Abarth 124 Spider 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2020, Model line: 124 Spider, Model: Abarth 124 Spider 2020Pages: 244, PDF Size: 4.55 MB
Page 131 of 244

breng de schroevendraaier aan en
druk hem omlaag;
houd de ontgrendelknop ingedrukt
en verplaats de selectiehendel;
breng het voertuig naar het Abarth
Servicenetwerk.
Voor bepaalde versies
Ga als volgt te werk:
druk de ontgrendelknop met
ingedrukte knop in fig. 91;
verplaatst de selectiehendel;
breng het voertuig naar het Abarth
Servicenetwerk.
HANDGESCHAKELDE
STAND
Verplaats de selectiehendel van D naar
M om naar de handgeschakelde stand
over te schakelen. Verplaats de
selectiehendel van M naar D om naar
de automatisch geschakelde stand
terug te keren.
BELANGRIJK Door tijdens het rijden
naar de handgeschakelde
versnellingsbak over te schakelen zal
geen schade aan de versnellingsbak
worden veroorzaakt.
BELANGRIJK De versnelling kan
schakelen naar M1 als u bij stilstaand
voertuig naar de handgeschakelde
stand overschakelt.
BELANGRIJK De versnelling kan naar
M4/M5 schakelen als u in D vanuit de
5e en 6e versnelling naar dehandgeschakelde stand overschakelt
zonder dat u het gaspedaal indrukt.
Handmatig door-/terugschakelen
Het gebruik van de selectiehendel
Druk de hendel een keer naar achteren
+omdoor te schakelen. Druk de
hendel een keer naar voren–omterug
te schakelen.
Het gebruik van de stuurschakelaar
146)
Om naar een hogere versnelling te
schakelen met de stuurschakelaars, de
UP-schakelaar+/OFFfig. 92 een keer
met uw vingers naar u toe trekken. Om
naar een lagere versnelling te schakelen
met de stuurschakelaars, de
DOWN-schakelaar–een keer met uw
vingers naar u toe trekken.
9005210206-12A-002AB
9105210206-122-001AB
9207040110-124-007AB
129
Page 132 of 244

Stand vaste tweede versnelling
De versnellingsbak wordt in de tweede
versnelling geplaatst als de
selectiehendel bij een voertuigsnelheid
van circa 2 km/h of lager achteruit
wordt verplaatst. In deze stand wordt
de versnellingsbak in de tweede
versnelling geplaatst zodat
gemakkelijker kan worden versneld
vanuit stilstand en bij rijden op een glad
wegdek, zoals besneeuwde wegen.
SNELHEIDSLIMIET
VERSNELLING
(SCHAKELEN)
Als de versnellingshendel bediend
wordt binnen het bereik van de
snelheidslimiet, wordt geschakeld.
Doorschakelen
De versnelling schakelt niet door als de
voertuigsnelheid lager dan de
snelheidslimiet is.
Terugschakelen
De versnelling schakelt niet terug als de
voertuigsnelheid hoger dan de
snelheidslimiet is.
Als de voertuigsnelheid de
snelheidslimiet overschrijdt en de
versnelling niet terugschakelt, zal de
aanduiding van de versnellingspositie
2 keer knipperen om de bestuurder te
waarschuwen dat de versnelling niet
kan worden ingeschakeld.
Kickdown
De versnelling schakelt terug als het
gaspedaal tijdens het rijden volledig
wordt ingedrukt.
De versnellingen worden niet
teruggeschakeld als de DSC is
uitgeschakeld.
OPMERKING De versnelling schakelt
ook met kickdown terug als de
versnellingsbak vast in de tweede
versnelling is geplaatst.
Automatische terugschakeling
Afhankelijk van de snelheid van het
voertuig tijdens het afremmen zal de
versnelling automatisch worden
teruggeschakeld.
OPMERKING De versnellingsbak blijft in
de tweede versnelling staan als het
voertuig in de vaste tweede versnelling
tot stilstand wordt gebracht.
