Abarth 500 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2020, Model line: 500, Model: Abarth 500 2020Pages: 204, PDF Size: 3.53 MB
Page 41 of 204

SLUITEN
Laat de achterklep zakken en druk in
de buurt van het slot totdat het
vastklikt.
NOODPROCEDURE
ACHTERKLEP OPENEN
Ga als volgt te werk om de achterklep
vanuit het interieur te openen wanneer
de accu leeg is of bij een storing in
het elektrische vergrendelsysteem van
de achterklep (zie "Bagageruimte
vergroten" in dit hoofdstuk):
verwijder de achterste
hoofdsteunen;
klap de rugleuningen naar voren;
gebruik hendel 1 fig. 45 om de
achterklep vanuit de bagageruimte
mechanisch te openen.
BAGAGERUIMTE
VERGROTEN
De bagageruimte kan gedeeltelijk
(50/50) of volledig worden uitgebreid
door de achterbank te scheiden.
Zie de beschrijvingen in de paragraaf
"Achterstoelen" over hoe de
bagageruimte uit te breiden.
HOEDENPLANK
VERWIJDEREN
verwijder de hoedenplank door hem los
te maken van de twee pennen aan de
zijkant en hem uit te nemen;
BELANGRIJK
31)Overschrijd nooit de maximaal
toegestane belading van de bagageruimte,
zie hoofdstuk “Technische gegevens”.
Zorg er tevens voor dat voorwerpen die in
de bagageruimte zijn geplaatst, goed
vastgezet zijn, om te voorkomen dat deze
na plotseling remmen naar voren komen,
waardoor passagiers gewond zouden
kunnen raken.
32)Als in een gebied wordt gereden waar
weinig tankstations aanwezig zijn en men
benzine in een tankje wil meenemen, moet
dit overeenkomstig de geldende
voorschriften en in een goedgekeurd tankje
gebeuren dat op passende wijze is
vastgezet. Bedenk echter wel dat op deze
manier het risico op brand bij een ongeval
toeneemt.
33)Rijd niet met een open achterklep: de
uitlaatgassen kunnen in het interieur
komen.
BELANGRIJK
14)Let op dat er geen voorwerpen op de
hoedenplank worden geraakt wanneer
de achterklep wordt geopend.
44AB0A0045C45AB0A0047C
39
Page 42 of 204

KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN ................ 41
MENUOPTIES ................................. 43
TRIP COMPUTER ........................... 45
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 47
-GORDELVERKLIKKER ....................... 47
-STORING EBD ................................... 48
-STORING AIRBAGSYSTEEM ............. 48
-REMVLOEISTOF BENEDEN
PEIL/HANDREM AANGETROKKEN..... 49
-STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE” ...................................... 50
-REMBLOKSLIJTAGE .......................... 50
-ESC-SYSTEEM .................................. 51
-STORING
INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM ................. 52
-MISTACHTERLICHT ........................... 52
-STORING ABS ................................... 52
-iTPMS ................................................ 53
-STADSLICHT EN
DIMLICHT/FOLLOW ME HOME .......... 53
-MISTLAMPEN .................................... 54
-RICHTINGAANWIJZER LINKS............ 54
-RICHTINGAANWIJZER RECHTS........ 54
-GROOTLICHT .................................... 54
-PORTIEREN/MOTORKAP/
BAGAGERUIMTE OPEN ...................... 55
-LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................. 55
-ONVOLDOENDE
MOTOROLIEDRUK/MOTOROLIE
VERSLECHTERD ................................ 55
-TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 56-STORING AUTOMATISCHE
SEQUENTIËLE VERSNELLINGSBAK... 56
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN ............................... 57
-KANS OP GLAD WEGDEK................. 57
-STORING PARKEERSENSOR ............ 57
-SERVICE (GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD) VERVALLEN ................ 57
-ASR-SYSTEEM .................................. 57
-STORING HILL HOLDER.................... 58
-AFSLUITSYSTEEM
BRANDSTOFTOEVOER ...................... 58
-STORING AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ...................... 58
-STORING BUITENVERLICHTING ....... 58
-STORING REMLICHTEN .................... 59
-STORING FIAT CODE SYSTEEM ....... 59
-BRANDSTOFRESERVE - BEPERKTE
ACTIERADIUS ..................................... 59
-STORINGSINDICATOR
MOTOROLIEDRUKSENSOR ............... 59
-OLIE VERVERSEN ............................. 59
-KOPPELINGSPEDAAL INTRAPPEN
OM TE STARTEN ................................ 59
-STORING
BRANDSTOFNIVEAUSENSOR ............ 60
-STORING REGENSENSOR ................ 60
-STORING SCHEMERSENSOR........... 60
-HOOGTEREGELING KOPLAMPEN .... 60
40
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 43 of 204

BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN
.
“STANDAARD” SCHERM KLEURENDISPLAY
1. Kilometerteller (weergave totaalstand aantal gereden kilometers/mijlen) 2. Digitale koelvloeistoftemperatuurmeter 3. Digitale toerenteller
4. Autonomie 5. Datum 6. Buitentemperatuurmeter 7. Aanduiding voertuigsnelheid 8. Planning 9. Huidig verbruik 10. Digitale brandstofmeter
11. Huidig verbruik (numeriek)
46AB0A0338C
41
Page 44 of 204

SPORTMODUS
Wanneer de SPORT-modus ingeschakeld is, wordt het scherm met de longitudinale/laterale versnellingsmeter (G-meter
informatie) fig. 47 automatisch weergegeven.
1. Digitale koelvloeistoftemperatuurmeter 2. Digitale toerenteller 3. Indicator ingeschakelde versnelling 4. Aanduiding voertuigsnelheid 5. Maximum
motortoerental bereikt ("Ghost-functie") 6. Digitale brandstofmeter 7. Planning 8. Huidige longitudinale/laterale versnelling 9. Kilometerteller
(weergave totaalstand aantal gereden kilometers/mijlen) 10. Stand koplampen 11. Buitentemperatuurmeter
47AB0A0325C
42
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 45 of 204

SCHAKELINDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciaal bericht
op het display.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het schakelpictogram
(opschakelen)
op de display wordt
getoond, geeft de GSI het advies om
een hogere versnelling in te schakelen,
terwijl wanneer het schakelpictogram
(terugschakelen)
wordt getoond, de
bestuurder wordt geadviseerd een
lagere versnelling in te schakelen.
De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
ANALOGE DRUKMETER
De auto is uitgerust met een drukmeter
voor de meting van de druk van de
turbocompressor met de analoge meter
1 fig. 48.
De schaal van de indicator 1 kan,
afhankelijk van het model, 2,0
bar behalen.OPMERKING De wijzer van de meter
voor de turbodruk mag nooit meer dan
1 – 1,2 bar aangeven, ook niet als
een sportieve rijstijl en maximale
prestaties worden vereist.
Display Sportfunctie
Als de SPORT-functie gebruikt wordt,
wordt op het display 2 fig. 48 binnenin
de turbodrukmeter het woord "SPORT"
weergegeven.
MENUOPTIES
Het menu bestaat uit een serie opties
die gekozen kunnen worden met de
knoppen+en–om toegang te krijgen
tot verschillende keuze- en
instellingshandelingen (Instellingen) die
hieronder zijn aangegeven. Sommige
opties hebben een submenu.
+Om de schermpagina en de opties
naar boven te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verhogen.
MENUKort indrukken om het
menu te openen en/of naar
de volgende schermpagina
te gaan of de gewenste
keuze te bevestigen.
Ingedrukt houden om naar
het standaardscherm
terug te keren.
48AB0A0333C
49AB0A0002C
43
Page 46 of 204

