TOYOTA RAV4 HYBRID 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2018, Model line: RAV4 HYBRID, Model: TOYOTA RAV4 HYBRID 2018Pages: 690, PDF Size: 31.07 MB
Page 621 of 690

6207-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Plaats het ontluchtingsdopje op
het uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet
wordt geplaatst, ontsnapt er moge-
lijk bandenreparatievloeistof en
kan de auto vuil worden.
Berg de fles, terwijl deze aan de compressor is bevestigd, tijdelijk
op in de bagageruimte.
Rijd, om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig over de band t e
verdelen, meteen ongeveer 5 km met een snelheid van maximaal
80 km/h.
Stop, nadat u ongeveer 5 km/h
hebt gereden, op een veilige
plaats met een harde en hori-
zontale ondergrond en verwij-
der het ontluchtingsdopje van
de slang voordat u de reparatie-
set opnieuw aansluit.
Zet de compressor aan, wacht
enkele seconden en zet de
compressor weer uit. Contro-
leer de bandenspanning.
Als de bandenspanning lager
is dan 130 kPa (1,3 kg/cm
2 of
bar, 19 psi): Het gat kan niet
worden gerepareerd. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere
naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskun-
dige.
16
17
18
19
20
1
Page 622 of 690

6217-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm2 of bar, 19 psi) of
hoger is, maar lager dan de voorgeschreven spanning: Ga door
naar stap .
Als de bandenspanning juist i s: Ga door naar stap .
Zet de compressor aan om de band op de voorgeschreven span-
ning te brengen. Rijd ongeveer 5 k m en ga dan verder met stap .
Plaats het ontluchtingsdopje op
het uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet
wordt geplaatst, ontsnapt er moge-
lijk bandenreparatievloeistof en
kan de auto vuil worden.
Berg de fles, terwijl deze aan de compressor is bevestigd, op i n de
bagageruimte.
Voorkom plotseling remmen, plotseling accelereren en scherpe
bochten en rijd voorzichtig met een snelheid van minder dan 80 km/
h naar de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dealer of hersteller/ repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
■ Bandenreparatieset
●De bandenreparatievloeistof is beperkt houdbaar. De uiterste ho udbaar-
heidsdatum staat vermeld op de fles. De bandenreparatievloeisto f dient
voor de uiterste houdbaarheidsdatum te worden vervangen. Neem v oor ver-
vanging contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun dige.
● De vloeistof in de bandenreparatieset kan slechts eenmalig word en gebruikt
om een enkele band tijdelijk te repareren. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere na ar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het afdichtingsmid del is
gebruikt en een nieuwe patroon met bandenreparatievloeistof moet worden
gekocht.
● De reparatievloeistof kan worden gebruikt bij temperaturen van -40 °C tot
60 °C.
● De reparatieset is speciaal ontworpen voor de standaard op uw a uto
gemonteerde banden. Gebruik de set niet voor banden met een afw ijkende
maat of voor andere doeleinden.
2
21
322
21
19
22
23
24
Page 623 of 690

6227-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
●Als de bandenreparatievloeistof op uw kleren komt, kan deze vle kken ver-
oorzaken.
● Eventueel gemorste bandenreparatievloeistof moet direct van het wiel of de
carrosserie worden verwijderd. Veeg het oppervlak onmiddellijk af met een
vochtige doek.
● Tijdens de werking van de reparatieset wordt veel lawaai geprod uceerd. Dit
is normaal en duidt niet op een storing.
● Niet gebruiken om de bandenspanning te controleren of op de voo rgeschre-
ven waarde te brengen.
■ Als de band te hard wordt opgepompt
Neem de slang los van het ventiel.
Neem de slang los van het ventiel, verwijder het dopje van de s lang en sluit
dan de slang weer aan.
Zet de compressor aan, wacht enkele seconden en zet de compressor
weer uit. Controleer of de bandenspanningsmeter de voorgeschrev en
spanning aangeeft.
Zet de compressor weer aan als de spanning onder de voorgeschre ven
waarde ligt en vul de band tot de juiste spanning is bereikt.
■ Nadat een band is gerepareer d met de bandenreparatieset
● Vervang de bandenspanningssensor en -zender.
● Zelfs als de bandenspanning op het voorgeschreven niveau ligt, gaat moge-
lijk het waarschuwingslampje lage bandenspanning branden/knippe ren.
■ Aanwijzing voor het controleren van de bandenreparatieset
Controleer regelmatig de uiterste houdbaarheidsdatum van de ban denrepa-
ratievloeistof.
De uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld op de fles.
Gebruik de bandenreparatievloeistof niet wanneer de uiterste ho udbaar-
heidsdatum is verstreken. U kunt de reparatie mogelijk niet uit voeren met de
bandenreparatieset. Plaats het dopje op het uiteinde van de
slang en duw het uitstekende gedeelte
van het dopje in het ventiel van de band
om wat lucht te laten ontsnappen.
1
2
3
4
Page 624 of 690