DIRECTE STAND(indien aanwezig)
De directe stand kan gebruikt worden
om tijdelijk te schakelen met de
schakelaar op het stuur terwijl het
voertuig met de selectiehendel op D
rijdt.
De directe stand wordt onder de
volgende omstandigheden
geannuleerd:
de schakelaar OMHOOG (+/OFF)
wordt een bepaalde tijd of langerachteruit getrokken;
het voertuig rijdt een bepaalde tijd of
langer (de tijd varieert afhankelijk van de
rijomstandigheden tijdens het gebruik);
het voertuig staat stil of rijdt op een
lage snelheid.
BELANGRIJK Afhankelijk van de
voertuigsnelheid kan het door- of
terugschakelen niet mogelijk zijn.
Aangezien de directe stand afhankelijk
van de versnelling of als het gaspedaal
volledig ingedrukt is geannuleerd
(ontgrendeld) wordt, wordt het gebruik
van het handmatige schakelen
aanbevolen als u het voertuig lange tijd
in een bepaalde versnelling moet
gebruiken.
RIJADVIES
147) 148)
Inhalen
Druk het gaspedaal volledig in voor
meer vermogen bij het inhalen van
andere voertuigen of op steile hellingen.
Afhankelijk van de voertuigsnelheid
schakelt de versnellingsbak terug.
Vanuit stilstand een steile helling
oprijden
Om vanuit stilstand een steile helling op
te rijden, druk het gaspedaal in, schakel
afhankelijk van de belasting en de
hellingsgraad naar D of M1, laat het
130
STARTEN EN RIJDEN
Page 133 of 244

rempedaal los en geef tegelijkertijd
geleidelijk aan gas.
Steile hellingen afrijden
Schakel afhankelijk van de belasting en
de hellingsgraad terug naar de lagere
versnellingen bij het afrijden van steile
hellingen.
Rijd rustig naar beneden en rem slechts
af en toe af om te voorkomen dat de
remmen oververhit raken.
BELANGRIJK
143)Plaats de selectiehendel altijd op P en
activeer de parkeerrem. Het is gevaarlijk
om het voertuig uitsluitend met de
selectiehendel op P en dus zonder gebruik
van de parkeerrem staande te houden. Het
voertuig kan gaan rollen en een ongeval
veroorzaken als P het voertuig niet staande
kan houden.
144)Schakel niet vanuit N of P naar een
versnelling als de motor een toerental
maakt dat hoger dan stationair is. Het is
gevaarlijk om vanuit N of P naar een
versnelling te schakelen als de motor een
hoger toerental dan stationair maakt.
Gebeurt dit wel, dan kan het voertuig
plotseling gaan rollen en een ongeval of
ernstig letsel veroorzaken.145)Schakel niet over naar N terwijl het
voertuig rijdt. Overschakelen naar N terwijl
het voertuig rijdt is gevaarlijk. Het is niet
mogelijk om tijdens het afremmen op de
motor te remmen omdat daardoor een
ongeval of ernstig letsel kan worden
veroorzaakt.
146)Houd uw handen op de rand van het
stuurwiel terwijl u met uw vingers de
schakelaars op het stuur bedient. Het is
gevaarlijk om de handen midden op het
stuur te houden terwijl u de schakelaars op
het stuur bedient. Uw handen kunnen
geraakt worden als de bestuurdersairbag
bij een botsing geactiveerd wordt,
waardoor letsel kan ontstaan.
147)Rem op glad wegdek of bij hoge
snelheid niet op de motor af. Door terug te
schakelen op een nat, besneeuwd of
bevroren wegdek of bij rijden op hoge
snelheid zal de motor plotseling worden
afgeremd. Dit is gevaarlijk. Door de
plotselinge verandering in de snelheid van
de banden kunnen de banden gaan
slippen. Daardoor kan de controle over het
voertuig verloren gaan en een ongeval
worden veroorzaakt.
