Abarth 500 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2020, Model line: 500, Model: Abarth 500 2020Pages: 204, PDF Size: 3.53 MB
Page 21 of 204

HOOFDSTEUNEN
ACHTER(waar aanwezig)
Om de hoofdsteunen achter te
verwijderen, tegelijk op de knoppen 2
en 3 fig. 16 op beide kanten van de
steunen drukken en ze naar boven
trekken. Om de achterste hoofdsteunen
te verwijderen moet de achterklep zijn
geopend of de rugleuning zijn
ontgrendeld en naar voren zijn
gekanteld. Om de hoofdsteun in de
juiste stand te zetten, naar boven
trekken tot hij vastklikt.
Druk, om de hoofdsteun omlaag te
brengen, op knop 2 fig. 16.
BELANGRIJK Zet, als de achterste
zitplaatsen worden gebruikt, de
hoofdsteunen altijd in de "volledig
uitgetrokken" stand.
STUURWIEL
Het stuurwiel kan verticaal worden
versteld.
Verstel de stand door de hendel fig. 17
omlaag te drukken in stand B waarna
het stuurwiel in de gewenste stand kan
worden versteld en daarin vergrendeld,
door de hendel in stand A te brengen.
12) 13)
BELANGRIJK
12)De verstelling mag alleen bij stilstaande
auto en uitgeschakelde motor gebeuren.
13)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor de auto niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
16AB0A0017C
17AB0A0018C
19
Page 22 of 204

ACHTERUITKIJK-
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL
Deze spiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme dat ervoor
zorgt dat de spiegel losschiet bij een
heftige botsing met de passagier. Met
hendeltje 1 fig. 18 kan de spiegel in
twee standen gezet worden: normaal of
anti-verblindingsstand.
ELEKTRISCH DIMBARE
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
(waar aanwezig)
Sommige versies zijn voorzien van een
elektrochromatische spiegel met
automatische anti-verblindingsfunctie.Op het onderste deel van de spiegel zit
een AAN/UIT knop om de
elektrochromatische functie in/uit te
schakelen. Wanneer de functie actief is,
brandt er een led op de spiegel. Bij
inschakeling van de achteruit, wordt de
spiegel automatisch ingesteld op de
dagstand.
BUITENSPIEGELS
Ga als volgt te werk:
selecteer de spiegel met
keuzeschakelaar 2 fig. 19;
stel met de besturingshendel de
spiegel in een van de vier richtingen in 1
fig. 19.
Spiegels inklappen
Indien nodig (bijvoorbeeld bij nauwe
doorgangen) kunnen de buitenspiegels
ingeklapt worden door ze van de open
stand A in de gesloten stand B te
zetten fig. 20.
14) 15)
BELANGRIJK
14)Tijdens het rijden moeten deze spiegels
altijd in geopende stand staan.
15)Omdat de buitenspiegels gebogen zijn,
kunnen zij uw perceptie van de afstand
enigszins wijzigen.
18AB0A0019C19AB0A0020C
20AB0A0021C
20
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 23 of 204

BUITENVERLICHTING
DAGRIJLICHTEN (DRL)
"Dagrijlichten"
(indien aanwezig)
Voor autom’s zonder AUTO-functie:
met de contactsleutel op MAR en de
ring fig. 21 op
gedraaid, gaan de
dagrijlichten aan. De andere lichten en
de binnenverlichting blijven uit.
Voor voertuigen met de AUTO-functie:
de dagrijlichten worden automatisch
ingeschakeld door de schemersensor
wanneer de ring in de AUTO-positie
staat.
16) 17)
DIMLICHT KOPLAMPEN/
STADSLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de ring op
fig. 21. Als het
dimlicht wordt ingeschakeld, gaan de
dagrijlichten uit en worden het
stadslicht en het dimlicht ingeschakeld.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en de
draaischakelaar vanOnaar
wordt
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden.
Met de keuzeschakelaar in de
AUTO-stand worden de stadslichten en
het dimlicht aangestuurd door de
schemersensor.
GROOTLICHT
Om het grootlicht in te schakelen, moet
de ring in de stand
staan en de
hendel naar het stuurwiel worden
getrokken tot voorbij de klik.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Voor voertuigen met de AUTO-functie:
met de ring in de AUTO-positie en
het dimlicht aan, de hendel naar voren
duwen richting het dashboard.Wanneer de hendel weer naar het
stuurwiel tot voorbij de aanslag wordt
getrokken, wordt het grootlicht
uitgeschakeld, gaat het dimlicht weer
branden en dooft het lampje
.
Grootlichtsignaal
Trek hiervoor de hendel naar het
stuurwiel (instabiele stand) fig. 21
ongeacht de stand van de
draaischakelaar.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand:
omhoog (stand A) fig. 21:
inschakeling rechter richtingaanwijzer;
omlaag (stand B): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Het lampje
ofgaat op het
instrumentenpaneel knipperen. De
richtingaanwijzers worden automatisch
uitgeschakeld als het stuurwiel weer
wordt rechtgezet.
"FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto gedurende een ingestelde
tijdsduur worden verlicht.
21AB0A0026C
21
Page 24 of 204

