YAMAHA SR400 2014 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2014, Model line: SR400, Model: YAMAHA SR400 2014Pages: 88, PDF Size: 2.51 MB
Page 41 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
DAU59350
OPMERKING
Luchtfilter
Het luchtaanzuigsysteem van dit model is voorzien van een geo lied papieren filterelement. Het luchtfilterelement mag niet worden
gereinigd met perslucht en moet worden vervangen.
Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Ververs na het demonteren van de remhoofdcilinder en remklauw al tijd de remvloeistof. Controleer regelmatig het remvloeistofni-
veau en vul het reservoir indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdrem cilinder en de remklauw worden vervangen en de remvloeistof
worden ververst. De remslang dient elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze is gescheurd of beschadigd.
2RD-9-D0.book 7 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分
Page 42 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
DAU59460
Het framepaneel verwijderen en
aanbrengenBij het uitvoeren van sommige onderhouds-
werkzaamheden die in dit hoofdstuk wor-
den beschreven, moet het afgebeelde
paneel worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf door telkens wanneer het paneel
moet worden verwijderd of aangebracht.OPMERKINGHet paneel aan de linkerzijde kan worden
verwijderd met de sleutel. Het paneel hoeft
echter niet te worden verwijderd voor de in
dit hoofdstuk beschreven onderhoudswerk-zaamheden.
DAU19152
Paneel A
Om het paneel te verwijderenVerwijder de bout en trek het paneel los zo-
als getoond.
Om het paneel aan te brengenPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bout aan.
1. Paneel A
1
1. Paneel A
2. Bout
3. Ring1 2
3
2RD-9-D0.book 8 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分
Page 43 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
DAU19605
Bougie controlerenDe bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeers chema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen 1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals getoond met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset. Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).
OPMERKINGWanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamahadealer.
2. Controleer de bougie op afslijting van de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie. 3. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
De bougie monteren 1. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
2. Breng de bougie aan met behulp van de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
1. Bougiedop
1
1. Bougiesleutel
1
Voorgeschreven bougie:NGK/BPR6ES1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
2RD-9-D0.book 9 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分
Page 44 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-ment worden aangedraaid. 3. Installeer de bougiedop.
DAU59622
Motorolie en oliefilterelementVóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren1. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Zet het voertuig op een vlakke onder- grond op de middenbok.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot rust te laten komen. Verwijder de olie-
vuldop en veeg de peilstok schoon.
Steek de peilstok terug in de olievulope-
ning (zonder vast te draaien) en verwij-
der dan opnieuw om het olieniveau te
controleren. WAARSCHUWING! Draai
de olievuldop nooit los direct nadat
op hoge snelheid is gereden, de hete
motorolie kan dan naar buiten spui-
ten en schade of brandwonden ver-
oorzaken. Laat de motorolie altijd
voldoende afkoelen alvorens de olie-
vuldop te verwijderen.
[DWA17640]
OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie beneden de merk- streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment) 1. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.
3. Draai de ontluchtingsbout op het olie-
Aanhaalmoment:
Bougie:25 Nm (2.5 m·kgf, 18 ft·lbf)1. Olievuldop
2. Peilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
3
4
12
2RD-9-D0.book 10 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分
Page 45 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
filterdeksel en de aftapbout van het
oliefilterelement terug.
4. Verwijder de aftapplug met de pakking om de olie uit het carter te laten stro-
men. 5. Verwijder de olievuldop en de oliere-
servoir-aftapplug met de pakking om
de olie uit de olietank te laten stromen.
6. Verwijder de aftapbout van het oliefil- terelement om de olie uit het oliefil- terelement te laten stromen.
OPMERKINGSla de stappen 7–9 over als het oliefilterele-ment niet wordt vervangen.