148)Laat het voertuig niet rijden in de
richting die tegengesteld aan de richting
die met de selectiehendel is gekozen. Laat
het voertuig niet achteruit rijden met de
selectiehendel in een stand vooruit en laat
het voertuig net zomin vooruit rijden met de
selectiehendel in de stand achteruit. De
motor zou kunnen stoppen, waardoor het
remvermogen en de functies van de
stuurbekrachtiging verloren gaan. Hierdoor
kan het voertuig minder goed onder
controle worden gehouden en kan een
ongeval ontstaan.
SPORT MODUS
(indien aanwezig)
RIJSELECTIE
Rijselectie is een systeem om de
rijmodus van het voertuig te schakelen.
Wanneer deSPORTmodus is
geselecteerd, wordt de responsie van
het voertuig op het intrappen van het
gaspedaal versterkt.
BELANGRIJK Gebruik deSPORT
modus niet bij het rijden op gladde
wegen zoals natte wegen of wegen
bedekt met sneeuw. Hierdoor kunnen
de banden gaan slippen.
Rijselectieschakelaar
Druk op de rijselectieschakelaar
fig. 93 aan deSPORTmodus zijde
(vooruit) om de sportmodus te
selecteren.
Trek de rijselectieschakelaar naar de—
zijkant (achteruit) om de sportmodus te
annuleren.
131
Page 134 of 244

OPMERKING Wanneer het contact
wordt uitgeschakeld, wordt de
sportmodus gecancelled.
OPMERKING Afhankelijk van de
rijcondities wanneer de sportmodus is
geselecteerd, kan het voertuig
terugschakelen of enigszins
accelereren.
CRUISE-CONTROL
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen.
Het systeem kan gebruikt worden bij
een snelheid van meer dan 40 km/h op
lange, droge en rechte wegen met
weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het systeem
niet in de stad.
INSCHAKELEN /
UITSCHAKELEN
149) 150) 151) 152)
BELANGRIJK Bij de uitschakeling van
het contact wordt de status die het
systeem voor de uitschakeling had
behouden. Bijvoorbeeld, als het contact
tijdens de werking van de
cruise-controle uitgeschakeld wordt, zal
bij de volgende inschakeling van het
contact het systeem weer gebruikt
kunnen worden.
Het systeem inschakelen
Met snelheidsbegrenzer: druk op de
MODE-schakelaar. Het (gele)
waarschuwingslampje
gaat
branden.
BELANGRIJK Druk opnieuw op de
MODE-schakelaar om naar de
cruise-control over te schakelen als de
snelheidsbegrenzer na een druk op de
MODE-schakelaar werkt.
Zonder snelheidsbegrenzer: druk op
9305210101-12A-001AB
9405100101-877-877AB
132
STARTEN EN RIJDEN
Page 135 of 244

de ON-schakelaar. Het (gele)
waarschuwingslampje
gaat
branden.
Het systeem uitschakelen
Met snelheidsbegrenzer: druk op de
OFF/CANCEL-schakelaar. Het (gele)
waarschuwingslampje
gaat uit.
BELANGRIJK Het systeem schakelt
over naar de instelbare
snelheidsbegrenzer als tijdens de
werking van het cruise-control-systeem
op de MODE-schakelaar wordt
gedrukt.
Zonder snelheidsbegrenzer: druk op
de OFF/CANCEL-schakelaar. Het (gele)
waarschuwingslampje
gaat uit.
Houd de OFF/CANCEL-schakelaar lang
ingedrukt of druk 2 keer op de
OFF/CANCEL-schakelaar als het
(groene) waarschuwingslampje gaat
brandenwanneer een kruissnelheid
is ingesteld
.
Druk op de OFF/CANCEL-schakelaar
als het (gele) waarschuwingslampje
gaat brandenwanneer geen
kruissnelheid is ingesteld
.