Inschakeling
Trek, met de contactsleutel in de stand
STOP of verwijderd, de hendel binnen
2 minuten na het afzetten van de motor
naar het stuurwiel en doe dat meerdere
keren.
Telkens dat de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden; hierna wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld. Op het
display wordt de tijd weergegeven dat
de functies ingeschakeld blijven.
Het waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden als
de hendel voor het eerst wordt
aangetrokken en blijft branden tot de
functie automatisch wordt
uitgeschakeld.
Uitschakelen
De functie kan worden uitgeschakeld
door de koplampen of het stadslicht in
te schakelen, of door de linkerhendel
langer dan 2 seconden naar het
stuurwiel te trekken (onstabiele positie),
of door de startinrichting op MAR te
zetten.
AUTO FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakeling van de functie
Zet de linker hendelring A fig. 22 in de
AUTO-stand.
BELANGRIJK: De functie kan alleen
worden ingeschakeld met de
startinrichting in stand MAR.
Uitschakeling van de functie
Om de functie uit te schakelen, de
linker hendelring A naar stand
draaien.
MISTLAMPEN/
MISTACHTERLICHT
(indien aanwezig)
De mistlampen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het dimlicht
brandt.Druk, om de mistlampen/
mistachterlichten in te schakelen, op
knop 1 fig. 23 als volgt:
eerste keer indrukken:
mistlampen voor aan;
tweede keer indrukken:
mistachterlichten aan;
derde keer indrukken:
mistkoplampen/mistachterlichten uit.
Wanneer de mistlampen worden
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel branden.
Wanneer de mistachterlichten
zijn ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden.
22AB0A0610
23AB0A0352C
22
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 25 of 204

MISTACHTERLICHTEN
Wanneer de dimlichten zijn
ingeschakeld, kunnen deze worden
ingeschakeld door het indrukken van
knop 2
fig. 23.
Bij brandende mistlampen gaat het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
Druk nogmaals op de knop om de
lichten uit te schakelen.
HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
Als de contactsleutel in de stand MAR
staat en de dimlichten zijn
ingeschakeld, moet op de knop+of–
fig. 24 worden gedrukt om de koplamp
uit te lijnen.
De ingestelde standen worden op het
display weergegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand1-4personen.Stand2-4personen + bagage in de
bagageruimte.
Stand 3 - bestuurder + maximaal
toegestane lading in de bagageruimte.
BELANGRIJK Gasontladingskoplampen
(Xenon-koplampen) worden
automatisch afgesteld. De regeling van
de koplampafstelling is elektronisch
en kan aldus niet handmatig worden
geregeld met de knoppen+en–.
BELANGRIJK
16)De dagverlichting is een alternatief voor
het dimlicht in landen waar dit tijdens het
rijden overdag verplicht is, en is tevens
toegestaan in landen waar dit niet verplicht
is.
17)De dagrijlichten mogen het dimlicht niet
vervangen tijdens het rijden in het donker
of in tunnels. Het gebruik van de
dagrijlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.
PLAFOND-
VERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
VOOR
Het lampenglas fig. 25 kan in drie
standen worden gezet:
rechts ingedrukt: lampje altijd aan;
links ingedrukt: lampje altijd uit;
middelste stand (neutraal): het
lampje gaat aan/uit bij het
openen/sluiten van de portieren.
BELANGRIJK Controleer alvorens de
auto te verlaten of de schakelaar in
de middelste stand staat: op deze
manier zullen de lampjes van de
plafondverlichting doven bij het sluiten
van de portieren en wordt voorkomen
dat de accu leegraakt.
24AB0A0002C
25AB0A0282C
23
Page 26 of 204

