Abarth Grande Punto 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2010, Model line: Grande Punto, Model: Abarth Grande Punto 2010Pages: 206, PDF Size: 3.12 MB
Page 41 of 206

40
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AUTOMATISCHE
TWEEZONE-
KLIMAATREGELING
(voor versies/markten
waar voorzien)
BESCHRIJVING
De automatische tweezone-klimaatrege-
ling regelt de temperatuur en de lucht-
verdeling in het interieur in twee zones:
bestuurders- en passagierszijde. De tem-
peratuurregeling is gebaseerd op de “ge-
voelstemperatuur”: d.w.z. dat het systeem
continu werkt om het comfort in het in-
terieur constant te houden en eventuele
verschillen in de weersomstandigheden
buiten te compenseren, ook zonnestraling
(gesignaleerd door een zonnestralings-
sensor).
De automatisch gecontroleerde parame-
ters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters
aan bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒luchtverdeling naar de uitstroomopenin-
gen aan bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling van
de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor
koelen en drogen van de lucht);
❒luchtrecirculatie.Deze functies kunnen handmatig worden
gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt
regelen door naar wens een of meer func-
ties te selecteren en te wijzigen. Op deze
manier worden de functies die handma-
tig zijn gewijzigd niet langer automatisch
door het systeem geregeld. Het systeem
grijpt alleen in om veiligheidsredenen. De
handmatige instellingen hebben voorrang
boven de automatische instellingen en blij-
ven in het geheugen opgeslagen totdat de
gebruiker de regeling weer overlaat aan
de automatische werking door de knop
AUTOin te drukken, behalve in de ge-
vallen dat het systeem om veiligheidsre-
denen ingrijpt. Als handmatig een functie
wordt aangepast, blijven de andere func-
ties echter automatisch geregeld. De
luchtopbrengst in het interieur is onaf-
hankelijk van de snelheid van de auto om-
dat de luchtopbrengst elektronisch gere-
geld wordt door de aanjager. De lucht-
temperatuur in het interieur wordt altijd
automatisch geregeld op basis van de in-
gestelde temperaturen op de displays van
de bestuurder en de passagier voor (be-
halve als het systeem is uitgeschakeld of in
enkele omstandigheden als de compres-
sor is uitgeschakeld).De volgende parameters en functies kun-
nen handmatig worden ingesteld en ge-
wijzigd:
❒temperatuur bestuurderszijde/passa -
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in zeven standen (be-
stuurder/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden regeling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakelen van het systeem.
Page 42 of 206

41
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 34
Adrukknop voor inschakelen functie
MONO(voor gelijkstellen ingestelde
temperaturen) bestuurder/passagier;
Bdrukknop voor in-/uitschakelen airco-
compressor;
Cdrukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie;
Ddisplay met informatie over aircondi-
tioning;Idrukknop voor instellen luchtverde-
ling aan passagierszijde;
Lverhogen/verlagen aanjagersnelheid;
Mdrukknop voor instellen luchtverde-
ling aan bestuurderszijde;
Ndrukknop voor inschakelen functie
AUTO(automatische werking) en
draaiknop voor regelen temperatuur
aan bestuurderszijde.
GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manie-
ren worden ingeschakeld, maar wij raden
u aan te beginnen met het indrukken van
een van de knoppen AUTOen vervol-
gens de draaiknoppen te draaien om op
het display de gewenste temperaturen in
te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor verschil-
lende temperatuurwaarden instellen. Het
maximaal toegestane verschil is 7 °C.