EEN GEWENSTE
SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
Met snelheidsbegrenzer: activeer
de cruise-control met een druk op de
MODE-schakelaar. Het (gele)cruise-control waarschuwingslampje
gaat branden;
Zonder snelheidsbegrenzer:
activeer de cruise-control met een druk
op de ON-schakelaar. Het (gele)
cruise-control waarschuwingslampje
gaat branden;
versnel tot de gewenste snelheid,
welke hoger dan 40 km/h moet zijn, is
bereikt;
stel de cruise-control door op de
gewenste snelheid op de
"SET/-"schakelaar te drukken. De
cruise-control wordt ingesteld zodra op
"SET/-"-is gedrukt. Laat het gaspedaal
tegelijkertijd los. Het (groene)
waarschuwingslampje
gaat
branden.
Onder de volgende omstandigheden
kan de snelheid van de cruise-control
niet worden ingesteld:
Automatische versnellingsbak:de
selectiehendel is op P of N geplaatst;
Handgeschakelde
versnellingsbak: de selectiehendel is
in de vrijstand geplaatst;
De parkeerrem is geactiveerd;
Voertuigen met
snelheidsbegrenzer:de
MODE-schakelaar voor de instelbare
snelheidsbegrenzer is ingedrukt.
Laat de "SET/-"-schakelaar op de
gewenste snelheid los omdat de
snelheid anders zal afnemen zolang de"SET/-"-schakelaar ingedrukt wordt
gehouden (behalve in het geval dat het
gaspedaal wordt ingedrukt);
Op een steile helling kan het voertuig
tijdelijk afnemen bij het omhoog rijden
of toenemen bij het omlaag rijden.
De cruise-control zal uitgeschakeld
worden als de voertuigsnelheid tot
onder 30 km/h daalt.
De snelheid die met de cruise-control is
ingesteld wordt op het
instrumentencluster weergegeven.
SNELHEID VERHOGEN
Snelheid verhogen met de
cruise-control-schakelaar
Houd de RES/+ schakelaar ingedrukt.
Het voertuig zal versnellen. Laat de
schakelaar los als de gewenste
snelheid is bereikt.
Druk de RES/+ schakelaar in en laat
hem onmiddellijk los om de vooraf
ingestelde snelheid aan te passen.
Meerdere handelingen achtereen zullen
de vooraf ingestelde waarde verhogen
naar aanleiding van het aantal keer dat
de handeling is verricht.
De snelheid met een enkele
bediening van de RES/+ schakelaar
verhogen
Meterweergave van de voertuigsnelheid
in km/h: 1 km/h.
133
Page 136 of 244

De snelheid met het gaspedaal
verhogen
Druk het gaspedaal in om tot de
gewenste snelheid te versnellen.
Druk de SET/- schakelaar in en laat
hem onmiddellijk los.
BELANGRIJK Geef gas als u bij
ingeschakelde cruise-control tijdelijk wilt
versnellen. Een hogere snelheid zal de
ingestelde snelheid niet hinderen of
wijzigen. Haal uw voet van het
gaspedaal om naar de ingestelde
snelheid terug te keren.
SNELHEID VERLAGEN
Houd de SET/– schakelaar ingedrukt,
het voertuig zal geleidelijk aan
afremmen. Laat de schakelaar los als
de gewenste snelheid is bereikt.
Druk de SET/– schakelaar in en laat
hem onmiddellijk los om de vooraf
ingestelde snelheid aan te passen.
Meerdere handelingen achtereen zullen
de vooraf ingestelde waarde verlagen
naar aanleiding van het aantal keer dat
de handeling is verricht.
De snelheid met een enkele
bediening van de SET/– schakelaar
verlagen
Meterweergave van de voertuigsnelheid
in km/h: 1 km/h.
SNELHEID VERHOGEN /
VERLAGEN
Snelheid verhogen
Met de cruise-control-schakelaar:
houd de RES/+ schakelaar ingedrukt,
uw voertuig zal versnellen. Laat de
schakelaar los als de gewenste
snelheid is bereikt. Druk de RES/+
schakelaar in en laat hem onmiddellijk
los om de vooraf ingestelde snelheid
aan te passen. Meerdere handelingen
achtereen zullen de vooraf ingestelde
waarde verhogen naar aanleiding van
het aantal keer dat de handeling is
verricht.