6237-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen bij het ge bruik van de bandenreparatievloe istof
● Het inslikken van bandenreparatievloeistof is schadelijk voor u w gezond-
heid. Drink zo veel mogelijk water en raadpleeg direct een huis arts wan-
neer u bandenreparatievloeistof hebt ingeslikt.
● Spoel direct met water wanneer bandenreparatievloeistof in uw o gen of op
uw huid is terechtgekomen. Raadpleeg een huisarts als u zich ni et lekker
blijft voelen.
■ Bij het repareren van een lekke band
● Parkeer de auto op een veilige plaats en een vlakke ondergrond.
● Sluit de slang stevig aan op het ventiel terwijl het wiel aan d e auto beves-
tigd is.
● Als de slang niet goed is aangesloten op het ventiel, kan er lucht ontsnap-
pen of kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
● Als de slang tijdens het vullen loskomt van het ventiel, is het mogelijk dat
de slang abrupte bewegingen maakt vanwege de luchtdruk.
● Nadat de band gevuld is, kunnen er spetters bandenreparatievloe istof
naar buiten komen als de slang wordt losgemaakt of wanneer u lu cht uit
de band laat ontsnappen.
● Volg voor het repareren van de band de volgende procedure. Als u de pro-
cedures niet volgt, kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
● Bewaar afstand tot de band wanneer deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Zet de schakelaar van de compressor direct ui t als u
ziet dat de band scheurtjes vertoont of vervormt.
● De reparatieset kan oververhit raken als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de reparatieset niet langer dan 60 minu ten achter
elkaar.
● Delen van de reparatieset worden tijdens het gebruik heet. Behandel de
reparatieset voor en na gebruik voorzichtig. Raak het metalen deel rond
de verbinding tussen de fles en de compressor niet aan. Dit is namelijk
zeer heet.
● Plak de waarschuwingssticker voor de rijsnelheid alleen op de a ange-
geven plaats. Als de sticker wordt aangebracht op een plaats wa ar zich
een airbag bevindt, zoals op het middelste deel van het stuurwiel, dan kan
dit de werking van het airbagsysteem hinderen.
Page 625 of 690

6247-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
WAARSCHUWING
■Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen
● Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het ma ken van
bochten.
● Als de auto niet rechtuit rijdt of als u merkt dat het stuurwie l naar één kant
trekt, brengt u de auto tot stilstand en controleert u het volgende:
• Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
• Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm
2 of bar,
19 psi) of lager is, is de band mogelijk ernstig beschadigd.
OPMERKING
■ Een noodreparatie uitvoeren
● Een band mag alleen met de bandenreparatieset worden gerepareer d
indien de beschadiging is veroorzaakt door perforatie van het l oopvlak
door een scherp voorwerp, zoals een spijker of een schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet uit de band. Door het verwijderen
van de spijker of de schroef kan het gat groter worden waardoor de band
niet meer tijdelijk gerepareerd kan worden.
● De reparatieset is niet waterbestendig. Zorg dat de bandenrepar atieset
niet in aanraking komt met water, bijvoorbeeld bij gebruik tijd ens regen.
● Zet de bandenreparatieset niet op een stoffige ondergrond, zoal s in het
zand of in de berm. Als de reparatieset stof e.d. opzuigt, kunn en er storin-
gen optreden.
■ Gebruik van de bandenreparatieset
● De reparatieset heeft als voeding 12V-gelijkstroom nodig. Sluit de repara-
tieset niet aan op andere voedingsbronnen.
● Als er benzinedruppels op de reparatieset terechtkomen, kan de set defect
raken. Zorg dat de set niet met benzine in aanraking kan komen.
● Berg de reparatieset op in de bagageruimte, buiten bereik van k inderen.
● Demonteer de reparatieset niet en breng geen wijzigingen aan. S tel
onderdelen als de bandenspanningsmeter niet bloot aan schokken. Hier-
door kunnen storingen optreden.
■ Voorkomen van schade aan de band enspanningssensoren en -zenders
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werke n de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op m et een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere na ar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Vervang na het gebruik van ban-
denreparatievloeistof de bandenspanningssensor en -zender wanneer de
band wordt gerepareerd of vervangen. ( →Blz. 515)
Page 626 of 690