–Om de schermpagina en de opties
naar beneden te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verlagen.
OPMERKING De knoppen+en
–activeren verschillende functies
afhankelijk van de volgende situaties:
hiermee kan binnen het menu naar
beneden of naar boven door de opties
gebladerd worden;
zorgen tijdens instellingen voor het
verhogen en verlagen van de waarden.
Het menu biedt de volgende functies:
VERLICHTING: voor het verstellen
van de verlichting van het dashboard en
instrumentenpaneel
PIEP SNELHEID: voor het instellen
van de snelheidslimiet van het voertuig
(km/h of mph). De bestuurder wordt
gewaarschuwd als deze snelheid wordt
overschreden.
ACTIVERING TRIP B/GEGEVENS:
voor de inschakeling ("On") en
uitschakeling ("Off") van de Trip
B-weergave (gedeeltelijke tripteller).
STEL UUR IN: voor het instellen van
de klok op het display
STEL DATUM IN: voor het instellen
van de datum op het display
AUTOCLOSE: voor het inschakelen
of uitschakelen van de automatische
portiervergrendeling bij een snelheid
hoger dan 20 km/h
MEETEENHED: voor het instellen
van de meeteenheden voor afstand en
brandstofverbruik
TAAL: voor het instellen van de taal
op het display
GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN: voor het
instellen van het volume (8 niveaus) van
het geluidssignaal (zoemer) dat klinkt
als een storing/waarschuwing wordt
weergegeven
PIEP VEILIGHEIDSGORDELS: voor
de herinschakeling van de SBR-zoemer
(wordt alleen weergegeven als het
SBR-systeem is ingeschakeld door het
Abarth Dealernetwerk)
SERVICE: geeft de kilometerstand
weer waarbij geprogrammeerd
onderhoud moet worden verricht
AIRBAG/AIRBAG PASSAGIER: voor
het inschakelen/uitschakelen van de
passagiersairbag
DAGLICHTEN: voor het inschakelen/
uitschakelen van de dagrijlichten
ITPMS RESETTEN: voor het
resetten van het iTPMS-systeem
(”inleren”, zie de paragraaf “iTPMS-
systeem”)
ZIE RADIO (indien aanwezig): voor
het inschakelen/uitschakelen van het
dupliceren van bepaalde radio-
informatie weergegeven in de weergave
van hetUconnect™-systeem op het
display van het instrumentenpaneel.
ZIE TELEFOON (indien aanwezig):
voor het inschakelen/uitschakelen
van het dupliceren van bepaalde
telefoongesprekinformatie weergegeven
in de weergave van hetUconnect™-
systeem op het display van het
instrumentenpaneel.
ZIE NAVIGATIE (indien aanwezig):
voor het inschakelen/uitschakelen van
het dupliceren van bepaalde
navigatie-informatie weergegeven in de
weergave van hetUconnect™-
systeem op het display van het
instrumentenpaneel.
MENU AFSLUITEN
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 47 of 204

TRIP COMPUTER
De Trip-computer geeft informatie over
de werking van de auto weer op het
display, wanneer de contactsleutel in de
stand MAR staat.
Deze functie wordt gekenmerkt door
twee afzonderlijke geheugens, “Trip A”
en Trip B” genaamd, waarin "volledige
reizen" van de auto worden
opgeslagen. Beide werken
onafhankelijk van elkaar. Voor bepaalde
versies staan hierin eveneens "Huidige
info" en "Best gemiddeld verbruik".
Beide geheugens kunnen gereset
worden: reset - begin van een nieuwe
rit.
“Trip A” geeft informatie over:
Bereik (waar aanwezig)
Afgelegde afstand A
Gemiddeld verbruik A
Huidig verbruik (waar aanwezig)
Gemiddelde snelheid A
Reistijd A (rijtijd)
Reset Trip A.
In "Best gemiddeld verbruik" wordt in
de ECO-modus een scherm
weergegeven waarin het beste
gemiddelde verbruik wordt samengevat
(waar aanwezig). Het symbool
geeft de beste prestaties weer.
Deze informatie kan worden gereset
door Trip A te resetten.In "Trip B" kunnen de volgende
parameters worden weergegeven:
Afgelegde afstand B
Gemiddeld verbruik B
Gemiddelde snelheid B
Reistijd B (rijtijd)
Reset Trip B.
"Trip B" kan worden uitgeschakeld (zie
de paragraaf "Menu-opties"). De
parameters “Actieradius” en “Huidig
verbruik" kunnen niet worden gereset.
“Huidige info" toont de volgende
waarden (waar aanwezig, als zij niet
getoond worden in het hoofdscherm):
Bereik
Huidig verbruik
WEERGEGEVEN
WAARDEN
Bereik (waar aanwezig)
Dit geeft bij benadering de afstand aan
die nog gereisd kan worden met de
aanwezige brandstof in de tank, op
voorwaarde dat de rijstijl ongewijzigd
blijft. Op het display verschijnt "- - -
-" wanneer:
de actieradius kleiner is dan 50 km
(of 30 mijl)
de auto lang stilstaat met een
draaiende motor.BELANGRIJK De actieradius kan
variëren op basis van verschillende
factoren: de rijstijl (zie de paragraaf
"Rijstijl" in het hoofdstuk "Starten en
rijden"), het type route (snelweg,
stadsverkeer, bergwegen, etc…) en de
gebruiksomstandigheden van het
voertuig (beladingstoestand,
bandenspanning, etc…). Bij de
planning van een reis dient men dus
rekening te houden met deze factoren.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand weer die de auto heeft
afgelegd sinds het begin van een
nieuwe reis.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddeld brandstofverbruik
van de auto weer sinds het begin van
een nieuwe reis.
Huidig verbruik (waar aanwezig)
Geeft het brandstofverbruik weer. Deze
waarde wordt continu bijgewerkt. Als
de auto stilstaat met draaiende motor
verschijnt de melding "----"ophet
display.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid weer
afhankelijk van de totale tijd die is
verlopen sinds het begin van de reis.
45
Page 48 of 204

