YAMAHA FJR1300A 2014 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2014, Model line: FJR1300A, Model: YAMAHA FJR1300A 2014Pages: 116, PDF Size: 3.19 MB
Page 41 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-26
3
OPMERKINGHet ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van onder de zitting
en wanneer u de remhendel of het
rempedaal licht bedient, kan een tril-
ling in de hendel of het pedaal voel-
baar zijn. Dit duidt niet op een storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem voor
het uitvoeren van deze test contact op
met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA16831
Hou d alle soorten ma gneten (inclusief
ma gneet grijpers, ma gnetische schroe-
ven draaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaaf, an ders
kunnen de ma gnetische rotors van de
wielnaven bescha digd raken met een
onjuiste werkin g van het ABS-systeem
en gekoppel de remsysteem tot g evolg.
DAU54271
Tractiereg elingDe tractieregeling draagt bij aan het behou-
den van grip bij het optrekken op gladde
oppervlakken, zoals onverharde of natte
wegen. Wanneer sensoren detecteren dat
het achterwiel begint te slippen (ongecon-
troleerde slip), grijpt de tractieregeling in
door het motorvermoge n te reguleren tot-
dat de grip is hersteld. Het controlelampje
“TCS” knippert om de bestuurder te laten
weten dat de tractieregeling is ingescha-
keld.OPMERKINGEr zijn mogelijk ook kleine veranderingen in
het motor- en uitlaatgeluid waarneembaar
wanneer de tractieregeling wordt ingescha-
keld.
WAARSCHUWING
DWA15432
De tractiere gelin g vormt g een vervan-
g in g voor verstan dig rij ged ra g dat is
aan gepast aan de omstan dig he den. De
tractiere gelin g b ie dt geen beschermin g
te gen gripverlies door te snel in gaan van
b ochten, snel optrekken bij schuin over-
hang en of door remmen, en kan we gglij-
d en van het voorwiel niet voorkomen.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
11
U1MCD1D0.book Page 26 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM
Page 42 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-27
3
Rijd altij d voorzichti g op oppervlakken
d ie mo gelijk gla d kunnen zijn en vermij d
b ijzon der gla dde oppervlakken.Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
wordt de tractieregeling automatisch inge-
schakeld.
De tractieregeling kan alleen handmatig
worden in- of uitgeschakeld wanneer de
sleutel in de stand “ON” staat en de machi-
ne is gestopt.OPMERKINGAls de machine vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, schakel dan de tractieregeling uit om
het vrijmaken van het achterwiel te verge-
makkelijken.LET OP
DCA16801
Ge bruik uitsluiten d d e voor geschreven
b an den. (Zie pa gina 6-20.) Bij geb ruik
van ban den met een an dere maat zal de
tractiere gelin g d e wielrotatie niet nauw-
keuri g kunnen re gelen.
De tractiereg eling in-/uitschakelen
WAARSCHUWING
DWA15441
Zor g d at de machine stilstaat voor dat u
wijzi gin gen aan bren gt in d e instellin gen
van de tractiere gelin g. Het aan bren gen
van wijzi gin gen tij dens het rij den kan u
aflei den en ver groot het risico op een
on geval.Als u de tractieregeling wilt uitschakelen,
drukt u gedurende ten minste 2 seconden
op de toets “TCS” op de multifunctionele
meter. Het controlelampje “TCS” gaat aan.
Als u de tractieregeling wilt inschakelen,
drukt u opnieuw op de toets “TCS”. Het
controlelampje “TCS” gaat uit. Teru
gstellen
De tractieregeling wordt uitgeschakeld in
de volgende omstandigheden: Het achterwiel wordt rondgedraaid
met de machine op de middenbok en
de sleutel in de stand “ON”.
Het voor- of achterwiel komt van de
grond tijdens het rijden.
Overmatig doorslaan van het achter-
wiel.
Als de tractieregeling is uitgeschakeld,
brandt zowel het controlelampje “TCS” als
het waarschuwingslampje motorstoring.
De tractieregeling terugstellen
Draai de sleutel naar “OFF”. Wacht ten min-
ste 1 seconde en draai de sleutel dan terug
naar “ON”. Het controlelampje “TCS” moet
nu uitgaan en het systeem wordt ingescha-
keld. Het waarschuwingslampje motorsto-
ring dient uit te gaan nadat een rijsnelheid
van minstens 20 km/h (12 mi/h) is bereikt.
Als het controlelampje “TCS” en/of het
waarschuwingslampje motorstoring na het
terugstellen blijven branden, kan nog
steeds met de motorfiets worden gereden;
laat de motorfiets echter zo snel mogelijk
nakijken door uw Yamaha dealer.
1. Toets “TCS”
2. Controlelampje tractieregeling “TCS”
1
2
U1MCD1D0.book Page 27 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM
Page 43 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-28
3
DAU13075
TankdopOpenen van de tankd op
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van d e tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankd op goe d
wor den aan ged raai d. Door b randstof-
lekka ge ontstaat b randgevaar.
DAU13222
Bran dstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en b enzinedampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om b rand en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
1. Ontgrendelen.
2. Slotplaatje tankdop
2
1
U1MCD1D0.book Page 28 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM
Page 44 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-29
3
3. Veeg uitgestroomde brandstof on-middellijk af. LET OP: Veeg g emors-
te bran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte doek, aan ge-
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof d elen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is gifti g en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om b enzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u b en-
zine heeft in geslikt, veel benzined amp
heeft in gead emd of b enzine in uw o gen
heeft gekreg en. Als b enzine op uw hui dterechtkomt, was
deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kle din g
morst, trek d an andere kled ing aan.
DAU13323
LET OP
DCA11401
Ge bruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 95 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskos-
ten beperkt.
DAUB1302
Tank beluchting sslang/overloop-
slan gAlvorens de motorf iets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang.
Controleer de tankbeluchtings-
slang/overloopslang op scheuren of
beschadiging en vervang indien no-
dig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang niet
verstopt is en reinig indien nodig.
Let op dat de ontluchtings-/overloop-
slang van de brandstoftank door de
klem wordt geleid.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
Voor geschreven bran dstof:
Uitsluitend normale loodvrije benzi-
ne
Inhou d b ran dstoftank:
25.0 L (6.61 US gal, 5.50 Imp.gal)
Bran dstofreserve:
5.5 L (1.45 US gal, 1.21 Imp.gal)
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
2. Klem
2
1
U1MCD1D0.book Page 29 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM
Page 45 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-30
3
DAU13446
UitlaatkatalysatorenDit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft g ed raai d. Let op het vol gen de
om bran dgevaar of bran dwon den te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit na bij
b ran dgevaarlijke stoffen, zoals op
g ras of op an der materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voet gan gers of kin deren niet
g emakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanrakin g kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoel d alvorens on derhou ds-
werkzaamhed en uit te voeren.
Laat de motor niet lan ger dan enke-
le minuten stationair draaien. Lan g
stationair draaien kan lei den tot
oververhitting .
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluiten d loo dvrije benzine. Bij
g eb ruik van loo dhou den de benzine zal
onherstel bare scha de wor den toeg e-
b racht aan d e uitlaatkatalysator.
DAU39496
ZadelsDuoza del
Verwijderen van het duozadel1. Steek de sleutel in het zadelslot en draai linksom.
2. Trek de voorzijde van het duozadel omhoog en trek het zadel naar voren.
Aanbrengen van het duozadel1. Steek de uitsteeksels aan de achterzij- de van het duozadel in de zadelbeves-
tiging zoals afgebeeld, en druk dan de
voorzijde van het zadel omlaag om het
duozadel te vergrendelen.1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1
2
U1MCD1D0.book Page 30 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM
Page 46 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-31
3
2. Neem de sleutel uit.
Bestuur derszad el
Verwijderen van het bestuurderszadel1. Verwijder het duozadel.
2. Druk de hendel van het bestuurders- zadel onder de achterzijde van het be-
stuurderszadel naar links zoals
getoond en verwijder dan het zadel. Aanbrengen van het bestuurderszadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het bestuurderszadel in de zadel-
bevestiging zoals getoond, en druk
dan de achterzijde van het zadel om-
laag om te vergrendelen. 2. Installeer het duozadel.
OPMERKING
Controleer of de zadels stevig zijn ver-
grendeld alvorens te gaan rijden.
De hoogte van het bestuurderszadel
kan worden versteld om de rijpositie
aan te passen. (Zie het gedeelte hier-
na.)
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Vergrendelingshendel bestuurderszadel
2. Bestuurderszadel
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
U1MCD1D0.book Page 31 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM
Page 47 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-32
3
DAU39633
De hoogte van het b estuurders-
za del verstellenHet bestuurderszadel kan in twee verschil-
lende standen worden gezet, al naar gelang
de voorkeur van de bestuurder.
Bij aflevering staat het bestuurderszadel in
de lage stand.
Het bestuur derszad el in de hoge stan d
zetten
1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-30.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel-
hoogte door deze omhoog te trekken. 3. Beweeg de afdekking van de houder
van het bestuurderszadel naar de lage
stand zoals getoond.