6257-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Als het hybridesyste em niet kan worden
gestar t
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
● De elektronische sleutel werkt mogelijk niet goed. ( →Blz. 627)
● Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Vul de brandstoftank. ( →Blz. 82)
● Er kan een storing aanwezig z ijn in de startblokkering. (→Blz. 85)
● Er kan een storing aanwezig z ijn in het stuurslotsysteem.
● Het hybridesyste em van de motor is mogelijk defect als gevolg v an
een elektrische storing, zoals een ontladen batterij van de ele ktroni-
sche sleutel of een defecte zeke ring. Er bestaat echter, afhankelijk
van het soort storing, een noodm aatregel om het hybridesysteem
te starten. ( →Blz. 626)
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
● De 12V-accu is moge lijk te ver ontladen. (→Blz. 630)
● De accuklemmen zitten mogeli jk los of zijn gecorrodeerd.
( → Blz. 509)
Het niet starten van het hybridesysteem kan verschillende oor-
zaken hebben. Raadpleeg het vo lgende overzicht en onderneem
de bijpassende acties:
Het hybridesysteem kan niet worden gestart, ook al is de start-
procedure correct uitgevoerd. ( →Blz. 311)
De interieurverlichting en de koplampen gaan zwakker branden
of de claxon maakt gee n of weinig geluid.
Page 627 of 690

6267-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
● De 12V-accu is moge lijk te ver ontladen. (→Blz. 630)
● Een of beide accuklemme n kunnen loszitten. (→Blz. 509)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep ara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste d es-
kundige als het probleem niet verholpen kan worden of als de
reparatieprocedure niet bekend is.
Wanneer het hybridesysteem niet start maar de startknop normaal
werkt, kan het systeem aan de hand van de volgende stappen voor lo-
pig worden gestart:
Gebruik deze startprocedur e alleen in noodgevallen.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehe ndel in stand P.
Zet het contact in stand ACC.
Houd de startknop g edurende 15 seconden ingedrukt terwijl het
rempedaal stevig wordt ingetrapt.
Ook als het hybridesysteem met behulp van deze stappen kan wor-
den gestart, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. L aat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa rateur
of een andere naar behoren gek walificeerde en uitgeruste deskun -
dige.
De interieurverlichting en de koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Noodstartfunctie
1
2
3
4
Page 628 of 690

6277-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
Gebruik de mechanische sleutel
( → Blz. 134) om de volgende han-
delingen uit te voeren:
Vergrendelen van alle portieren
Ontgrendelen van alle portieren
Als de communicatie tussen de e lektronische sleutel en de auto
is verbroken ( →Blz. 212) of de elektronische sleutel niet kan
worden gebruikt omdat de batterij leeg is, werken het Smart
entry-systeem met startknop en de afstandsbediening niet. In
dergelijke gevallen kunnen de portieren en de achterklep wor-
den geopend of kan het hybridesysteem worden gestart volgens
onderstaande procedure.
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren
1
2
Page 629 of 690

6287-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Controleer of de selectiehendel in stand P staat en trap het re mpe-
daal in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-
logo tegen de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gedetecteerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via
de persoonlijke voorkeursinstellin-
gen, wordt het contact in stand
ACC gezet.
Trap het rempedaal stevig in en controleer of op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven.
Druk op de startknop.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep ara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste d es-
kundige als het hybri desysteem nog steeds n iet kan worden gestart.
Starten van het hybridesysteem
1
2
3
4
Page 630 of 690

6297-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
■Uitschakelen van het hybridesysteem
Zet de selectiehendel in stand P en druk op de startknop zoals u normaal
doet bij het uitschakelen van het hybridesysteem.
■ Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij
van de elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervange n als deze ont-
laden is. ( →Blz. 543)
■ Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als de mechanische sle utel wordt
gebruikt om de portieren te vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een portier met de mechani sche sleu-
tel wordt ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
■ Wijzigen van de standen van het contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens stap hierboven op de st artknop.
Het hybridesysteem wordt niet ingeschakeld en de stand verander t iedere
keer dat de knop wordt ingedrukt. ( →Blz. 312)
■ Als de elektronische sleutel niet goed werkt
●Controleer of het Smart entry-systeem met startknop niet is uit geschakeld
via de persoonlijke voorkeursinstellingen. Is de functie uitges chakeld, scha-
kel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 662)
● Controleer of de energiebesparende functie voor de batterij is ingeschakeld.
Is de functie ingeschakeld, schakel hem dan uit. ( →Blz. 208)
3