Op deze wijze begint het systeem geheel
automatisch te werken, zodat zo snel mo-
gelijk de ingestelde temperaturen worden
bereikt. Het systeem regelt de tempera-
tuur, de luchthoeveelheid, de luchtverde-
ling in het interieur, de recirculatiefunc-
tie en het inschakelen van de aircocom-
pressor.
fig. 34F0M0039m
Edrukknop voor uitschakelen aircon-
ditioning;
F
drukknop voor inschakelen functie MAX-
DEF(snelle ontdooiing/ontwaseming
voorruit en zijruiten voor);
Gdrukknop voor in-/uitschakelen ach-
terruitverwarming;
Hdrukknop voor inschakelen functie
AUTO(automatische werking) en
draaiknop voor regelen temperatuur
aan passagierszijde;
Page 43 of 206

42
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem, moeten alleen de vol-
gende functies eventueel handmatig wor-
den ingeschakeld:
❒MONO, om de ingestelde tempera-
tuur en de luchtverdeling aan bestuur-
ders- en passagierszijde voor gelijk te
stellen;
❒•luchtrecirculatie, om de recircu-
latie altijd in- of uitgeschakeld te hou-
den;
❒-voor een snelle ontwaseming/
ontdooiing van de ruiten voor, de ach-
terruit en de buitenspiegels;
❒(voor het ontwasemen/ontdooien
van de achterruit en de buitenspiegels.
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem kunt u op ieder moment
de ingestelde temperaturen, de luchtver-
deling en de aanjagersnelheid wijzigen
m.b.v. de desbetreffende knoppen: het sys-
teem zal automatisch de eigen instellingen
wijzigen en aanpassen aan de nieuwe in-
stellingen.Als tijdens de volledige automatische wer-
king (FULL AUTO) de luchtverdeling
en/of de luchtopbrengst gewijzigd worden
en/of de inschakeling van de compressor
en/of de recirculatie, dan verdwijnt het op-
schrift FULL. Op deze manier blijft het
systeem alle functies automatisch regelen,
behalve de functies die handmatig zijn ge-
wijzigd. De aanjagersnelheid is voor alle
zones in het interieur gelijk.
Draaiknoppen voor regeling
luchttemperatuur H - N
Als u de knoppen naar rechts of naar links
draait, verhoogt of verlaagt u de luchttem-
peratuur respectievelijk in het gedeelte
linksvoor (draaiknop N) en rechtsvoor
(draaiknop H) van het interieur. Omdat het
systeem het klimaat in twee zones in het in-
terieur regelt, kunnen de bestuurder en de
passagier voor verschillende temperatuur-
waarden instellen. Het maximaal toegesta-
ne verschil is 7 °C. De ingestelde tempera-
turen worden op het display weergegeven
dicht bij de knoppen. Als u de knop A(MO-
NO) indrukt, wordt de temperatuur aan
bestuurders- en passagierszijde voor auto-
matisch gelijkgesteld, waarna u de tempe-
ratuur in de twee zones met de draaiknop
Naan bestuurderszijde kunt regelen. De ge-
scheiden regeling van de temperatuur en de
luchtverdeling wordt automatisch weer her-
vat, als u de draaiknoppen Hdraait of nog-
maals op de knop A(MONO) drukt als het
lampje op de knop brandt.Als u de knoppen helemaal naar rechts of
links draait, wordt respectievelijk de func-
tie HI(maximale verwarming) of LO
(maximale koeling) ingeschakeld.
Voor het uitschakelen van deze twee func-
ties is het voldoende om de tempera-
tuurknop te draaien en de gewenste tem-
peratuur in te stellen.
Drukknoppen voor de
luchtverdeling voor I-M
Als u op een van deze knoppen drukt,
kunt u handmatig voor de linker- en de
rechterzijde in het interieur een van de ze-
ven instellingen voor de luchtverdeling kie-
zen:
NLucht uit de luchtroosters van de
voorruit en de zijruiten voor voor ont-
dooiing/ontwaseming van de ruiten.
˙Lucht uit de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dash-
board voor een koele luchtstroom op
het lichaam en het gezicht bij warm
weer.
OLucht uit de luchtroosters van de
beenruimten voor en achter. Met de-
ze luchtverdeling kan in een zo kort
mogelijke tijd de lucht in het interieur
worden verwarmd, omdat warme
lucht opstijgt. Dit geeft snel een be-
haaglijk gevoel.