Bij sommige versies gaat de
plafondverlichting alleen aan/uit
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend/gesloten.
Wanneer de portieren worden
ontgrendeld met de sleutel met
afstandsbediening, wordt er gedurende
10 seconden een timer geactiveerd.
Wanneer de deuren worden
vergrendeld met de sleutel met
afstandsbediening, gaat de
plafondverlichting uit.
Tijdregeling plafondverlichting
(lampenglas in middelste stand)
De plafondverlichting gaat in de
volgende gevallen automatisch aan: als
het portier wordt geopend, als de
sleutel uit het contactslot wordt
genomen en als de portieren worden
ontgrendeld.
De plafondverlichting gaat 10 seconden
nadat alle portieren zijn gesloten en
nadat de portieren zijn vergrendeld
weer uit. De interieurverlichting wordt in
elk geval na 15 minuten uitgeschakeld
om de accu niet te laten ontladen.
RUITEN REINIGEN
Met de rechterhendel wordt de
ruitenwisser/-sproeier voor bediend.
Werkt alleen met de contactsleutel
in de stand MAR.
RUITENWISSER/
-SPROEIER
Werking
18) 19)
4) 5)
De hendel kan in vijf verschillende
standen worden gezet (4
snelheidsniveaus) fig. 26:
A: ruitenwissers uit;
B: wissen met interval.
C: langzaam continu wissen.
D: snel continu wissen.
E: tijdelijk snel wissen (instabiele
stand).De tijdelijke snelle wisstand blijft actief
zolang de hendel handmatig in die
stand wordt gehouden. Door de hendel
los te laten, springt deze onmiddellijk
weer in de stand A en schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.
RUITENWISSERS MET
AUTOMATISCH WISSEN
De hendel kan in vier verschillende
standen worden gezet fig. 27:
A - ruitenwisser gestopt (0)
B - automatisch wissen (AUTO)
C - langzaam continu wissen (LO)
D - snel continu wissen (HI)
E - tijdelijk snel wissen (instabiele
stand).
7)
Als direct van stand B naar stand E
wordt gegaan, keert de hendel terug
naar stand A als die wordt losgelaten.
26AB0A0028C
27AB0A0611
24
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 27 of 204

"Intelligente" wis-/wasfunctie
Trek de hendel naar het stuur (instabiele
stand) om de ruitensproeier in te
schakelen.
Houd de hendel aangetrokken om met
één beweging de ruitenwissers/-
sproeiers in te schakelen; de
ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de hendel langer dan
een halve seconde naar het stuurwiel
wordt getrokken.
De ruitenwissers blijven nog enkele
slagen werken nadat de hendel is
losgelaten; na enige seconden volgt
nog een laatste reinigingsslag.
ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER
Werking
6)
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Draai de ring naar
om de
achterruitwisser in te schakelen.Draai bij ingeschakelde ruitenwissers de
ring naar de stand
om de
achterruitwisser in te schakelen. In dit
geval werkt de achterruitwisser (in
de verschillende standen) gelijktijdig
met de ruitenwissers voor, maar met
halve snelheid. Met de ruitenwisser
ingeschakeld, en bij inschakeling van
de achteruitversnelling, wordt de
achterruitwisser automatisch
ingeschakeld, in continue langzame
werking. De werking stopt als de
achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld.
"Intelligente" wis-/wasfunctie
Door de hendel naar het dashboard te
trekken (verende retourstand), wordt de
achterruitsproeier ingeschakeld.
Houd de hendel aangetrokken om met
één beweging van de
achterruitwisser/-sproeier in te
schakelen, de achterruitwisser wordt
automatisch ingeschakeld als de
hendel langer dan een halve seconde
naar het stuurwiel wordt aangetrokken.
Na het loslaten van de hendel blijft de
achterruitwisser nog enkele wisslagen
werken; na enkele seconden volgt
nog een extra reinigingsslag.
AUTOMATISCHE
WISREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
7) 8)
Inschakeling
De gebruiker kan automatisch wissen
selecteren door de rechter
stuurwielhendel fig. 27 naar de AUTO
(B)-positie te bewegen. De bestuurder
wordt geïnformeerd over de
inschakeling van de automatische
wisregeling door een enkele slag van de
ruitenwissers.
Gevoeligheidsaanpassing
De regensensorgevoeligheid kan
worden aangepast via het displaymenu
of op hetUconnect™5" of 7”
systeem.
Blokkering
Als de starterschakelaar naar de
STOP-positie wordt bewogen en de
rechterstuurwielhendel in de AUTO (B)
positie laat, wanneer het voertuig de
volgende keer wordt gestart
(startschakelaar in de MAR-positie), kan
geen wiscyclus schade aan het
systeem voorkomen als de voorruit
handmatig wordt gewassen of als er ijs
op zit.
25
Page 28 of 204