Met het gaspedaal: druk het
gaspedaal in om tot de gewenste
snelheid te versnellen. Druk de SET/-
schakelaar in en laat hem onmiddellijk
los.
BELANGRIJK Geef gas als u bij
ingeschakelde cruise-control tijdelijk wilt
versnellen. Een hogere snelheid zal de
ingestelde snelheid niet hinderen of
wijzigen. Haal uw voet van het
gaspedaal om naar de ingestelde
snelheid terug te keren.
SNELHEID OPNIEUW
AANNEMEN
Als de cruise control tijdelijk is
uitgeschakeld (zoals door het indrukken
van het rempedaal) en het systeem nog
altijd geactiveerd is, zal de meest recent
ingestelde snelheid weer worden
aangenomen wanneer op de
RES/+-schakelaar wordt gedrukt.
Laat de voertuigsnelheid toenemen tot
40 km/h (25 mph) of hoger en druk op
de "RES/+"-schakelaar als de
voertuigsnelheid lager is dan 40 km/h
(25 mph).
HET SYSTEEM TIJDELIJK
UITSCHAKELEN
Schakel het systeem tijdelijk uit aan de
hand van een van deze methodes: druk
het rempedaal een beetje in/druk het
koppelingspedaal in (versies met
handgeschakelde versnellingsbak)/druk
op de OFF/CANCEL-schakelaar.
Het systeem zal naar de eerder
ingestelde snelheid terugkeren als op
de RES/+-schakelaar gedrukt wordt
terwijl de voertuigsnelheid 40 km/h of
hoger is.
Opmerking
Het cruise-control-systeem wordt
tijdelijk uitgeschakeld als een van de
volgende omstandigheden zich
voordoet:
134
STARTEN EN RIJDEN
Page 137 of 244

de parkeerrem is geactiveerd;
Versies met snelheidsbegrenzer:
de MODE-schakelaar voor de instelbare
snelheidsbegrenzer is ingedrukt;
Automatische versnellingsbak:de
selectiehendel is geplaatst op P of N; in
het geval van versies met een
handgeschakelde versnellingsbak:
de versnellingspook is in de vrijstand
geplaatst;
Automatische versnellingsbak:in
de handgeschakelde stand
(selectiehendel van D op M geplaatst)
kan de cruise-control niet uitgeschakeld
worden. De rem op de motor zal
daarom niet worden toegepast ook al
wordt de versnellingsbak naar een
lagere versnelling teruggeschakeld. Laat
de ingestelde snelheid afnemen of druk
het rempedaal in als moet worden
afgeremd.
De snelheid kan niet door een van de
toepasselijke uitschakelvoorwaarden
gereset worden als het cruise-control-
systeem tijdelijk is uitgeschakeld.
BELANGRIJK
149)Schakel altijd het
cruisecontrolsysteem uit wanneer het niet
in gebruik is: het cruisecontrolsysteem in
een activeringsklaar status laten, met de
cruisecontrol niet in gebruik, is gevaarlijk
omdat de cruisecontrol onverwacht zou
kunnen activeren als de activeringsknop
per ongeluk wordt ingedrukt, en resulteren
in het verliezen van de controle over het
voertuig en een ongeluk.
150)Als met het geactiveerde systeem
wordt gereden, mag de versnellingspook
nooit in de vrijstand worden gezet.
151)Neem in geval van defecten of
storingen in het systeem contact op met
het Abarth Servicenetwerk.
152)De cruise-control kan gevaarlijk zijn
als het systeem geen constante snelheid
kan handhaven. In bepaalde
omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet in
druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
SNELHEIDS
BEGRENZER
(indien aanwezig)
153) 154)
De snelheidsbegrenzer kan ingesteld
worden op een snelheid tussen
30 km/h en 200 km/h.
Het systeem bestaat uit een display van
de snelheidsbegrenzer en de
schakelaar op het stuurwiel fig. 95.
9505281500-12A-002AB
135
Page 138 of 244

DISPLAY
De instelling van de snelheidsbegrenzer
wordt op het display op het
instrumentencluster weergegeven.