Page 44 of 206

43
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
˙Lucht uit de luchtroosters in de been-
Oruimten (warmere lucht) en de luch-
troosters in het midden en aan de zij-
kant van het dashboard (koelere
lucht). Deze luchtverdeling is bijzon-
der nuttig in de gematigde seizoenen
(voor- en najaar) als de zon schijnt.
NLucht uit de luchtroosters in de been-
Oruimten en de luchtroosters voor ont-
waseming/ontdooiing van de voorruit
en zijruiten voor. Deze luchtverdeling
zorgt voor een goede verwarming van
het interieur en voorkomt het even-
tuele beslaan van de ruiten.
NLucht uit de luchtroosters voor ont-˙waseming/ontdooiing van de voorruit
en de luchtroosters in het midden en
aan de zijkant van het dashboard. De-
ze luchtverdeling zorgt voor een lucht-
stroom naar de voorruit als de zon op
de ruit schijnt.
NLucht uit alle luchtroosters in de auto. ˙
O
Bij FULL AUTOregelt het systeem au-
tomatisch de luchtverdeling. Het systeem
kiest de beste luchtverdeling op basis van
de klimatologische omstandigheden. Bij
FULL AUTOzijn de lampjes van de
luchtverdeling gedoofd.De luchtverdeling, als deze handmatig is
ingesteld, wordt aangegeven door een
brandend lampje op de geselecteerde
knoppen. Als een gecombineerde functie
is ingesteld en er een knop wordt inge-
drukt, dan wordt ook de functie van die
knop ingeschakeld. Als daarentegen een
knop van een reeds ingestelde functie
wordt ingedrukt, dan wordt die functie
uitgeschakeld (het betreffende lampje
dooft). Voor het hervatten van de auto-
matische werking van de luchtverdeling na
een handmatige instelling, moet de knop
AUTOworden ingedrukt.
Als de bestuurder kiest voor luchtverde-
ling naar de voorruit, wordt ook de lucht-
stroom aan passagierszijde automatisch
naar de voorruit geleid. De passagier kan
vervolgens een andere luchtverdeling kie-
zen door de betreffende knoppen in te
drukken.
Drukknoppen voor regelen
aanjagersnelheid L
Als u op de knop pdrukt, wordt de aan-
jagersnelheid respectievelijk verhoogd of
verlaagd en daarmee de hoeveelheid lucht
die in het interieur wordt gevoerd om de
gewenste temperatuur te handhaven.De aanjagersnelheid wordt weergegeven
door verlichte staafjes op het display:
❒maximum aanjagersnelheid = alle staaf-
jes verlicht;
❒minimum aanjagersnelheid = één staaf-
je verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld,
maar alleen als u de aircocompressor hebt
uitgeschakeld met de knop B.
BELANGRIJK Voor het hervatten van de
automatische werking van de aanjager na
een handmatige instelling, moet de knop
AUTOworden ingedrukt.
Drukknoppen AUTO
(automatische werking) H-N
Als u de knop AUTOaan bestuurderszij-
de en/of passagierszijde voor indrukt, re-
gelt het systeem automatisch, in de be-
treffende zones, de hoeveelheid en de ver-
deling van de naar het interieur toege-
voerde lucht en worden alle voorafgaande
handmatige instellingen opgeheven. Dit
wordt aangegeven door het verschijnen van
het opschrift FULL AUTOop het display
voor. Als er een of meerdere handmatige
instellingen zijn uitgevoerd (luchtrecircu-
latie, luchtverdeling, aanjagersnelheid of uit-
schakeling aircocompressor), dooft het op-
schrift FULLop het display om aan te ge-
ven dat het systeem niet langer alle functies
automatisch regelt (behalve de tempera-
tuur die altijd automatisch wordt geregeld).
Page 45 of 206

44
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als het systeem vanwege
handmatige instellingen de gewenste tem-
peratuur in de verschillende zones niet
meer kan garanderen en handhaven, knip-
pert de ingestelde temperatuur om aan te
geven dat het systeem een probleem heeft
gesignaleerd; na een minuut dooft het op-
schrift AUTO.