Reistijd
Tijd die is verstreken sinds het begin
van de nieuwe reis.
TRIP KNOP
De TRIP-knop bevindt zich op de
rechterhendel fig. 50. Wanneer de
contactsleutel naar de stand MAR-ON
wordt gedraaid, kunnen met deze knop
de hiervoor beschreven waarden
bekeken en ook gereset worden om
een nieuwe reis te beginnen:
kort indrukkenom de verschillende
waarden weer te geven;
lang indrukkenom te resetten en
een nieuwe reis te starten.
Nieuwe reis
Deze begint na een:
“handmatige” reset door de
gebruiker door de betreffende knop in
te drukken;
"automatische" reset wanneer de
"afgelegde afstand" de waarde 99999,9
km bereikt of wanneer de "reistijd" de
waarde 999:59 bereikt (999 uur en
59 minuten);
nadat de accu losgekoppeld is
geweest.
BELANGRIJK Als het systeem wordt
gereset wanneer de parameters van
“Trip A” of “Trip B” worden
weergegeven, dan worden alleen de
gegevens van de betreffende functie
gereset.
Procedure om een
nieuwe reis te starten
Houd de TRIP knop langer dan 2
seconden ingedrukt met de
contactsleutel in de stand MAR om te
resetten.
Trip verlaten
De TRIP-functie wordt automatisch
verlaten nadat alle waarden zijn
weergegeven of wanneer de MENU-
knop
langer dan 1 seconde wordt
ingedrukt.
50AB0A0140C
46
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 49 of 204

LAMPJES EN BERICHTEN
BELANGRIJK Het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een speciaal bericht en/of er
klinkt een geluidssignaal, wanneer van toepassing. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun
beknopte karakter niet worden beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het
Instructieboek. Het wordt daarom geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen. In geval van een storingsmelding
moet men zich altijd aan de instructies houden die in dit hoofdstuk zijn beschreven.
BELANGRIJK De storingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:
ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden herhaaldelijk en langdurig weergegeven. Minder
ernstige storingen worden kort herhaaldelijk weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide categorieën
kan onderbroken worden. Het lampje op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is verholpen.
LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodGORDELVERKLIKKER
Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaand voertuig de veiligheidsgordel aan bestuurders- of
passagierszijde (indien een passagier aanwezig is) niet is omgelegd.
Wanneer met de auto wordt gereden met niet goed omgelegde veiligheidsgordels, dan gaat het lampje
knipperen en klinkt er een geluidssignaal.
Neem, voor permanente uitschakeling van het geluidssignaal (de zoemer) van het SBR-systeem. (Seat Belt
Reminder) contact op met een Abarth Servicenetwerk. Het systeem kan te allen tijde via het Set-up-menu
weer ingeschakeld worden.
47
Page 50 of 204

Waarschuwingslampje Wat het betekent
rood
geel
geelSTORING EBD
Wanneer de waarschuwingslampjes bij draaiende motor tegelijk gaan branden, dan is er een storing in het
EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de achterwielen bij hard remmen
plotseling blokkeren waardoor de auto begint te slippen. Bij sommige versies verschijnt een speciaal
bericht op het display.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde dealer van het Abarth Servicenetwerk om het systeem
onmiddellijk te laten controleren.
roodSTORING AIRBAGSYSTEEM
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje blijft continu branden als er een storing in het airbagsysteem is. Bij sommige versies verschijnt
een speciaal bericht op het display.34) 35)
48
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL