Abarth 500 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2020, Model line: 500, Model: Abarth 500 2020Pages: 204, PDF Size: 3.53 MB
Page 61 of 204

Symbool Wat het betekent
geelSTORING REMLICHTEN
(indien aanwezig)
Op het display verschijnt het symbool samen met een speciaal bericht wanneer er een storing in de
remlichten is.
De storing kan de volgende oorzaken hebben: lamp doorgebrand, zekering doorgebrand of de relevante
elektrische verbinding onderbroken.
geelSTORING FIAT CODE SYSTEEM
Met de sleutel in de stand MAR gaat op bepaalde versies het lampje of het symbool constant op het
display branden, en wordt een speciaal bericht op het display weergegeven, om een mogelijke storing van
het Fiat CODE-systeem aan te duiden.
Als het symbool bij draaiende motor op het display verschijnt, betekent dit dat de auto niet beschermd is
door de startblokkering.
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Abarth Servicenetwerk.
geelBRANDSTOFRESERVE - BEPERKTE ACTIERADIUS
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, verschijnt het symbool, maar dit moet na enkele
seconden doven.
Het symbool verschijnt op het display wanneer er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank is. De driehoek
naast het symbool geeft de zijde van de auto met de brandstofvulopening aan.
geelSTORINGSINDICATOR MOTOROLIEDRUKSENSOR
Het symbool verschijnt wanneer er een storing in de motoroliedruksensor wordt gedetecteerd.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Abarth Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
geelOLIE VERVERSEN
Het symbool geeft aan dat de motorolie moet worden ververst. Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
geelKOPPELINGSPEDAAL INTRAPPEN OM TE STARTEN
Dit symbool gaat branden om aan te duiden dan het koppelingspedaal ingedrukt moet worden om het
starten in te schakelen.
59
Page 62 of 204

Symbool Wat het betekent
geelSTORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden als de brandstofniveausensor een storing heeft. Neem contact op met het
Abarth Servicenetwerk.
geelSTORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met
het Abarth Servicenetwerk
geelSTORING SCHEMERSENSOR
Het symbool gaat branden en er verschijnt een bericht op het display indien er een storing van de
schemersensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met het Abarth Servicenetwerk.
Symbool Wat het betekent
witHOOGTEREGELING KOPLAMPEN
Het symbool duidt samen met een getal de diepte van het dimlicht aan.
BELANGRIJK
34)Als, wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, hetlampje niet gaat branden of blijft branden tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of gordelspanners niet in werking treden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Abarth Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
35)Een storing van het waarschuwingslampje
wordt aangegeven door het verschijnen van het symboolop het display. In dat geval
kan het lampjeeen eventueel probleem met het airbagsysteem misschien niet aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door
het Abarth Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
36)Als het waarschuwingslampje
tijdens het rijden gaat branden (bij sommige versies verschijnt ook een bericht op het display), zet dan
de auto onmiddellijk stil en neem contact op met het Abarth Servicenetwerk.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 63 of 204

37)Als het waarschuwingslampjetijdens het rijden gaat branden (bij sommige versies verschijnt er ook een bericht op het display), zet
dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Abarth Servicenetwerk.
38)Als het lampje knippert of het symbool continu wordt weergegeven, afhankelijk van de versies, is er een storing in het systeem. Neem in
dat geval contact op met het Abarth Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
39)Als, wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, het waarschuwingslampje
niet gaat branden, continu blijft branden of gaat
knipperen tijdens het rijden (bij bepaalde versies verschijnt er ook een bericht op het display), zo snel mogelijk contact opnemen met het
Abarth Servicenetwerk. De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur waarmee de werking van het lampje
kan worden
gecontroleerd. Neem in elk geval de wettelijke voorschriften in acht van het land waarin u rijdt.
BELANGRIJK
15)Neem in geval van een storing in de versnellingsbak zo snel mogelijk contact op met het Abarth Servicenetwerk.
61
Page 64 of 204

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN . 63
ITPMS (INDIRECT TYRE
PRESSURE MONITORING
SYSTEM) ........................................ 67
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN ................................. 69
VEILIGHEIDSGORDELS .................. 70
SBR-SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER) .................................... 71
GORDELSPANNERS....................... 71
KINDERZITJES ............................... 73
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) –
AIRBAGS ........................................ 80
62
VEILIGHEID
Page 65 of 204

ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
In de auto zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
ABS (antiblokkeersysteem van de
wielen);
EBD (elektronische
remkrachtverdeling);
DTC-systeem (Drag Torque Control);
ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
HH (Hill Holder);
ASR (Antislip Regulation)
(antislipregeling);
PBA (Panic Brake Assist);
TTC (Torque Transfer Control):
Zie de volgende beschrijving van de
werking van deze systemen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat de
auto ook tijdens paniekremmen onder
controle gehouden kan worden en
de remweg wordt geoptimaliseerd.Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van de
auto wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
de rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat voor de verdeling van
de remkracht tussen de voor- en de
achterwielen zorgt.
Inwerkingtreding van het systeem
Een licht pulseren van het rempedaal en
geluid duiden op het ingrijpen van het
ABS: dit zijn volledig normale
verschijnselen.
40) 41) 42) 43) 44) 45) 46) 47) 48)
DTC-SYSTEEM (Drag
Torque Control)
Het systeem voorkomt dat de
aandrijfwielen mogelijk vergrendelen,
hetgeen kan gebeuren, bijvoorbeeld, als
het gaspedaal plotseling wordt
losgelaten of in het geval van een
plotseling naar een lagere versnelling
schakelen in omstandigheden van
slechte grip op de weg. In deze
omstandigheden zou het
motorremeffect ervoor kunnen zorgen
dat de aandrijfwielen slippen, waardoor
de auto zijn stabiliteit verliest. Het
DTC-systeem grijpt in dergelijke
situaties in door het motorkoppel te
regelen om zo de stabiliteit te bewaren
en de veiligheid van het voertuig te
verhogen.
63
Page 66 of 204

ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van de
auto onder diverse rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van de auto
door de remkracht op de juiste wijze
naar de wielen te sturen. Ook het door
de motor geleverde koppel kan
verminderd worden om de controle
over de auto te behouden. Het
ESC-systeem maakt gebruikt van de in
het voertuig gemonteerde sensoren
om de baan te bepalen die de
bestuurder wil volgen en vergelijkt deze
met de werkelijke baan van de auto.
Wanneer de werkelijke baan afwijkt van
de gewenste baan, grijpt het
ESC-systeem in om het overstuur of
onderstuur te corrigeren.
Overstuur: treedt op wanneer de auto
meer draait dan overeenkomstig de
hoek van het stuurwiel zou moeten.
Onderstuur: treedt op wanneer de
auto minder draait dan overeenkomstig
de hoek van het stuurwiel zou moeten.
Inwerkingtreding van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen
dat de stabiliteit en de grip van de auto
kritiek zijn.
49) 50) 51) 52) 53) 54)
HH-SYSTEEM (Hill
Holder)
Dit systeem is een integraal onderdeel
van het ESC-systeem en assisteert
de bestuurder bij het wegrijden op
hellingen in de volgende gevallen:
helling omhoog: auto stilstaand op
een weg met een hellingsgraad van
meer dan 5%, draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere dan
achteruit);
op een afdaling: als de auto stilstaat
op een afdalende weg van meer dan
5% met draaiende motor, ingetrapt
rempedaal en de versnellingsbak in de
achteruit.Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
remdruk op de wielen, totdat het
nodige motorkoppel is bereikt om te
kunnen wegrijden, of in ieder geval
maximaal 2 seconden, zodat de
bestuurder de tijd heeft om de
rechtervoet van het rempedaal naar het
gaspedaal te verplaatsen.
Als na 2 seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch geluid van de remmen
hoorbaar zijn. Dit geluid wijst erop dat
de auto weldra in beweging zal komen.
55) 56)
ASR-SYSTEEM (AntiSlip
Regulation)
Dit systeem maakt integraal deel uit van
het ESC-systeem en treedt
automatisch in werking als één of beide
aangedreven wielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning)
en tijdens het optrekken op glad,
besneeuwd of met ijzel bedekt wegdek,
enz.
64
VEILIGHEID
Page 67 of 204

Afhankelijk van de slipomstandigheden
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem in
door het door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
als slechts één aangedreven wiel
doorslipt, grijpt het ook automatisch in
door het doorslippende wiel af te
remmen.
Inwerkingtreding van het systeem
Dit wordt aangegeven door het
verschijnen van het symbool
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van de auto kritiek zijn.
Handmatige inschakeling/
uitschakeling
De ASR schakelt automatisch in
wanneer de motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR
uitgeschakeld en vervolgens weer
ingeschakeld worden door op de knop
1 fig. 51 (TTC) te drukken. Wanneer
het systeem niet actief is, gaat de led
op deze knop branden en verschijnt er
bij sommige versies een melding op
het display. Als het ASR tijdens het
rijden wordt uitgeschakeld, dan wordt
het automatisch, de volgende keer
dat de auto gestart wordt, weer
ingeschakeld.
Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
57) 58) 59) 60) 61) 62)
PBA-SYSTEEM (Panic
Brake Assist)
Het PBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van het voertuig tijdens
noodremmen te verbeteren.Het systeem detecteert het
noodremmen door de snelheid en de
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past
vervolgens de optimale remdruk toe. Dit
kan de remweg verkorten en dus vormt
het PBA-systeem een aanvulling op
het ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
PBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt;
tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om
voordelen van het systeem te
verkrijgen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
Het PBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
63) 64) 65) 66)
TTC-SYSTEEM (Torque
Transfer Control)
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem. Dit systeem verbetert de
koppeloverdracht naar de wielen,
waardoor veiliger en sportiever kan
worden gereden, met name in bochten,
en onderstuur beter kan worden
voorkomen.
65
Page 68 of 204

