YAMAHA VMAX 2009 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2009, Model line: VMAX, Model: YAMAHA VMAX 2009Pages: 100, PDF Size: 2.57 MB
Page 11 of 100

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
waarborgen dat het de grondspeling of
de hellinghoek op geen enkele manier
vermindert, de veerweg, de stuuruit-
slag of de bediening niet beperkt en
geen lampen of reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve ge-
wichtsverdeling of door aerodyna-
mische effecten. Accessoires aan
het stuur of nabij de voorvork moe-
ten zo licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
motor. De motor kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de motor-
fiets te boven gaan, kan zich een ge-
vaarlijke elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de motor
uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en
velgen
De banden en velgen die bij uw motorfiets
werden geleverd, zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de motorfiets te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-19
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
Page 12 of 100

2-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
1
4
56
78
9
10
23
11
1. Koplamp (pagina 6-33)
2. Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-22)
3. Stelknop voor uitveerdemping voorvork (pagina 3-22)
4. Accu (pagina 6-28)
5. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
6. Tankdop (pagina 3-18)
7. Stelknop voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-24)
8. Stelknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-24)9. Zijstandaard (pagina 3-27)
10. Schakelpedaal (pagina 3-16)
11. Stelschroef voor inveerdemping voorvork (pagina 3-22)
Page 13 of 100

BESCHRIJVING
2-2
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
12 3 5
6 94
8
10
7
1. Duozadel (pagina 3-21)
2. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-23)
3. Bestuurderszadel (pagina 3-21)
4. Zekeringenkastje 1 (pagina 6-31)
5. Radiatorvuldop (pagina 6-14)
6. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-14)
7. Kijkglas olieniveau (pagina 6-10)
8. Rempedaal (pagina 3-17)9. Zekeringenkastje 2 (pagina 6-31)
10. Stelknop voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-24)
Page 14 of 100

BESCHRIJVING
2-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
123 4 67 8
9 10 11
5
1. Koppelingshendel (pagina 3-15)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-14)
3. Reservoir koppelingsvloeistof (pagina 6-23)
4. Snelheidsmeterunit (pagina 3-5)
5. Controlelampje schakelmoment
6. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-23)
7. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-14)
8. Remhendel (pagina 3-16)9. Gasgreep (pagina 6-18)
10. Multifunctioneel display (pagina 3-6)
11. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
Page 15 of 100