Standby-weergave
Wordt weergegeven wanneer de
schakelaar van de snelheidsbegrenzer
bediend wordt en het systeem is
ingeschakeld fig. 96. Wordt
uitgeschakeld wanneer het systeem is
uitgeschakeld.
Instellingsweergave
Wordt weergegeven wanneer de
"SET/-"-schakelaar van de
snelheidsbegrenzer bediend wordt en
de snelheid is ingesteld fig. 97.
Annuleringsweergave
Wordt weergegeven wanneer een van
de onderstaande handelingen wordt
verricht en het systeem tijdelijk is
geannuleerd fig. 98:
wanneer op de OFF/CANCEL-
schakelaar wordt bediend;
wanneer het gaspedaal flink wordt
ingedrukt.
WAARSCHUWINGSPIEP
U hoort een waarschuwingssignaal en
tegelijkertijd knippert het display van de
instelbare snelheidsbegrenzer als de
voertuigsnelheid de ingestelde snelheid
met circa 3 km/h of meer overschrijdt.
Het waarschuwingssignaal wordt
gegeven en het display knippert tot de
voertuigsnelheid tot de ingestelde
snelheid of lager is gedaald.
Verifieer of de omgeving veilig is en pas
de voertuigsnelheid met de remmen
aan. Houd bovendien een veilige
afstand ten opzichte van het voertuig
achter u aan.
Op het display van de instelbare
snelheidsbegrenzer wordt de
uitschakeling weergegeven als het
systeem tijdelijk uitgeschakeld wordt
door het gaspedaal volledig in te
drukken. De weergave van de
ingestelde snelheid knippert, maar u
hoort geen waarschuwingssignaal als
de voertuigsnelheid de ingestelde
snelheid met 3 km/h of meer
overschrijdt terwijl de uitschakeling op
het display wordt weergegeven.
BELANGRIJK Het
waarschuwingssignaal zal 30 seconden
lang niet geactiveerd worden ook al is
de voertuigsnelheid 3 km/h hoger dan
de nieuwe ingestelde snelheid, als de
9605281501-12A-001
9705281501-12A-002
9805281501-12A-003
136
STARTEN EN RIJDEN
Page 139 of 244

snelheid die met een druk op SET/- of
RES/+ ingesteld is lager dan de actuele
voertuigsnelheid is. Let erop dat u niet
rijdt op een snelheid die hoger dan de
ingestelde snelheid is.
INSCHAKELEN /
UITSCHAKELEN
Inschakelen
Druk op de ON-schakelaar om het
systeem in te schakelen. Het scherm
van de instelbare snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven en het (gele)
hoofdindicatielampje van de
snelheidsbegrenzer gaat branden.
BELANGRIJK Druk opnieuw op de
mode-schakelaar om naar de
snelheidsbegrenzer over te schakelen
als de cruise-control na een druk op de
ON-schakelaar werkt.
Uitschakelen
Schakel het systeem uit door de
volgende handelingen te verrichten:
Houd de OFF/CANCEL-schakelaar
lang ingedrukt of druk 2 keer op de
OFF/CANCEL-schakelaarwanneer
een kruissnelheid is ingesteld(het
groene waarschuwingslampje gaat
branden). Het scherm van de
snelheidsbegrenzer wordt niet langer
weergegeven en het (groene)
indicatielampje snelheidsbegrenzer
ingesteld gaat uit.
Druk op de OFF/CANCEL-
schakelaarwanneer geen
kruissnelheid is ingesteld(het gele
waarschuwingslampje gaat branden).
Het scherm van de snelheidsbegrenzer
wordt niet langer weergegeven en het
(gele) indicatielampje instelbare
snelheidsbegrenzer ingesteld gaat uit.
Het systeem schakelt over naar de
cruise-control als tijdens de werking van
de instelbare snelheidsbegrenzer op de
ON-schakelaar wordt gedrukt.