Systeem inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld door
het indrukken van de knop 1 fig. 51
op het dashboard. De inschakeling is af
te lezen aan de led in de TTC-knop
die gaat branden.
BELANGRIJK
40)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
41)Een inrijperiode van circa 500 km is
vereist om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
42)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de
grip van de banden op het wegdek
beperkt. Vertraag tot een bepaalde
snelheid.43)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
44)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
45)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
46)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
47)Ook als het noodreservewiel (daar waar
aanwezig) wordt gebruikt, blijft het ABS
werken. Onthoud altijd dat het
noodreservewiel kleiner is dan een normale
band, waardoor het minder grip levert.
48)Het ABS benut zoveel mogelijk de
beschikbare grip maar kan hem niet
verhogen. Rijd dus altijd voorzichtig op
gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
49)Voor de goede werking van het
ESC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
50)Het ESC blijft ook ingeschakeld
wanneer met het ruimtebesparende
reservewiel wordt gereden. Onthoud altijd
dat het noodreservewiel kleiner is dan
een normale band, waardoor het minder
grip levert.51)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig voorzien van het ESC-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
52)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
53)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
54)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
55)Het HH-systeem is geen parkeerrem;
verlaat daarom nooit het voertuig zonder
eerst de handrem te hebben aangetrokken,
de motor te hebben afgezet en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld, met
het voertuig in veilige omstandigheden
geparkeerd.
56)Er kunnen situaties op kleine hellingen
(minder dan 8%) voorkomen waarin, bij
beladen auto of een aangekoppelde
aanhanger (indien voorzien), het Hill
Holder-systeem niet in werking treedt en de
auto zich iets naar achteren verplaatst,
waardoor het risico op een botsing met
een ander voertuig of voorwerp toeneemt.
De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
51AB0A0226C
66
VEILIGHEID
Page 69 of 204

57)Voor een goede werking van het ASR
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
58)Ook als het noodreservewiel (daar waar
aanwezig) wordt gebruikt, blijft het ASR
werken. Onthoud altijd dat het
noodreservewiel kleiner is dan een normale
band, waardoor het minder grip levert.
59)Het ASR kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
60)Het ASR-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
61)De capaciteiten van het ASR mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
62)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig uitgerust met een ASR-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan
de conditie van het wegdek, het zicht en
het verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
63)Het PBA-systeem kan de grip van de
banden op het wegdek niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen; rijd altijd voorzichtig,
overeenkomstig de toestand van het
wegdek.64)Het PBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
65)Het PBA-systeem is een ondersteuning
voor de bestuurder die altijd zijn volle
aandacht bij het rijden moet houden. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt altijd
bij de bestuurder.
66)De capaciteiten van het PBA-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de veiligheid van de bestuurder,
de overige inzittenden van het voertuig
en andere weggebruikers in gevaar komt.iTPMS (indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)
(waar aanwezig)
BESCHRIJVING
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandenspanning controleert.
Om toegang te krijgen tot de
iTPMS-schermen (fig. 52 - fig. 53), op
de toets TRIP drukken.
Het scherm fig. 53 verschijnt alleen als
een of meer banden leeg zijn.
Correcte bandenspanning
Als alle banden op de juiste spanning
zijn, toont het display het scherm fig.
52.
52AB0A0123C
67
Page 70 of 204

Lage bandenspanning
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn door het aangaan van het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel.
Naast de banden fig. 53 wordt "KO"
samen met een waarschuwingsbericht
op het display weergegeven.
Als het systeem de spanningswaarde
van een of meer banden niet herkent,
toont het display streepjes "– –"
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de RESET-procedure niet wordt
uitgevoerd.
RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de resetprocedure wordt
uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de RESET-procedure niet wordt
uitgevoerd kan, in alle bovenstaande
gevallen, het waarschuwingslampje
onjuiste aanduidingen over een of
meer banden geven.Om de RESET-procedure uit te voeren,
bij stilstaand voertuig en de
contactsleutel op MAR gedraaid, het
instellingenmenu openen (zie
beschrijving onder paragraaf
“Menuopties”).
Na afronding van de Resetprocedure
verschijnt op display het bericht "Reset
opgeslagen" wat aangeeft dat het
"inleren" is gestart.
WERKINGSCONDITIES
67),68),69),70),71),72)
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen), kan de waarschuwing
vertraagd worden of kan het
spanningsverlies van meer dan één
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van sneeuwkettingen, gebruik
van verschillende banden per as) kan
het systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld zijn.
53AB0A0217C
68
VEILIGHEID