Als u dat wel doet, kan er tijdens het
rijden lucht uit de band ontsnappen,
waardoor een ongeval zou kunnen
ontstaan.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
392
Page 395 of 646

OPMERKING
Vervangen van
bandenspanningssensoren en
-zenders (auto's met bandenspanning-
swaarschuwingssysteem)
• Omdat het repareren of vervangen
van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en
-zenders, adviseren we u deze
werkzaamheden uit te laten voeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Ga ook voor de
aanschaf van
bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
• Gebruik uitsluitend de Toyota-
wielmoeren en de Toyota-
wielmoersleutel bij uw lichtmetalen
velgen.
• Controleer de wielmoeren na de
eerste 1.600 km telkens als een band
is verwisseld, een band is gerepareerd
of is vervangen.
• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
6.3.8 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen
1. Zet het contact UIT.
2. Open het dashboardkastje en schuif
de demper los.
3. Druk de nokken aan beide zijden van
het dashboardkastje in en open het
dashboardkastje langzaam helemaal
terwijl u het ondersteunt.
4. Til het volledig geopende
dashboardkastje iets omhoog en trek
het richting de stoel om de onderzijde
van het dashboardkastje los te maken.
Oefen geen overmatige kracht uit
wanneer het dashboardkastje niet
loskomt wanneer u er licht aan trekt.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
393
6
Onderhoud en verzorging
Page 396 of 646

Trek het dashboardkastje in plaats
daarvan richting de stoel terwijl u de
hoogte van het dashboardkastje
enigszins aanpast.
5. Ontgrendel de afdekkap van het filter
(
A), haal de afdekkap van het filter
uit de klauwen (
B) en verwijder de
afdekkap van het filter.
6. Verwijder de filterhouder.
7. Verwijder het interieurfilter uit de
filterhouder en vervang het.
De merktekens
UP op het filter
moeten naar boven wijzen.8. Plaatsen: Herhaal de genoemde
stappen in omgekeerde volgorde.
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter
volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel
verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie het onderhoudsboekje
of het garantieboekje voor het
onderhoudsschema.)
Als er te weinig lucht uit de
ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer
het filter en vervang het indien nodig.
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter
aanwezig is.
Als de airconditioning zonder filter
gebruikt wordt, kan het systeem
beschadigd raken.
Bij het verwijderen van het
dashboardkastje
Volg altijd de voorgeschreven procedure
voor het verwijderen van het
dashboardkastje (→blz. 393). Als het
dashboardkastje wordt verwijderd
zonder dat de voorgeschreven
procedure wordt gevolgd, kan het
scharnier van het dashboardkastje
beschadigd raken.
Voorkomen van schade aan de
afdekkap van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap
van het filter in de richting van de pijl om
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
394
Page 397 of 646

OPMERKING(Vervolg)
de bevestiging los te nemen, geen
overmatige kracht uit op de klauwen.
Anders kunnen de klauwen beschadigd
raken.
6.3.9 Ruitenwisserrubber
vervangen
Voer bij het vervangen van het
ruitenwisserrubber de onderstaande
procedure uit voor iedere ruitenwisser.
Ruitenwissers voor
Verwijderen en plaatsen van
ruitenwisserblad voor
1. Houd het haakgedeelte
Avan de
ruitenwisserarm vast en til eerst de
ruitenwisser aan bestuurderszijde op
en daarna de ruitenwisser aan
passagierszijde.
Laat, als u de ruitenwisserarmen weer
in hun oorspronkelijke stand terugzet,
eerst de ruitenwisser aan
passagierszijde zakken en daarna de
ruitenwisserarm aan
bestuurderszijde.2. Til de aanslag omhoog met een
sleufkopschroevendraaier, zoals
aangegeven in de afbeelding.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek om
schade aan de ruitenwisserarm te
voorkomen.
3. Verschuif het ruitenwisserblad om het
te verwijderen van de
ruitenwisserarm.
Plaatsen: Herhaal de genoemde
stappen in omgekeerde volgorde.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
395
6
Onderhoud en verzorging
Page 398 of 646

Ruitenwisserrubber vervangen
1. Trek aan het ruitenwisserrubber om
de klauw van het ruitenwisserblad los
te maken van de aanslag en trek het
ruitenwisserrubber naar buiten.
AAanslag
BKlauw
2. Verwijder de 2 metalen plaatjes van
het verwijderde ruitenwisserrubber
en plaats de plaatjes op een nieuw
ruitenwisserrubber.
Zorg ervoor dat de plaats van de
uitsparing en de richting van de
kromming hetzelfde zijn als bij het
verwijderen.
3. Plaats het ruitenwisserrubber op het
ruitenwisserblad vanaf de zijde
zonder aanslag.
4. Zet de aanslag van het
ruitenwisserrubber goed vast in de
klauw van het ruitenwisserblad.Achterruitenwisser
1. Beweeg het ruitenwisserblad tot een
klikgeluid is te horen en de klauw
losgaat. Verwijder vervolgens het
ruitenwisserblad van de
ruitenwisserarm.
2. Trek het ruitenwisserrubber naar
buiten, voorbij de aanslag op het
ruitenwisserblad, en trek het
vervolgens verder naar buiten totdat
het volledig is verwijderd.
Houd het ruitenwisserblad lichtjes
vast tussen de klauwen, zodat het
ruitenwisserrubber omhoog kan
komen en gemakkelijker kan worden
verwijderd.
3. Verwijder de 2 metalen plaatjes van
het oude ruitenwisserrubber en plaats
ze op het vervangende
ruitenwisserrubber.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
396
Page 399 of 646

