Alfa Romeo 4C 2015 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2015, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2015Pages: 207, PDF Size: 7.73 MB
Page 121 of 207

❒het rempedaal langer dan 10 minuten
wordt ingetrapt;
❒het bestuurdersportier wordt
geopend en het gas- of het
rempedaal minstens anderhalve
seconde niet wordt ingetrapt;
❒er een storing is gedetecteerd in de
versnellingsbak.
DE AUTO PARKEREN
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
❒schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij
een helling omlaag) en zet de wielen
iets gedraaid;
❒zet de motor af en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Wacht tot de ingeschakelde versnelling
van het display verdwijnt voordat u
het rempedaal loslaat.
BELANGRIJK: laat de autoNOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand.ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
❒Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaande auto en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt
weggereden; laat vervolgens het
rempedaal los en geef geleidelijk gas.
❒Houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat
met draaiende motor.
❒Om de werking van de koppeling te
sparen mag men het gaspedaal niet
gebruiken om de auto stil te houden
(bijv. bij stilstand op een helling).
De koppeling kan dan oververhit en
beschadigd raken; gebruik in dit
geval het rempedaal of de handrem
en bedien het gaspedaal alleen
als u gereed bent om weg te rijden.
❒Als bij ingeschakelde
achteruitversnelling (R) de 1ste
versnelling ingeschakeld moet
worden (of omgekeerd), mag dit pas
gebeuren als de auto volledig stilstaat
en het rempedaal is ingetrapt.❒Als het om onvoorziene redenen
nodig mocht zijn om, terwijl men een
helling afrijdt, de versnellingsbak in
de vrijstand (N) te zetten (ook al
wordt dit beslist afgeraden), zal het
systeem bij een schakelverzoek
automatisch de beste versnelling op
basis van de voertuigsnelheid kiezen,
om het motorkoppel op de juiste
manier op de wielen over te brengen.
❒Indien nodig kan bij uitgezette motor
de 1e versnelling, de achteruit (R)of
de vrijstand (N) ingeschakeld worden
met de contactsleutel in de stand
MAR en ingetrapt rempedaal. In dit
geval moet er minstens 5 seconden
gewacht worden voordat er opnieuw
wordt geschakeld, om beschadiging
van het hydraulische systeem en
met name de pomp te voorkomen.
❒Voor opwaarts wegrijden op een
helling wordt geadviseerd geleidelijk
aan maar volop gas te geven na
de handrem of het rempedaal te
hebben losgelaten; op deze manier
kan de motor tijdelijk met een hoger
toerental draaien en kunnen steile
hellingen met een merkbaar hoger
koppel worden opgereden.
117
Page 122 of 207

BELANGRIJK
89) De functie "Launch Control" is
alleen beschikbaar in de
Racemodus. Onafhankelijk van
hetgeen expliciet is aangegeven in
de beschrijving van deze modus,
worden de ESC- en ASR-
systemen uitgeschakeld tijdens de
werking van de functie "Launch
Control". Dit betekent dat de
dynamische controle over het
voertuig altijd onder de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder valt. Let daarom
uiterst goed op bij het gebruiken
van de Launch Control. Houd
rekening met het verkeer en de
conditie van het wegdek en zorg
er tijdens manoeuvres voor dat er
voldoende ruimte is in het
betreffende gebied.
BRANDSTOFBE
Alfa Romeo heeft het voertuig
ontworpen en gebouwd met gebruik
van technologieën, materialen en
voorzieningen om negatieve invloed op
het milieu te kunnen beperken. Hier
volgen enkele suggesties om nog meer
bij te dragen aan milieubescherming.
ALGEMENE
OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Laat controles en afstellingen uitvoeren
in overeenstemming met het
“Geprogrammeerd
Onderhoudsschema“.
Banden
Controleer minstens één keer per
maand de bandenspanning: als de
spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het
brandstofverbruik toe.
Klimaatregelsysteem
Het gebruik van de klimaatregeling doet
het brandstofverbruik toenemen.
Gebruik wanneer de buitentemperatuur
het toelaat bij voorkeur alleen het
ventilatiesysteem.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
stilstaande auto, noch met stationair
toerental noch met een hoog toerental:
zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de
uitstoot van uitlaatgassen toe. Het is
beter om meteen rustig weg te rijden en
hoge toerentallen te vermijden: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer u
stilstaat voor een stoplicht of voordat
de motor wordt afgezet. Deze
handeling is volstrekt nutteloos en
verhoogt het brandstofverbruik en de
vervuiling.
Keuze van de
versnellingen
Snel accelereren in een lage versnelling
verhoogt het brandstofverbruik.
Ook het oneigenlijk gebruik van een
hoge versnelling doet het verbruik en
de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen toenemen en veroorzaakt
motorslijtage.
118
STARTEN EN RIJDEN
-
SPARING
Page 123 of 207

Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het
brandstofverbruik fors toe. Rijd dus
zoveel mogelijk met een constante
snelheid, vermijd overbodig remmen en
optrekken. Dit kost alleen brandstof
en verhoogt tevens de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: vermijd frequente en
sterke acceleraties.
GEBRUIKSOMSTAN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten kan de motor niet de optimale
bedrijfstemperatuur bereiken.
Hierdoor neemt zowel het
brandstofverbruik (van +15% tot +30%
in stadsverkeer) als de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen toe.Verkeerssituatie en
conditie van het wegdek
Op drukke wegen, bijvoorbeeld bij
filerijden waarbij vooral lage
versnellingen worden gebruikt, of in de
stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik
aanmerkelijk hoger zijn.
Stilstaan in het verkeer
Bij langdurig stilstaan (bijv.
spoorwegovergangen) is het raadzaam
de motor af te zetten.WINTERBANDEN
De winterbanden moeten dezelfde
maat hebben als de standaard
geleverde banden: het speciale Alfa
Romeo Servicepunt staat u bij om de
meest geschikte band te kiezen.
Gebruik winterbanden alleen in geval
van ijs of sneeuw op de wegen. In deze
omstandigheden wordt geadviseerd
de modus "All Weather" van het Alfa
DNA-systeem te selecteren.
Voor het type band, de
bandenspanning en de specificaties
van de winterbanden, de aanwijzingen
gegeven in de paragraaf “Wielen” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”
opvolgen.
90)
De prestaties van deze banden op
oppervlakken met weinig grip zijn
aanmerkelijk minder wanneer de
profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval moeten ze vervangen worden.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale weersomstandigheden of
wanneer lang op droog asfalt of de
snelweg wordt gereden, lager dan die
van de standaard gemonteerde
banden. Beperk het gebruik van
winterbanden daarom uitsluitend tot de
omstandigheden waarvoor ze zijn
goedgekeurd.
119
-
DIGHEDEN
Page 124 of 207

BELANGRIJK: Als winterbanden
worden gebruikt met een maximum
toegestane snelheid die lager is dan de
topsnelheid van de auto (plus een
marge van 5%), dan moet in het
interieur een duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje worden
geplaatst met de maximum toegestane
snelheid wanneer met winterbanden
wordt gereden (conform de
EU-richtlijnen).
Alle vier de banden moeten van
hetzelfde merk zijn om grotere veiligheid
te garanderen tijdens het rijden en
remmen en de reactie van het voertuig
alerter te maken. Het wordt afgeraden
de draairichting van de banden om
te draaien.
Zie het deel "Opheffen van de auto" in
het hoofdstuk "In een noodgeval"
voor nadere details over het op de
juiste wijze opheffen van de auto.
BELANGRIJK
90) De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie
“Q” is 160 km/h; 190 km/h voor
winterbanden met de indicatie “T”
en 210 km/h voor winterbanden
met de indicatie"H". De
snelheidsbeperkingen moeten
echter altijd worden
gerespecteerd.
SNEEUWKETTINGEN
Sneeuwkettingen met smalle schakels
die maximaal 7 mm buiten het
bandprofiel uitsteken kunnen
gemonteerd worden op 235/40 R18
achterbanden.
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften
voldoen. Sneeuwkettingen mogen
alleen op de banden van de
achterwielen (aandrijfwielen)
gemonteerd worden. Op 19"-banden
kunnen geen kettingen gemonteerd
worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
11)
BELANGRIJK Er kunnen geen
sneeuwkettingen op het
noodreservewiel gemonteerd worden
(bij bepaalde versies/markten).
120
STARTEN EN RIJDEN
Page 125 of 207