Om de automatische wismodus in te
schakelen:
de rechter stuurwielhendel in een
andere positie zetten dan AUTO en dan
terug naar de AUTO-positie;
harder dan 5 km/h rijden wanneer
de sensor regen detecteert.
Uitschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
uitschakelen door het rechter stuurwiel
naar een andere positie dan de
AUTO-positie te bewegen.
BELANGRIJK
4)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden kan de ruitenwisser
overbelast raken en wordt de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwissers niet meer werken,
contact opnemen met het Abarth
Servicenetwerk.
5)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.6)Gebruik de achterruitwisser nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden wordt bij
overbelasting van de ruitenwisser
de beveiliging van de motor ingeschakeld,
waardoor de ruitenwisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als hierna de
ruitenwissers niet meer werken, contact
opnemen met het Abarth Servicenetwerk.
7)Schakel de regensensor of de
achterruitwisser nooit in tijdens een
schoonmaakbeurt in een wastunnel.
8)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
BELANGRIJK
18)Als de ruit schoongemaakt moet
worden, controleren of het systeem
uitgeschakeld is en of de sleutel op STOP
staat.
19)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, omdat het zicht onder
slechte weersomstandigheden wordt
beperkt.
26
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 29 of 204

HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
(waar aanwezig)
.
BEDIENINGSELEMENTEN
28AB0A0223C
27
Page 30 of 204

1. Draaiknop luchttemperatuur
Rode gebied: warme lucht;
Blauwe gebied: koude lucht.
2. Knop ventilatorsnelheid/
klimaatregeling aan/uit
Druk op de knop om de airconditioning
in te schakelen: de led op de knop
gaat branden. Dit zorgt voor een snelle
koeling van het interieur.
OPMERKING Draai de knop naar 0 om
de luchtstroom uit de roosters te
onderbreken.
2)
3. Knop luchtrecirculatie
– interne luchtrecirculatie
– luchttoevoer van buitenaf
BELANGRIJK Men adviseert de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de
file of in tunnels, om te voorkomen dat
vervuilde lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie echter niet
langdurig, vooral als er meerdere
passagiers aan boord zijn, om beslagen
ruiten te voorkomen.
4. Draaiknop luchtverdeling
naar de luchtroosters in het midden
en aan de zijkant van het dashboard
om de borst en het gezicht tijdens het
warme seizoen te verkoelen.
verdeeld tussen de roosters in de
beenruimte (warmste lucht) en de
roosters op het dashboard (koelste
lucht).
naar de roosters in de beenruimte.
Wegens de natuurlijke neiging van
warmte om zich naar boven toe
te verspreiden, warmt dit type verdeling
het interieur zo snel mogelijk op,
waardoor onmiddellijk een behaaglijk
gevoel wordt verkregen.
verdeling tussen de roosters in de
beenruimte en de roosters van de
voorruit en de voorste zijruiten. Dit type
verdeling biedt een doeltreffende
verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.
naar de luchtroosters van de
voorruit en de voorste zijruiten om deze
te ontwasemen of te ontdooien.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer
kan als koude lucht op de voorruit
wordt geblazen aan de buitenzijde
condensatie ontstaan, waardoor het
zicht wordt beperkt.
5. Knop voor in-/uitschakeling
achterruitverwarming
De led op de knop gaat branden om
aan te geven dat de functie is
ingeschakeld.
Snel ontwasemen/
ontdooien van de
voorruit en de voorste
zijruiten (MAX-DEF)
Ga als volgt te werk:
draai knop 1 naar het rode gebied;
draai knop 3 naar;
draai knop 4 naar;
draai knop 2 naar 4(maximale
ventilatorsnelheid).
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel
dat compatibel is met de wetten die van
kracht zijn in de landen waar het voertuig
wordt verkocht, R134a of R1234yf.
Gebruik tijdens het laden alleen het gas dat
is aangeduid op het plaatje in de
motorruimte. Het gebruik andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en conditie van het systeem. Het
smeermiddel dat voor de compressor
wordt gebruikt, is ook strict gekoppeld aan
het type koelgas; raadpleeg het Abarth
Servicepunt.
28
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG