YAMAHA MT-03 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2020, Model line: MT-03, Model: YAMAHA MT-03 2020Pages: 96, PDF Size: 6.88 MB
Page 21 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-7
3
DAU87771Weergave huidig brandstofverbruik
Deze weergave toont het brandstofverbruik
onder de huidige rijomstandigheden. De
weergave kan worden ingesteld op “km/L”
of “L/100 km”, of “MPG” wanneer mijlen
worden gebruikt. Houd om te wisselen tus-
sen de eenheden voor het brandstofver-
bruik de “SELECT”-toets ingedrukt totdat
de eenheid wordt gewijzigd.
“km/L”: de afstand die kan worden af-
gelegd op 1.0 L brandstof.
“L/100 km”: de hoeveelheid brandstof
die nodig is om 100 km af te leggen.
“MPG”: de afstand die kan worden af-
gelegd op 1.0 Imp.gal brandstof.
OPMERKING
Bij snelheden onder 10 km/h (6 mi/h) wordt
DAU87860Weergave gemiddeld brandstofverbruikDeze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op
nul is teruggezet. De weergave van het ge-
middelde brandstofverbruik kan worden in-
gesteld op “AVE_ _._ km/L” of “AVE_ _._
L/100 km”, of “AVE_ _._ MPG” wanneer
mijlen worden gebruikt. Houd om te wisse-
len tussen de eenheden voor het brand-
stofverbruik de “SELECT”-toets ingedrukt
totdat de eenheid wordt gewijzigd.
“AVE_ _._ km/L”: de gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op 1.0
L brandstof.
“AVE_ _._ L/100 km”: de gemiddelde
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen.
“AVE_ _._ MPG”: de gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op 1.0
Imp.gal brandstof.
OPMERKING
Houd om de weergave terug te stellen
de “RESET”-toets ingedrukt totdat de
weergave is teruggesteld.
Nadat de weergave is teruggesteld,
wordt “_ _._” weergegeven totdat eni-
ge afstand met de machine is gere-
den.
DAU87960Regelmodus schakelcontrolelampje
1. Weergave huidig brandstofverbruik
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
MPH
1
MPH
1
1. Schakelcontrolelampje “ ”
2. Weergave helderheidsniveau
MPH
1
2
UB6WD0D0.book Page 7 Friday, March 27, 2020 11:17 AM
Page 22 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-8
3
In deze modus kan tussen 4 regelfuncties
worden gewisseld in de onderstaande
volgorde.
Schakelcontrolelampje aan / knippe-
ren / uit
Toerental voor activering van schakel-
controlelampje
Toerental voor deactivering van scha-
kelcontrolelampje
Helderheid van schakelcontrolelamp-
je
Schakelcontrolelampje aan / knipperen / uit
instellen
1. Zet de machine uit.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Schakel de machine in en laat dan na
5 seconden de “SELECT”-toets los.
4. Druk op de “RESET”-toets om een
van de volgende knipperpatroonin-
stellingen te kiezen:
Aan: het schakelcontrolelampje
gaat branden als het ingestelde
motortoerental wordt bereikt.
Deze instelling wordt geselec-
teerd wanneer het schakelcon-
trolelampje aan moet blijven.
Knipperen: het schakelcontrole-
lampje gaat knipperen als het in-
gestelde motortoerental wordt
bereikt. Deze instelling wordt ge-
selecteerd wanneer het schakel-
controlelampje 4 keer per
seconde moet knipperen.
Uit: het schakelcontrolelampje is
gedeactiveerd. Deze instelling
wordt geselecteerd wanneer het
schakelcontrolelampje één keer
per 2 seconden moet knipperen.
5. Druk op de “SELECT”-toets om de in-
stelling te bevestigen. De regelmodus
gaat over naar de functie toerental
voor activering van het schakelcontro-
lelampje.Om het toerental voor activering van het
schakelcontrolelampje in te stellen
Het schakelcontrolelampje kan worden in-
gesteld tussen 7000 tpm en 13500 tpm.
Van 7000 tpm tot 12000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld in stappen
van 500 tpm. Van 12000 tpm tot 13500 tpm
kan het controlelampje worden ingesteld in
stappen van 200 tpm.
1. Druk op de “RESET”-toets om het
motortoerental in te stellen waarbij u
het schakelcontrolelampje wilt laten
activeren.
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De regelmodus gaat over
naar de functie toerental voor deacti-
vering van het schakelcontrolelampje.
Om het toerental voor deactivering van het
schakelcontrolelampje in te stellen
Het schakelcontrolelampje kan worden in-
gesteld tussen 7000 tpm en 13500 tpm.
Van 7000 tpm tot 12000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld in stappen
van 500 tpm. Van 12000 tpm tot 13500 tpm
kan het controlelampje worden ingesteld in
stappen van 200 tpm.
Denk eraan dat het deactiveringspunt op
een hoger toerental moet worden ingesteld
dan het activeringspunt, anders zal het
schakelcontrolelampje niet gaan branden.
1. Druk op de “RESET”-toets om het
motortoerental in te stellen waarbij u
het schakelcontrolelampje wilt laten
deactiveren.
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De regelmodus gaat over
naar de functie helderheid van het
schakelcontrolelampje.
UB6WD0D0.book Page 8 Friday, March 27, 2020 11:17 AM
Page 23 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-9
3
Om de helderheid van het schakelcontrole-
lampje in te stellen
1. Druk op de “RESET”-toets om de ge-
wenste helderheid van het schakel-
controlelampje te kiezen.
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde helderheidsniveau te
bevestigen en de regelmodus te verla-
ten.
DAU1234M
Stuurschakelaars
Links
Rechts
DAU12362Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
OPMERKING
Als de dimlichtschakelaar is ingesteld
op Ž, heeft de lichtsignaalschakelaar
geen effect.
DAU12402Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
1. Startschakelaar/noodstopschakelaar
“//”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1
2
3
4
1
2
/
UB6WD0D0.book Page 9 Friday, March 27, 2020 11:17 AM
Page 24 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-10
3
DAU12461Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU68270Startschakelaar/noodstopschakelaar
“//”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en schuift u
de schakelaar vervolgens naar “ ”. Zie
pagina 5-2 voor startinstructies voordat u
de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU88272Schakelaar alarmverlichting “OFF/ ”
Met deze schakelaar wordt de alarmver-
lichting ingeschakeld (gelijktijdig knipperen
van alle richtingaanwijzers). De alarmver-
lichting wordt gebruikt in een noodgeval of
om andere verkeersdeelnemers te waar-
schuwen als uw machine stilstaat in een
mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.
De alarmverlichting kan alleen worden in-
of uitgeschakeld als de sleutel in de stand
“ON” staat. De ingeschakelde alarmverlich-
ting blijft knipperen als u het contactslot
naar de stand “OFF” of “LOCK” draait. Om
de alarmverlichting uit te schakelen, draait
u het contactslot weer naar de stand “ON”
en bedient u opnieuw de schakelaar van de
alarmverlichting
LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
UB6WD0D0.book Page 10 Friday, March 27, 2020 11:17 AM
Page 25 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-11
3
DAU12823
Koppelingshendel
Trek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.
OPMERKING
Voor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam worden
losgelaten. (Zie pagina 5-3.)
DAU12876
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 5-3.)
1. Koppelingshendel
1
1. Schakelpedaal
1
UB6WD0D0.book Page 11 Friday, March 27, 2020 11:17 AM
Page 26 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-12
3
DAU12892
Remhendel
De remhendel bevindt aan de rechterzijde
van het stuur. Trek de hendel naar gas-
greep toe om de voorrem te bekrachtigen.
DAU12944
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
1. Remhendel
1
1. Rempedaal
1
UB6WD0D0.book Page 12 Friday, March 27, 2020 11:17 AM
Page 27 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-13
3
DAU63040
ABS
Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel ofhet rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
12
1
2
UB6WD0D0.book Page 13 Friday, March 27, 2020 11:17 AM
Page 28 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-14
3
DAU13076
Tankdop
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
Duw de brandstoftankdop omlaag terwijl
de sleutel nog in het slot zit. Draai de sleutel
1/4 slag linksom, neem de sleutel uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.
DAU13222
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1 2
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
21
UB6WD0D0.book Page 14 Friday, March 27, 2020 11:17 AM
Page 29 of 96
![YAMAHA MT-03 2020 Instructieboekje (in Dutch) Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-15
3
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152 YAMAHA MT-03 2020 Instructieboekje (in Dutch) Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-15
3
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152](/img/51/50728/w960_50728-28.png)
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-15
3
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU86071
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van 90 of hoger. Als de
motor gaat kloppen (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of met een ho-
ger octaangetal.
OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer of het vulpistool van de
brandstofpomp dezelfde markering
heeft.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Aanbevolen brandstof:
Loodvrije benzine (E10 acceptabel)
Octaangetal (RON):
90
Inhoud brandstoftank:
14 L (3.7 US gal, 3.1 Imp. gal)
Brandstofreserve:
3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)
E5E10
UB6WD0D0.book Page 15 Friday, March 27, 2020 11:17 AM
Page 30 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-16
3
DAU80200
Overloopslang brandstoftank
Voordat u de machine gaat gebruiken:
Controleer de aansluiting van de over-
loopslang van de brandstoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank niet
verstopt is en reinig indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank is ge-
plaatst zoals aangegeven.
OPMERKING
Zie pagina 6-9 voor informatie over de fil-
terbus.
DAU13435
Uitlaatkatalysator
Het uitlaatsysteem bevat een of meer uit-
laatkatalysatoren om schadelijke uitlaate-
missies te verminderen.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
1. Overloopslang brandstoftank
1
UB6WD0D0.book Page 16 Friday, March 27, 2020 11:17 AM