Voor het hervatten van de automatische
werking van het systeem na een handma-
tige instelling (een of meerdere), moet de
knop AUTOworden ingedrukt.
Drukknop MONO
(gelijkstellen ingestelde
temperaturen en luchtverdeling) A
Als u de knop MONOindrukt, wordt de
temperatuur aan bestuurderszijde en aan
passagierszijde voor automatisch gelijkge-
steld, waardoor u in de twee zones de-
zelfde temperatuur en de luchtverdeling
kunt instellen met de draaiknop aan be-
stuurderszijde. Met deze functie kan de
temperatuur in het interieur makkelijk ge-
regeld worden als alleen de bestuurder
in de auto zit. De gescheiden regeling van
de temperatuur en de luchtverdeling
wordt automatisch weer hervat als u de
draaiknop Hdraait voor de instelling van
de temperatuur aan passagierszijde voor
of nogmaals op de knop MONOdrukt,
als het lampje op de knop brandt.Drukknop voor in-/uitschakelen
luchtrecirculatie C
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
❒automatisch ingeschakeld, door een van
de knoppen AUTOin te drukken; het
symbool AUTOop het display naast het
autoprofiel brandt.
❒handmatig ingeschakeld (recirculatie al-
tijd ingeschakeld); het lampje op de
knop MONOen het symbool íop
het display branden;
❒handmatig uitgeschakeld (recirculatie al-
tijd uitgeschakeld met luchttoevoer van
buiten); lampje op de knop en het sym-
bool
êop het display gedoofd. De re-
circulatie kan handmatig worden in-/uit-
geschakeld door op de recirculatieknop
Cte drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen de gewenste omstandigheden
(verwarming of koeling van het interieur)
sneller worden bereikt.
Het is echter niet raadzaam deze functie
handmatig in te schakelen op regenachti-
ge of koude dagen, omdat dan de ruiten
aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kun-
nen beslaan, vooral als de airconditioning
niet is ingeschakeld.Bij lage buitentemperaturen wordt de re-
circulatie uitgeschakeld (met luchttoevoer
van buiten) om het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij automatische werking wordt de recir-
culatie automatisch door het systeem ge-
regeld op basis van de externe klimato-
logische omstandigheden.
Als de handmatige werking van de recir-
culatie is ingesteld, dooft het opschrift
FULLen verdwijnt AUTOvan het sym-
bool op het display.
Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de recir-
culatiefunctie niet te gebruiken, om-
dat hierdoor de ruiten sneller kunnen
beslaan.
ATTENTIE
Page 46 of 206

45
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknop voor in-/uitschakelen
aircocompressor B
Als u op de knop
vdrukt als het
lampje op de knop brandt, wordt de air-
cocompressor uitgeschakeld en dooft het
lampje. Als u nogmaals op de knop drukt
als het lampje gedoofd is, wordt de in-
schakeling van de compressor weer auto-
matisch door het systeem geregeld; dit
wordt aangegeven door het gaan branden
van het lampje op de knop. Als u de air-
cocompressor uitschakelt, wordt de re-
circulatie uitgeschakeld om het eventuele
beslaan van de ruiten te voorkomen.
Ook als het systeem de ingestelde tem-
peratuur kan handhaven, verdwijnt het op-
schrift FULLvan het display. Als het sys-
teem de ingestelde temperatuur echter
niet meer kan handhaven, gaat de tempe-
ratuur knipperen en dooft ook het op-
schrift AUTO.
BELANGRIJK Met uitgeschakelde airco-
compressor is het niet mogelijk lucht in
het interieur te voeren met een tempe-
ratuur die lager is dan de buitentempera-
tuur; bovendien kunnen (in bijzondere
weersomstandigheden) de ruiten zeer snel
beslaan omdat de lucht niet gedroogd kan
worden. De uitschakeling van de airco-
compressor blijft in het geheugen opge-
slagen, ook na het afzetten van de motor.