4. Plaats het ruitenwisserrubber en
begin hierbij bij de klauw in het
midden van het ruitenwisserblad.
Geleid het ruitenwisserrubber door de
3 klauwen, zodat het uit de aanslag
steekt en geleid het
ruitenwisserrubber dan door de laatst
overgebleven klauw.
Wanneer u een beetje
ruitensproeiervloeistof op het
ruitenwisserrubber aanbrengt,
kunnen de klauwen gemakkelijker in
de groeven worden geplaatst.
5. Controleer of de klauwen van het
ruitenwisserblad in de groeven van
het ruitenwisserrubber zijn geplaatst.
Als de klauwen van het
ruitenwisserblad niet in de groeven
van het ruitenwisserrubber zijn
geplaatst, pak dan het
ruitenwisserrubber vast en schuif het
een aantal keer naar voren en
achteren om de klauwen in de
groeven te plaatsen.
Til het midden van het
ruitenwisserrubber iets op om ervoor
te zorgen dat het rubbergemakkelijker kan worden
verschoven.
6. Volg bij het plaatsen van een
ruitenwisserblad de procedure in stap
1in omgekeerde volgorde.
Controleer na het plaatsen van het
ruitenwisserblad of de verbinding
goed geborgd is.
Omgaan met het ruitenwisserblad en
ruitenwisserrubber
Onjuist omgaan met de
ruitenwisserbladen of
ruitenwisserrubbers kan schade eraan tot
gevolg hebben. Indien u twijfels hebt over
het zelf vervangen van de
ruitenwisserbladen of
ruitenwisserrubbers, neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Bij het optillen van de ruitenwissers
voor
• Wanneer u de ruitenwisserarmen
optilt van de voorruit, til dan eerst de
ruitenwisser aan bestuurderszijde op
en daarna de wisser aan
passagierszijde. Begin, als u de
ruitenwisserarmen weer in hun
oorspronkelijke stand terugzet, aan
de passagierszijde.
• Til de ruitenwissers voor niet op aan
het ruitenwisserblad. Anders kan het
ruitenwisserblad vervormd raken.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
397
6
Onderhoud en verzorging
Page 400 of 646

OPMERKING(Vervolg)
• Bedien de ruitenwisserhendel niet
wanneer de ruitenwissers voor zijn
opgetild. Als u dat wel doet, raken de
ruitenwissers voor mogelijk de
motorkap, hetgeen kan resulteren in
schade aan de ruitenwissers voor
en/of de motorkap.
Voorkomen van schade
• Let op dat de klauwen niet beschadigd
raken bij het vervangen van het
ruitenwisserrubber.
• Plaats, nadat het ruitenwisserblad van
de ruitenwisserarm is verwijderd, een
doek o.i.d. tussen de achterruit en de
ruitenwisserarm om beschadiging
van de achterruit te voorkomen.
• Trek niet te hard aan het
ruitenwisserrubber en vervorm de
metalen plaatjes ervan niet.
6.3.10 Batterij
afstandsbediening/elektronische
sleutel
Vervang de batterij door een nieuw
exemplaar als deze ontladen raakt.
Als de sleutelbatterij ontladen is
De volgende verschijnselen kunnen zich
voordoen:
• Het Smart entry-systeem met
startknop (indien aanwezig) en de
afstandsbediening werken niet goed.
• Het bereik van de afstandsbediening
zal kleiner worden.
Zaken die u dient klaar te leggen
Leg de volgende zaken klaar voordat u de
batterij vervangt:
• Sleufkopschroevendraaier
• Kleine sleufkopschroevendraaier
• Lithiumbatterij CR2032
Gebruik een CR2032 lithiumbatterij
• Batterijen zijn verkrijgbaar bij een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een anderenaar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige, plaatselijke
elektrozaken of fotospeciaalzaken.
• Vervang de batterij alleen door het
door de fabrikant aanbevolen type.
• Gooi batterijen niet weg, maar lever ze
in als KCA.
Batterij vervangen
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop
1. Verwijder het deksel.
Gebruik het juiste formaat
schroevendraaier. Wanneer u
geforceerd wrikt, kan het kapje
beschadigd raken.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek om
schade aan de sleutel te voorkomen.
2. Verwijder het kapje van de batterij.
Als het verwijderen van het kapje van
de batterij moeilijk gaat, til dan de
rand op om het te verwijderen.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
398