3-1
2
34
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10974
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd
in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU (elektronische regeleenheid)
een controlelampje van het startblok-
keersysteem (Zie pagina 3-3.)De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11821
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
de codeersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig dan nog steeds starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw gecodeerd moeten wor-
den (d.w.z. als er een nieuwe stan-
daardsleutel is gemaakt of als alle
sleutels verloren zijn), dient het ge-
hele startblokkeersysteem vervan-
gen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.
Dompel de sleutels nooit in water.
Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Leg de sleutels nooit vlakbij magne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
beeld speakers enz.).
Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakbij de
sleutels.
Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
U mag de sleutels nooit slijpen of
de vorm ervan wijzigen.
U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.
Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een an-
dere plek dan de codeersleutel van
het voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-
nen ze signaalstoring veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
212
Page 16 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10460
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU38530
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING
De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs als
de motor afslaat.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10681
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
ON
OFF
LOCK
P
Page 17 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
2
34
5
6
7
8
9
DAU11003
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU46562
Waarschuwingslampje olieniveau “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is. Als u het elek-
trisch circuit van het waarschuwingslampje
wilt testen, plaatst u de machine op een
vlakke ondergrond, zet u de motoruitzet-
schakelaar op “ ” en draait u de sleutel
van “OFF” naar “ON”.
Als het waarschuwingslampje niet gaat bran-
den en weer uitgaat, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.Indien het waarschuwingslampje blijft bran-
den, gaat u als volgt te werk.1. Zet de motoruitzetschakelaar op “ ”.
2. Draai de sleutel naar “OFF”, wacht
twee minuten en draai de sleutel daar-
na naar “ON”.
3. Als het waarschuwingslampje gaat
branden en niet uit gaat, controleer
dan het motorolieniveau. (Zie
pagina 6-10.) Blijft het waarschu-
wingslampje branden terwijl het olieni-
veau correct is, laat de machine dan
controleren door een Yamaha dealer.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje licht NIET op:
wanneer de motor stationair loopt
tijdens het rijden
wanneer de motor is afgeslagen en u
de sleutel niet van “ON” naar “OFF”en
daarna weer terug naar “ON” heeft ge-
draaid
ECHTER: als het waarschuwinglampje
brandt wanneer de motor wordt gestart, zal
dit blijven branden tot de sleutel naar “OFF”
wordt gedraaid.
DAU11350
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 3.9 L (1.03 US gal, 0.86 Imp.gal).
1. Controlelampje brandstofniveau “ ”
2. Controlelampje rechter richtingaanwijzers
“”
3. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempe-
ratuur “ ”
4. Vrijstandcontrolelampje “ ”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
7. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“”
8. Controlelampje startblokkering
9. ABS-waarschuwingslampje “ ”
10. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
10
9
8
7
6
54321
ABS
Page 18 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DAU11442
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
OPMERKING
Bij machines met een of meer radiator-
koelvinnen schakelt de radiatorkoelvin
automatisch in of uit op basis van de
koelvloeistoftemperatuur in de radia-
tor.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-38 nadere instructies ver-
meld.
DAU46440
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een probleem wordt aangege-
ven in het elektrisch circuit dat de motor
controleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren. (Zie pagina 3-13 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en destartknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter
niet op een storing.
DAU39501
ABS-waarschuwingslampje “”
Als het waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden of knipperen, is het
ABS-systeem mogelijk defect. Vraag in dat
geval zo snel mogelijk een Yamaha dealer
het systeem te controleren. (Zie
pagina 3-17.)
WAARSCHUWING
DWA10081
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, wordt alleen het conventionele
remsysteem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens plot-
seling remmen niet blokkeren. Als het
waarschuwingslampje tijdens het rijden
gaat branden of knipperen, vraag dan zo
snel mogelijk een Yamaha dealer het
remsysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet oplicht of
blijft branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te controleren.
ABS
Page 19 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9
DAU38621
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-13 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
DAU46622
Snelheidsmeterunit
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
OPMERKING
Voor Groot-Brittannië
U kunt schakelen tussen de kilometer- en
mijlenweergave van de snelheidsmeter.
(Zie pagina 3-6 voor meer informatie.)
Toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen het
ideale bereik houden. Als de sleutel naar“ON” wordt gedraaid, slaat de naald van de
toerenteller eenmaal helemaal uit tot het
hoogste aantal toeren per minuut en keert
daarna weer terug naar nul tpm om het
elektrische circuit te testen.
LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 9500 tpm en hoger
Controlelampje schakelmoment
Zie pagina 3-7 voor uitleg over en instellin-
gen voor dit controlelampje.
1. Toerenteller
2. Controlelampje schakelmoment
3. Rode zone toerenteller
4. Snelheidsmeter
12
4
3
Page 20 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU46583
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.
Op de stuurhouder bevinden zich de toet-
sen “SELECT” en “RESET”. Met deze toet-
sen kunt u de instellingen in het
multifunctionele display beheren of wijzi-
gen.Telkens wanneer de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid, wordt het multifunctionele
display ingesteld op de normale modus.
Normale modus
De volgende functies zijn beschikbaar in de
normale modus:
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
een klok
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brandstof-
niveau is gaan knipperen)
een brandstofniveaumeter
een indicator voor de ingeschakelde
versnelling
een weergave koelvloeistoftempera-
tuur
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING
Alleen voor Groot-Brittannië:
U kunt schakelen tussen de kilometer- en
mijlenweergave van de snelheidsmeter en
de kilometerteller/ritteller. Houd “SELECT”
ten minste twee seconden ingedrukt om te
schakelen tussen de weergaven van de
snelheidsmeter en de kilometerteller/ritteller.
1. Multifunctioneel display
1
1. “SELECT”-toets
2. “RESET”-toets
12
1. Kilometerteller
2. Klok
3. Rittellers/ritteller brandstofreserve
4. Brandstofniveaumeter
5. Indicator ingeschakelde versnelling
6. Weergave koelvloeistoftemperatuur
1
23
4
56