U kunt de automatische regeling van de
aircocompressor weer inschakelen door
nogmaals de knop
√in te drukken of de
knop AUTO.Als bij uitgeschakelde compressor de bui-
tentemperatuur hoger is dan de ingestel-
de temperatuur, kan het systeem niet aan
de wens voldoen. Dit wordt als volgt aan-
gegeven: de ingestelde temperatuur knip-
pert enkele seconden op het display en
vervolgens dooft het opschrift AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan
de aanjagersnelheid handmatig op nul wor-
den gezet.
Als de compressor is ingeschakeld bij
draaiende motor, kan de aanjagersnelheid
niet lager zijn dan een minimale waarde
(één staafje verlicht).
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
voorruit en de zijruiten voor F
Als u deze knop indrukt, schakelt de kli-
maatregeling automatisch alle functies in
die noodzakelijk zijn voor het snel ont-
dooien/ontwasemen van de voorruit en
de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wan-
neer de klimatologische omstandighe-
den dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HIop
beide displays instelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op ba-
sis van de koelvloeistoftemperatuur, om
toevoer van nog te koude lucht voor de
ontwaseming van de ruiten te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters
voor de voorruit en de zijruiten voor
leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie voor snelle ont-
waseming/ontdooiing van de ruiten blijft
ongeveer 3 minuten ingeschakeld, nadat
de koelvloeistoftemperatuur de juiste
temperatuur heeft bereikt.
Als de functie voor snel ontdooien/
ontwasemen is ingeschakeld, gaan het
lampje op de betreffende knop en het
lampje op de knop van de achterruitver-
warming branden.
Bovendien dooft het opschrift FULL AU-
TOop het display.
Als de functie voor maximaal ontwase-
men/ontdooien is ingeschakeld, kunnen al-
leen de aanjagersnelheid en de uitschake-
ling van de achterruitverwarming hand-
matig worden geregeld. Als u de knop
voor maximale ontdooiing/ontwaseming
indrukt, of de knoppen voor de luchtre-
circulatie of de uitschakeling van de com-
pressor of de knop AUTO, schakelt het
systeem de functie maximaal ontdooi-
en/ontwasemen uit en worden alle be-
drijfsomstandigheden van voor het in-
schakelen van de functie hersteld.
Page 47 of 206

46
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
achterruit en de buitenspiegels
(voor versies/markten waar
voorzien) G
Als u deze knop indrukt, dan wordt de
achterruitverwarming ingeschakeld.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten auto-
matisch uit, of als opnieuw de knop wordt
ingedrukt. De functie wordt ook uitge-
schakeld als u de motor uitzet en blijft uit-
geschakeld als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
Systeem uitschakelen (OFF) E
Het systeem schakelt uit als u op de knop
Edrukt. Als het systeem is uitgeschakeld:
❒zijn de temperatuurdisplays gedoofd;
❒is de recirculatie ingeschakeld, waarbij
geen lucht van buiten binnenkomt;
❒is de aircocompressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
Ook als het systeem is uitgeschakeld, kan
de achterruitverwarming worden in-/uit-
geschakeld.
BELANGRIJK De regeleenheid van de kli-
maatregeling slaat de ingestelde tempera-
turen in het geheugen op voordat het sys-
teem wordt uitgeschakeld. Als u vervol-
gens op een willekeurige knop drukt (be-
halve de knop van de achterruitverwar-
ming), worden de functies weer hersteld.
Als de functie van de ingedrukte knop niet
was ingeschakeld voor de uitschakeling,
dan wordt deze functie ook geactiveerd;
als deze daarentegen was ingeschakeld,
blijft de functie gehandhaafd.
Als u de volledig automatische werking van
het systeem weer wilt inschakelen, druk
dan op de knop AUTO.HULPVERWARMING
(voor versies/markten waar
voorzien)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer.
De hulpverwarming schakelt automatisch
uit als de ingestelde temperatuur is be-
reikt.
Automatische tweezone-
klimaatregeling
De hulpverwarming schakelt automatisch
in nadat u de contactsleutel in stand ON
hebt gezet.