7. Verwijder het oliefilterdeksel door de bouten te verwijderen.
8. Verwijder en vervang het oliefilterele- ment en de o-ringen.OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.
1. Ontluchtingsbout oliefilterdeksel
2. Aftapbout oliefilterelement
1
2
1. Pakking
2. Olieaftapplug (carter)
1. Olieaftapplug (oliereservoir)
2. Pakking
21
21
1. Aftapbout oliefilterelement
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
2
1
2RD-9-D0.book 11 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分
Page 46 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
9. Breng het oliefilterdeksel aan door de bouten te monteren.
10. Breng de aftapbout oliefilterelement aan.
11. Zet de bevestigingsbouten oliefilter- deksel en de aftapbout oliefilterele-
ment vast met de voorgeschreven
aanhaalmomenten.
12. Draai de ontluchtingsbout op het olie- filterdeksel aan met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment. 13. Monteer de olieaftappluggen met hun
nieuwe pakking en zet de pluggen vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
14. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
15. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
16. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
LET OP
DCA11232
Controleer na het verversen van de olie
de oliedruk zoals hieronder beschreven.
Draai de ontluchtingsbout los.
Start de motor en houd deze statio-
nair draaiend totdat er olie uitloopt.
Als er na één minuut geen olie uit-
1. Oliefilterdeksel
2. O-ring
3. OliefilterelementAanhaalmomenten:Bevestigingsbout oliefilterdeksel:10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aftapbout oliefilterelement: 10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
2
1
3
Aanhaalmoment:Ontluchtingsbout oliefilterdeksel:5 Nm (0.5 m·kgf, 3.6 ft·lbf)
Aanhaalmomenten: Olieaftapplug (carter):
30 Nm (3.0 m·kgf, 22 ft·lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir): 16 Nm (1.6 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van het oliefil-
terelement:2.00 L (2.11 US qt, 1.76 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment: 2.10 L (2.22 US qt, 1.85 Imp.qt)
2RD-9-D0.book 12 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分
Page 47 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
loopt, zet de motor dan direct uit om
te voorkomen dat de motor vast-
loopt. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha-dealer het voer-
tuig te repareren.
Na het controleren van de oliedruk
zet u de ontluchtingsbout vast met
het voorgeschreven aanhaalmo-ment.
DAU52031
Het luchtfilterelement vervangenHet luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Om het luchtfilterelement te vervangen 1. Verwijder paneel A. (Zie pagina 6-8.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement uit. 4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10482]
5. Monteer het luchtfilterdeksel door deschroeven aan te brengen.
6. Monteer het paneel.
1. OntluchtingsplugAanhaalmoment: Ontluchtingsplug: 18 Nm (1.8 m·kgf, 13 ft·lbf)
1
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1
2
1
1. Luchtfilterelement
1
2RD-9-D0.book 13 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分
Page 48 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
DAU44735
Stationair toerental controlerenControleer het stationair toerental en laat
het indien nodig door een Yamaha dealer
bijstellen.
DAU21385
De vrije slag van de gasgreep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21402
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Stationair toerental:
1200–1400 tpm
1. Vrije slag van gasgreep
1
2RD-9-D0.book 14 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分
Page 49 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
DAU59632
BandenBanden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen door
de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval. Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
Belading tot 90 kg (198 lbs):Voor:
175 kPa (1.75 kgf/cm
2, 25 psi)
Achter: 200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)
90 kg (198 lbs) tot maximumbela-
ding: Voor:
200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)
Achter: 225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)
Maximale belasting*: 150 kg (331 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter): 1.6 mm (0.06 in)
2RD-9-D0.book 15 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分
Page 50 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
tijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
De banden aan deze motorfiets zijn voor-
zien van binnenbanden.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10462
Monteer altijd voor- en achterbanden
van hetzelfde merk en type. Verschillen-
de banden kunnen het weggedrag van
de machine veranderen, wat kan leidentot een ongeval.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10572
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
Het is sterk af te raden een lekke
binnenband te plakken. Als het niet
anders kan, moet de band zeer
zorgvuldig worden geplakt en dan
zo snel mogelijk worden vervangen door een nieuwe band van goede
kwaliteit.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te
zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-schappen verkrijgt.
Voorband:
Maat:90/100-18M/C 54S
Fabrikant/model:
METZELER/ME77 Front
Achterband: Maat:
110/90-18M/C 61S
Fabrikant/model: METZELER/ME77
2RD-9-D0.book 16 ページ 2013年12月3日 火曜日 午後2時30分