BELANGRIJK
11) Beperk de snelheid als
sneeuwkettingen gemonteerd
zijn; rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, trottoirbanden
en stoepen en rijd geen lange
stukken op sneeuwvrije wegen om
de auto en het wegdek niet te
beschadigen.
LANGDURIGE
STILSTAND VAN DE
AUTO
Tref de volgende voorzorgsmaatregelen
als het voertuig langer dan een maand
niet gebruikt zal worden:
❒zet de auto in een overdekte, droge
en indien mogelijk goed geventileerde
ruimte en zet de ruiten iets open;
❒controleer of de handrem niet is
aangetrokken;
❒koppel de minpool van de accu los
en controleer de laadtoestand.
Gedurende de stilstand moet deze
controle iedere drie maanden worden
herhaald. Voor optimaal behoud van
de acculading wordt geadviseerd een
acculader te gebruiken (voor
bepaalde versies/markten, of als
alternatief verkrijgbaar bij
Lineaccessori). Zie het bijgevoegde
supplement voor meer details over
de werking;
❒als de accu niet van de elektrische
installatie wordt losgekoppeld,
controleer dan elke maand de lading;
❒maak de met lak gespoten delen
schoon en behandel ze met een
beschermende was;❒bestrooi de wisserrubbers van de
voorruitwissers met talkpoeder en
laat ze los van de ruit staan (zie voor
de correcte procedure de paragraaf
"Ruitenwissers" in het hoofdstuk
"Onderhoud en zorg");
❒dek de auto af met een doek of een
geperforeerde kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoezen,
omdat het op de carrosserie
aanwezige vocht dan niet kan
verdampen;
❒pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en
controleer de spanning met
regelmatige tussenpozen;
❒tap het koelsysteem van de motor
niet af;
❒laat, elke keer dat de auto twee
weken of langer niet gebruikt wordt,
de airco ongeveer 5 minuten werken,
ingesteld op de buitenlucht en met
de ventilator in de maximumstand,
terwijl de motor stationair draait; deze
handeling zal voor de juiste smering
zorgen om de mogelijkheid van
beschadiging van de compressor tot
een minimum te beperken wanneer
het systeem weer in werking wordt
gesteld;
121
Page 126 of 207

❒zorg ervoor dat de luchtinlaat direct
onder de voorruit niet wordt
belemmerd door bladeren of andere
vreemde voorwerpen; eventuele
bladeren in de luchtinlaat kunnen de
luchtstroom beperken en, als ze in
het reservoir terechtkomen, de afvoer
van water verhinderen. Zorg er
tijdens de wintermaanden voor dat
de luchtinlaat niet wordt verstopt
door ijs, modder of sneeuw.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
122
STARTEN EN RIJDEN
Page 127 of 207

NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem tijdens de reis
optreden.
De pagina's over noodgevallen kunnen
u helpen bij het zelfstandig en kalm
oplossen van kritieke situaties.
Wij adviseren u om in een noodgeval
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 2532 4200 bellen om het
dichtstbijzijnde speciale Alfa Romeo
Servicepunt te vinden.DE MOTOR STARTEN ....................124
EEN BAND REPAREREN ................125
EEN WIEL VERVANGEN .................129
EEN LAMP VERVANGEN ................132
BUITENLAMPEN VERVANGEN .......136
GLOEILAMP
BINNENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................139
ZEKERINGEN VERVANGEN ............140
DE ACCU OPLADEN.......................144
OPKRIKKEN VAN DE AUTO............144
SLEPEN VAN DE AUTO ..................145
123
Page 128 of 207