Hulpverwarming en handbediende
airconditioning
De hulpverwarming wordt automatisch in-
geschakeld als u de draaiknop Ain het ro-
de gebied draait en de aanjager ten min-
ste op de eerste snelheid inschakelt (draai-
knop B).
BELANGRIJK De hulpverwarming werkt
alleen bij een lage buitentemperatuur en
een lage koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvoldoen-
de is opgeladen.
Page 48 of 206

47
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 35bedient u de
buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als
de contactsleutel in stand MARstaat.
Als u de buitenverlichting inschakelt, gaan
ook de verlichting van het instrumenten-
paneel en de bedieningsknoppen op het
dashboard branden.
VERLICHTING
UITGESCHAKELD
Draaiknop in stand O.
BUITENVERLICHTING
Draai de draaiknop in stand
6.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden.DIMLICHT
Draai de draaiknop in stand
2.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden.
GROOTLICHT
Trek, als de draaiknop reeds in stand
2staat, de hendel naar het stuurwiel (2eon-
vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
1branden.
Als de hendel opnieuw naar het stuurwiel
wordt getrokken, dooft het grootlicht en
wordt het dimlicht weer ingeschakeld.GROOTLICHTSIGNAAL
Trek de hendel naar het stuurwiel (1
eon-
vergrendelde stand), ongeacht de stand van
de draaiknop. Op het instrumentenpaneel
gaat het controlelampje
1branden.
fig. 35F0M0060m
Page 49 of 206

48
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
RICHTINGAANWIJZERS fig. 36
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒omhoog (stand 1): inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
❒omlaag (stand 2): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het
controlelampje
Îof ¥.
De richtingaanwijzers schakelen automa-
tisch uit als de auto weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het
uitvoeren van een handeling waarvoor het
stuurwiel slechts weinig hoeft te worden
verdraaid, dan drukt u de hendel iets om-
hoog of omlaag zonder dat de hendel ver-
grendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat
deze automatisch terug.“FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de au-
to een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de con-
tactsleutel in stand STOPte draaien of
uit te nemen en de linker hendel binnen
2 minuten na het uitzetten van de motor
naar het stuur te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de
verlichting 30 seconden langer branden,
tot een maximum van 210 seconden; hier-
na schakelt de verlichting automatisch uit. Als de hendel wordt bediend, gaat het
controlelampje
3op het instrumenten-
paneel branden en verschijnt er een be-
richt op het display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”) gedurende de tijd
dat de functie actief blijft. Het lampje gaat
branden als de hendel voor het eerst be-
diend wordt en blijft branden totdat de
functie automatisch uitschakelt. Telkens
als de hendel wordt bediend, wordt alleen
de inschakeltijd van de verlichting ver-
lengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
fig. 36F0M0061m
Page 50 of 206

49
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 37kunt u de
ruitenwissers/-sproeiers en achterruit-
wisser/-sproeier bedienen.
RUITENWISSERS/
-SPROEIERS
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand MARstaat.
De draaiknop van de rechter hendel kan
in vier standen worden gezet:
Oruitenwissers uitgeschakeld;
≤wissen met interval;
≥langzaam continu wissen;
¥snel continu wissen.
In stand A(onvergrendelde stand) wer-
ken de ruitenwissers, zolang u de hendel
met de hand in deze stand houdt. Als u de
hendel loslaat, springt deze direct weer te-
rug en schakelen de ruitenwissers auto-
matisch uit.Gebruik de ruitenwissers niet
om opgehoopte sneeuw of ijs
van de voorruit te verwijderen.
In die omstandigheden grijpt,
als de ruitenwissers te zwaar worden be-
last, de beveiliging in, die ervoor zorgt
dat de ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld. Als hierna de
werking niet wordt hervat (ook na een
herstart van de auto met de contact-
sleutel), wendt u dan tot het Abarth Ser-
vicenetwerk.
Als de draaiknop in stand
≤staat, wordt
de slag van de ruitenwissers automatisch
aangepast aan de snelheid van de auto.
BELANGRIJK Vervang de wisserbladen
volgens de aanwijzingen in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”.
fig. 37F0M0062m