4. Plaats de afsteller voor de zadelhoog- te zo dat het merkteken “H” is uitge-
lijnd met het refe rentiemerkteken. 5. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het bestuurderszadel in zadelbe-
vestiging B zoals getoond.1. Lage stand
2. Hoge stand
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
1. Afdekpaneel zadelbevestiging
1
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
2. Merkteken “H”
3. Referentiemerkteken
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging B (voor hoge stand)
3. Afdekpaneel zadelbevestiging
U1MCD1D0.book Page 32 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM
Page 48 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-33
3
6. Lijn het uitsteeksel aan de onderzijdevan het bestuurderszadel uit met sleuf
“H” en druk dan zoals getoond de
achterzijde van het zadel omlaag om
te vergrendelen.
7. Installeer het duozadel.
Het bestuur derszad el in de lag e stan d
zetten 1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-30.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel- hoogte door deze omhoog te trekken.
3. Beweeg de afdekking van de houder van het bestuurderszadel naar de
hoge stand.
4. Plaats de afsteller voor de zadelhoog- te zo dat het merkteken “L” is uitge-
lijnd met het referentiemerkteken. 5. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het bestuurderszadel in zadelbe-
vestiging A zoals getoond. 6. Lijn het uitsteeksel aan de onderzijde
van het bestuurderszadel uit met sleuf
“L” en druk dan zoals getoond de ach-
terzijde van het zadel omlaag om te
vergrendelen.
7. Installeer het duozadel.
OPMERKINGControleer of de zadels stevig zijn vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
1. Sleuf “H”
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
2. Merkteken “L”
3. Referentiemerkteken
1. Uitsteeksel
2. Afdekpaneel zadelbevestiging
3. Zadelbevestiging A (voor lage stand)
1
2
3
1. Sleuf “L”
U1MCD1D0.book Page 33 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM
Page 49 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-34
3
DAU40254
Opber gcompartimentenDeze machine is voorzien van twee op-
bergcompartimenten.
Opbergcompartiment A bevindt zich onder
het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-30.)
Opbergcompartiment B bevindt zich onder
het duozadel. (Zie pagina 3-30.) Als u documenten of andere voorwerpen in
een opbergcompartiment plaatst, doe deze
dan in een plastic zak zodat ze niet nat wor-
den. Zorg bij het wassen van het voertuig
dat geen water kan binnendringen in een
opbergcompartiment.
WAARSCHUWING
DWA14421
Overschrij d het maximumlaadge-
wicht van 1 k g (2 l b) voor op ber g-
compartiment A niet.
Overschrij d het maximumlaadge-
wicht van 3 k g (7 l b) voor op ber g-
compartiment B niet.
Overschrij d het maximumlaadge-
wicht van 215 k g (474 l b) voor de
machine niet.
DAU39481
Accessoire boxDe accessoirebox bevindt zich naast het in-
strumentenpaneel.
Om de accessoireb ox te openen
1. Steek de sleutel in het contactslot en draai deze naar “ON”.
2. Druk op de knop van de accessoire-
box en open dan het deksel.
3. Draai de sleutel naar “OFF” om de accu te sparen.
Om de accessoireb ox te sluiten
1. Klap het deksel van de accessoirebox
omlaag.
2. Neem de sleutel uit.
1. Opbergcompartiment A
1. Opbergcompartiment B
1
1
1. Deksel accessoirebox
2. Accessoirebox
3. Knop accessoirebox
1
2
3
U1MCD1D0.book Page 34 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM
Page 50 of 116
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-35
3
LET OP
DCA11801
Plaats geen hitte gevoeli ge voorwerpen
in de accessoireb ox. De accessoire box
kan zeer heet wor den, vooral wanneer
d e motor draait of warm is.
WAARSCHUWING
DWA11422
Overschrij d het maximumlaadge-
wicht van 0.3 k g (0.66 l b) voor de ac-
cessoire box niet.
Overschrij d het maximum gewicht
van 215 k g (474 l b) voor het voertui g
niet.
DAU39612
Aanpassen van d e koplamp-
hoo gteDe koplamp is voorzien van afstelknoppen
voor het hoger of lager richten van de licht-
bundels. Het aanpassen van de koplamp-
hoogte kan nodig zijn om het zicht te
verbeteren en om te voorkomen dat tegen-
liggers worden verblind wanneer het voer-
tuig zwaarder of minder zwaar beladen is
dan gebruikelijk. Houd u bij het afstellen
van de koplampen aan de plaatselijke wet-
en regelgeving.
Draai de knoppen in richting (a) om de kop-
lampen hoger te zetten. Draai de knoppen
in richting (b) om de koplampen lager te
zetten.
DAU39642
Stan d van het stuurHet stuur kan in drie verschillende standen
worden gezet, al naar gelang de voorkeur
van de bestuurder. Laat de stand van het
stuur aanpassen bij een Yamaha-dealer.
1. Knop koplamphoogteverstelling
1
1
(b)
(a)
(b)
(a)
1. Stuur
11
U1MCD1D0.book Page 35 Thursday, August 8, 2013 11:02 AM