DE MOTOR STARTEN
Neem onmiddellijk contact op met een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt als
het
waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel continu blijft
branden.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
12)91)
Ga als volgt te werk om te starten:
❒verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van beide accu's met een
startkabel;fig. 79;❒sluit met een tweede startkabel de
minklem(−)vandehulpaccu aan
op een massapunt
op de motor of
de versnellingsbak/transmissie van
de auto die gestart moet worden;
❒start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar! Als de hulpaccu in een
andere auto is geïnstalleerd, controleer
dan of er geen accidenteel contact is
tussen de metalen delen van beide
auto's.
ROLLEND STARTEN
Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten
door de auto te duwen, te slepen
of van een helling af te laten rijden.
BELANGRIJK
12) Gebruik nooit een accusnellader
om de motor te starten, aangezien
dit kan leiden tot beschadiging
van de elektronische systemen en
de regeleenheden van de
ontsteking en de
brandstoftoevoer.
BELANGRIJK
91) Deze procedure moet uitgevoerd
worden door gekwalificeerd
personeel aangezien onjuiste
handelingen kunnen leiden tot
zeer sterke elektrische
ontladingen. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief:
vermijd contact met huid en ogen.
Houd open vuur en brandende
sigaretten uit de buurt van de
accu en veroorzaak geen vonken.
79A0L0116
124
NOODGEVALLEN
Page 129 of 207

EEN BAND
REPAREREN
ALGEMENE INSTRUCTIES
De auto is voorzien van de snelle
bandenreparatiekit "Fix&Go Automatic".
92) 94)
Volg onderstaande instructies om deze
te gebruiken.
93) 95) 96)13)2)
"Fix&Go automatic" KIT
Deze bevindt zich in de bagageruimte.
De kit bevat:
❒een busje A fig. 80 met
afdichtmiddel, voorzien van: een
vulleiding B en een sticker C met
daarop het opschrift “max. 80 km/h”
die na reparatie op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats
moet worden aangebracht (bijv. op
het dashboard);
❒een compressor D met drukmeter en
aansluitstukken;
❒een informatiefolder fig. 81 met de
aanwijzingen voor een correct
gebruik van de bandenreparatiekit.
Deze informatiefolder moet worden
overhandigd aan het personeel
dat de band behandeld met deze kit
moet repareren;❒een paar handschoenen in het zijvak
van de compressor;
❒adapters voor het oppompen van
verschillende elementen.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel werkt
bij buitentemperaturen tussen –20
°C en +50 °C. Het afdichtmiddel heeft
een houdbaarheidsdatum.OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
97)
❒trek de handrem aan, draai de
ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 82 uit en draai de ringmoer B
op het ventiel van de band vast;
❒controleer of schakelaar A fig. 83 van
de compressor in stand 0 (uit) staat,
start de motor, steek de stekker in
het stopcontact op de tunnelconsole
(zie fig. 84) en schakel de
compressor in door schakelaar A fig.
83 in stand I (aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", is bereikt.
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter B fig. 83; doe dit bij
uitgeschakelde compressor om een
preciezere aflezing te verkrijgen;
80A0L0076
81A0L0077
82A0L0078
125
Page 130 of 207

❒als het na 5 minuten niet mogelijk is
om minstens 1,8 bar te krijgen,
koppel dan de compressor van het
ventiel en het stopcontact af en
verplaats vervolgens de auto
ongeveer 10 meter naar voren of
naar achteren, zodat het
afdichtmiddel zich gelijkmatig in de
band kan verdelen; pomp de band
vervolgens weer op.❒als na deze handeling nog steeds
geen 1,8 bar wordt verkregen binnen
5 minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt;
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de
bandenspanning; trek de handrem
aan;
❒als een spanning van minstens 1,8
bar wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij
draaiende motor en aangetrokken
handrem), ga weer rijden en rijd zeer
voorzichtig naar het dichtstbijzijnde
speciale Alfa Romeo Servicepunt.
98) 99) 100)
BANDENSPANNING
CONTROLEREN EN
HERSTELLEN
De compressor kan ook gebruikt
worden voor het controleren en
eventueel herstellen van de
bandenspanning.
Maak de snelkoppeling A fig. 85 los en
verbind deze rechtstreeks met het
ventiel van de op te pompen band.BUSJE MET
AFDICHTMIDDEL
VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
❒maak de stekker A fig. 86 en de
leiding B los;
❒draai het te vervangen busje linksom
en trek het omhoog;
❒breng het nieuwe busje aan en draai
het rechtsom;
❒plaats stekker A en leiding B in hun
zittingen.
83A0L0079
84A0L0080
85A0L0081
126
NOODGEVALLEN