YAMAHA XJ 1300 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2015, Model line: XJ 1300, Model: YAMAHA XJ 1300 2015Pages: 96, PDF Size: 2.5 MB
Page 21 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
een brandstofniveaumeter
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
een helderheidsregelingOPMERKINGDraai de sleutel naar “ON” alvorens de se-
lectie- en resettoets te gebruiken om het
multifunctionele display in te stellen, behal-
ve bij het wisselen naar de helderheidsre-
geling.Kilometerteller- en rittellermo dus Door indrukken van de selectietoets wisselt
de weergave tussen de kilometertellermo-
dus “ODO” en de rittellermodi “TRIP 1” en
“TRIP 2”, in de onderstaande volgorde:
ODO
→ TRIP 1 → TRIP 2 → ODO
Als nog ca. 3.1 L (0.82 US gal, 0.68 Imp.gal)
brandstof in de brandstoftank aanwezig is,
wisselt het display automatisch naar “TRIP
F”, de brandstofreserve-ritteller, en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt aan-
gegeven. In dat geval wordt door het in-
drukken van de selectietoets in de
onderstaande volgorde gewisseld tussen
de diverse weergaven van rittellers en kilo-
meterteller:
TRIP F → ODO → TRIP 1 → TRIP 2 →
TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de selectietoets te
drukken en dan de resettoets ten minste
twee seconden ingedrukt te houden. Wan-
neer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf
met de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het tan-
ken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de
vorige weergavemodus weer. Bran
dstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (leeg) naar-
mate het brandstofniveau verder daalt. Als
de indicator voor het brandstofniveau “ ”
begint te knipperen, dient u zo snel moge-
lijk te gaan tanken.
OPMERKINGDeze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als een storing
wordt gedetecteerd in het elektrische cir-
cuit, wordt de volgende cyclus herhaald
totdat de storing is verholpen: Alle display-
segmenten en het symbool “ ” zullen acht
keer knipperen en gedurende ongeveer 3
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre- serve
1
1. Waarschuwingsindicator brandstofniveau “”
2. Brandstofniveaumeter
2
1
U2PND0D0.book Page 6 Monda y, September 1, 2014 1:17 PM
Page 22 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-7
3
seconden uit gaan. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te tes- ten.Klok
De klok maakt gebruik van een 12-uursy-
steem.
Om de klok op tijd te zetten1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de selectietoets en de reset- toets tegelijkertijd minstens twee se-
conden lang ingedrukt.
3. Als de uuraanduiding begint te knip- peren, drukt u op de resettoets om de
uren in te stellen. 4. Druk op de selectietoets en de minu-
tenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de resettoets om de minuten in te stellen.
6. Druk op de selectietoets en laat deze
dan los om de klok te starten.
Zelf dia gnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het kilometerte ller/rittellerdisplay een
foutcode weer. Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersy-
steem een storing wordt gedetecteerd,
gaat het controlelampje startblokkering
knipperen en geeft het display een foutco-
de weer.
OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het trans-
pondersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.
1. Klok
2. Selectietoets
3. Resettoets
1
2
3
1. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
2. Weergave foutcode
3. Controlelampje startblokkering
1
2
3
U2PND0D0.book Page 7 Monda y, September 1, 2014 1:17 PM
Page 23 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-8
3
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.LET OP
DCA11791
Wanneer het multifunctionele display
een foutco de aan geeft, moet het voer-
tui g zo spoe dig mo gelijk word en gecon-
troleer d om motorscha de te voorkomen.Hel derhei dsre gelin g Met deze functie regelt u de helderheid van
het multifunctionele display, de snelheids-
meter en de toerenteller, afgestemd op het
aanwezige daglicht.
Om de helderheid in te stellen
1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de selectietoets in en houd deze
ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf seconden en laat dan de selectietoets
los.
4. Druk op de resettoets om de gewens- te displayhelderheid te kiezen.
5. Druk op de selectietoets om het gese-
lecteerde helderheidsniveau te beves-
tigen.OPMERKINGEr zijn 8 helderheidsniveaus.
DAU1234H
StuurschakelaarsLinks
Rechts
1. Weergave helderheidsniveau
2. Selectietoets
3. Resettoets
1
2
3
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
12345
12
U2PND0D0.book Page 8 Monda y, September 1, 2014 1:17 PM
Page 24 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-9
3
DAU12361
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noo dstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41701
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichtin g“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAU12831
Koppelin gshen delDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.1. Koppelingshendel
U2PND0D0.book Page 9 Monda y, September 1, 2014 1:17 PM
Page 25 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuur-
greep door het stelwiel te verdraaien terwijl
de hendel van het stuur vandaan wordt ge-
houden. Controleer of het correcte instel-
punt op het stelwiel tegenover het pijlteken
op de koppelingshendel staat.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-20.)