EEN GEWENSTE
SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
druk op de ON-schakelaar om het
systeem in te schakelen;
druk op SET/- om de snelheid in te
stellen. De snelheid wordt op de actuele
voertuigsnelheid ingesteld als de
actuele voertuigsnelheid 30 km/h of
hoger is. De snelheid wordt ingesteld
op 30 km/h als de actuele
voertuigsnelheid lager dan 30 km/h is;
houd de "RES/+"-schakelaar continu
ingedruktom de ingestelde snelheid
te verhogen. De ingestelde snelheid
kan met stappen van 10 km/h worden
verhoogd. De ingestelde snelheid kan
ook met stappen van circa 1 km/h
worden verhoogd door de
"RES/+"-schakelaar kort in te drukken.
Bijvoorbeeld, de ingestelde snelheidneemt met circa 4 km/h toe als de
"RES/+"-schakelaar 4 keer wordt
ingedrukt;
houd de "SET/-"-schakelaar continu
ingedruktom de ingestelde snelheid
te verlagen. De ingestelde snelheid
kan met stappen van 10 km/h worden
verlaagd. De ingestelde snelheid kan
ook met stappen van circa 1 km/h
worden verhoogd door de
"SET/-"-schakelaar kort in te drukken.
Bijvoorbeeld, de ingestelde snelheid
neemt met circa 4 km/h af als de
"SET/-"-schakelaar 4 keer wordt
ingedrukt.
OPMERKING Druk op de
"RES/+"-schakelaar om de
weergegeven voertuigsnelheid in te
stellen als de voertuigsnelheid op het
instrumentencluster wordt
weergegeven.
OPMERKING Het systeem wordt
tijdelijk uitgeschakeld als het voertuig
versnelt wanneer het gaspedaal flink
wordt ingedrukt. Het systeem gaat
weer werken wanneer de
voertuigsnelheid tot de ingestelde
snelheid of lager is gedaald.
OPMERKING Bij het afrijden van een
helling kan de voertuigsnelheid de
ingestelde snelheid overschrijden.
137
Page 140 of 244

HET SYSTEEM TIJDELIJK
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt tijdelijk
uitgeschakeld (in stand-by geplaatst)
wanneer een van de volgende
handelingen wordt verricht terwijl de
snelheidsbegrenzer wordt
weergegeven:
de OFF/CAN-schakelaar wordt
ingedrukt;
wanneer het gaspedaal flink wordt
ingedrukt.
Hervat de werking van het systeem op
de eerder ingestelde snelheid door op
de "RES/+"-schakelaar te drukken. De
instelbare snelheid kan worden
ingesteld met een druk op de
"SET/-"-schakelaar terwijl het systeem
in stand-by is geplaatst.
BELANGRIJK
153)Schakel het systeem altijd uit wanneer
van bestuurder wordt gewisseld. Als van
bestuurder gewisseld is en de nieuwe
bestuurder niet weet dat de functie van de
snelheidsbegrenzer is ingeschakeld, kan
het voertuig niet versnellen wanneer de
bestuurder het gaspedaal indrukt. Hierdoor
zou een ongeval kunnen worden
veroorzaakt.
154)Verifieer altijd of de omgeving veilig is
en bewaar een veilige afstand tot de
voertuigen voor en achter u bij het instellen
van de snelheidsbegrenzer. De
voertuigsnelheid neemt af tot de ingestelde
snelheid als de ingestelde snelheid lager
dan de actuele voertuigsnelheid is.
PARKEERSENSOR
SYSTEEM
(indien aanwezig)
155) 156)
26) 27) 28)
Het parkeersensorsysteem maakt
gebruik van 4 ultrasoonsensoren
(2 sensoren achter en 2 hoeksensoren
achter) fig. 99 die tijdens het parkeren
van het voertuig in een garage of
inparkeren met de versnellingspook
(handgeschakelde versnellingsbak)/
selectiehendel (automatische
versnellingsbak) in achteruit (R)
obstakels rondom het voertuig
waarnemen.
9905200100-121-001AB
138
STARTEN EN RIJDEN