DAU12872
SchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij
het schakelen van de versnellingen van de
5-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU26825
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
1. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
2. Pijlteken
1. Schakelpedaal
1
1. Remhendel
1. “ ”-merkteken
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
U2PND0D0.book Page 10 Monday, September 1, 2014 1:17 PM
Page 26 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of
het correcte instelpunt op het stelwiel te-
genover het “ ” merkteken op de rem-
hendel staat.
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13075
Tank dopOpenen van de tankd op
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van d e tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
1. Rempedaal
1. Ontgrendelen.
2. Slotplaatje tankdop
2
1
U2PND0D0.book Page 11 Monday, September 1, 2014 1:17 PM
Page 27 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-12
3
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankd op goe d
wor den aan ged raai d. Door bran dstof-
lekkag e ontstaat b randgevaar.
DAU13213
Bran dstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en b enzinedampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om b rand en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Stop met vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft be-
reikt. Omdat brandstof uitzet als deze
warm wordt, kan de warmte van de
motor of de zon ervoor zorgen dat
brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Vee g g emors-
te bran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte d oek, aange-
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof d elen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is g iftig en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om b enzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in nad at u ben-
zine heeft in geslikt, veel benzined amp
heeft in gead emd of b enzine in uw o gen
heeft gekre gen. Als b enzine op uw hui d1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
12
U2PND0D0.book Page 12 Monday, September 1, 2014 1:17 PM
Page 28 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kle din g
morst, trek dan an dere kled ing aan.
DAUM3111
LET OP
DCA11401
Ge bruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
DAU51172
Tank
beluchting sslang en over-
loopslan gAlvorens de motorf iets te gebruiken:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer alle slangen op scheuren
of beschadiging en vervang indien no-
dig.
Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
Voor
geschreven bran dstof:
Loodvrije superbenzine (Gasohol
(E10) acceptabel)
Inhou d b ran dstoftank:
14.5 L (3.83 US gal, 3.19 Imp.gal)
Hoeveelhei d reserve bran dstof (als
d e waarschuwin gsin dicator bran d-
stofniveau knippert): 3.1 L (0.82 US gal, 0.68 Imp.gal)1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
2
1
U2PND0D0.book Page 13 Monday, September 1, 2014 1:17 PM
Page 29 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
3
DAU13446
UitlaatkatalysatorenDit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft g ed raai d. Let op het vol gen de
om bran dgevaar of bran dwon den te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit na bij
b ran dgevaarlijke stoffen, zoals op
g ras of op an der materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voet gan gers of kin deren niet
g emakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanrakin g kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoel d alvorens on derhou ds-
werkzaamhed en uit te voeren.
Laat de motor niet lan ger dan enke-
le minuten stationair draaien. Lan g
stationair draaien kan lei den tot
oververhitting .
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluiten d loo dvrije benzine. Bij
g eb ruik van loo dhou den de benzine zal
onherstel bare scha de wor den toeg e-
b racht aan d e uitlaatkatalysator.
DAU13941
ZadelVerwij deren van het zad el
1. Steek de sleutel in het zadelslot en draai rechtsom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast, trek het zadel aan de achterzijde om-
hoog en trek dan het zadel los.
Aan bren gen van het za del
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het zadel in de zadelbevestiging,
zoals getoond in de afbeelding.1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1
2
U2PND0D0.book Page 14 Monday, September 1, 2014 1:17 PM
Page 30 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
2. Druk het zadel aan de achterzijde om-laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
DAU14744
Voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA10181
Geef bei de vorkpoten stee ds dezelf de
afstellin g, an ders kan slecht we ggedra g
en vermin der de rijsta biliteit het g evolg
zijn.Deze voorvork is voorzien van stelbouten
voor veervoorspanning, stelschroeven voor
uitgaande demping en stelschroeven voor
ingaande demping.LET OP
DCA10102
Pro beer nooit voor bij de maximum- of
minimuminstellin gen te d raaien om
scha de aan het mechanisme te voorko-
men.Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (a).
Draai om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (b). Breng de gewenste groef op het stelme-
chanisme in lijn met het bovenvlak van de
vorkplug.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
12
1. Stelbout veervoorspanning
1. Huidige instelling
2. Vorkplug
1(a)
(b)
2 1
1
2
3
4
5
6
7
8
U2PND0D0.book Page 15 Monday, September 1, 2014 1:17 PM