Alfa Romeo 4C 2015 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2015, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2015Pages: 207, PDF Size: 7.73 MB
Page 141 of 207

❒haal de elektrische stekker A weg fig.
99 en draai vervolgens de
lamphouder B rechtsom en verwijder
hem;
❒verwijder de lamp en vervang hem;
❒monteer de nieuwe lamp, zorg ervoor
dat hij goed vergrendeld is en sluit
stekker A weer aan;
❒sluit de beschermflap A fig. 97.
Op de flanken
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒druk op het lampenglas A op het
punt aangegeven in afbeelding fig.
100 om de borgveer B samen te
drukken, trek vervolgens de lichtunit
naar buiten;
❒draai de lamphouder B linksom,
verwijder de lamp en vervang hem;❒monteer de lamphouder B in het
lampenglas en draai hem rechtsom;
❒monteer de lichtunit zodat de
inwendige borgveer op zijn plaats
vastklikt.
ACHTERLICHTUNITS
Deze bevatten de lampen voor de
stadslichten, richtingaanwijzers en de
remlichten.
Richtingaanwijzers
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒verwijder de beschermdop A fig. 101
(aan elke kant één) op de afdekking
aan de zijkant van de bagageruimte.
❒verwijder de tweede beschermdop
van rubber B fig. 102 door uw hand
in de opening te steken.❒draai de lamphouder en trek hem
naar buiten;
❒vervang de lamp door hem in te
drukken en naar links te draaien;
❒monteer de eerder verwijderde
beschermdoppen weer.
99A0L0094
100A0L0095
101A0L0096
102A0L0134
137
Page 142 of 207

Stadslichten/remlichten
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
MISTACHTERLICHT/
ACHTERUITRIJLICHT
109)
Om de lampen van de mistachterlichten
A fig. 103 of de achteruitrijlichten B fig.
103 te vervangen, als volgt te werk
gaan:
❒draai de lamphouder C fig. 104
linksom, verwijder de lamp en
vervang hem.3
eREMLICHT
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
KENTEKENVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
❒druk het lampenglas A op het punt
aangegeven in afbeelding fig. 105
opzij om de borgveer samen te
drukken, trek vervolgens de lichtunit
van de kentekenverlichting A naar
buiten;
❒draai de lamphouder B fig. 106
linksom, verwijder lamp C en vervang
hem.
103A0L0097
104A0L0126105A0L0136
106A0L0099
138
NOODGEVALLEN
Page 143 of 207

BELANGRIJK
109) Het mistachterlicht en het
achteruitrijlicht bevinden zich
vlakbij de uitlaatpijpen; wees
uiterst voorzichtig om u niet te
verbranden tijdens het vervangen
van de lamp.
GLOEILAMP
BINNENVERLICHTING
VERVANGEN
PLAFONDVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒verwijder plafondlampje A fig. 107
door het op de met de pijltjes
aangegeven punten los te maken;❒open beschermkapje B fig. 108 en
vervang lampje C door het los te
maken uit de zijcontacten. Zorg dat
de nieuwe lamp goed vastzit tussen
de contacten;
❒sluit beschermkapje B fig. 108 weer
en zet plafondlampje A fig. 107 in
zijn zitting en controleer of het goed
vergrendeld is.
BAGAGERUIMTE-G
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒open de achterklep en verwijder
plafondlampje A fig. 109 vanaf het
punt dat met de pijl is aangegeven;
107A0L0100
108A0L0101109A0L0140
139
VERLICHTING
Page 144 of 207

❒monteer plafondlampje A weer op
zijn plaats, door het eerst aan een
kant correct te monteren en
vervolgens de andere zijde ervan aan
te drukken, totdat het hoorbaar
vastklikt.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
Controleer eerst de toestand van de
zekering wanneer een elektrisch
onderdeel niet meer werkt: de
geleidende band A fig. 110 mag niet
onderbroken zijn.
Als dit wel het geval is, dan moet de
zekering worden vervangen door een
nieuw exemplaar met dezelfde
stroomsterkte (zelfde kleur).
110) 111)
112) 113) 114)16)
B = intacte zekering;
C = zekering met beschadigde
geleidende band.PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen bevinden zich in twee
zekeringenkasten in de motorruimte en
in het interieur.
Zekeringenkast in motorruimte
Deze bevindt zich naast de accu fig.
111: voor toegang tot de zekeringen,
de schroeven A losdraaien en het
deksel B verwijderen.
Op de achterkant van het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.
Monteer na het vervangen van de
zekering weer het deksel B op
de zekeringenkast.
17)
110A0L0102
111A0L0137
140
NOODGEVALLEN
❒open bescherming B en vervang het
klemgemonteerde lampje;
❒sluit beschermkapje B over het
lampenglas;
Page 145 of 207

Zekeringenkast in
dashboard
Deze bevindt onder het dashboard in
de zone vóór de passagiersstoel.
Verwijder het beschermpaneel voor
toegang tot de zekeringenkast fig. 114,
door de hieronder beschreven
procedure te volgen:
❒draai de vier schroeven A fig. 113 los;❒verwijder het blok B en het plastic
deksel C om de vijfde
bevestigingsschroef te vinden;
❒nu kan de vijfde schroef D
losgedraaid worden en het
beschermpaneel van de
zekeringenkast verwijderd worden.
112A0L0104
113A0L0105
114A0L0106
141
Page 146 of 207

BELANGRIJK
110) Als de zekering opnieuw
doorbrandt, neem dan contact op
met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
111) Vervang een zekering nooit
door een exemplaar met een
hogere stroomsterkte (ampère);
BRANDGEVAAR.
112) Als een hoofdzekering
(MAXI-FUSE, MEGA-FUSE,
MIDI-FUSE) doorbrandt, neem
dan contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
113) Alvorens een zekering te
vervangen, moet men controleren
of de contactsleutel uit het slot
is genomen en of alle
stroomverbruikers uit staan en/of
zijn uitgeschakeld.
114) Als een hoofdzekering van een
veiligheidssysteem (airbags,
remmen), transmissiesysteem
(motor, versnellingsbak) of
stuurinrichting doorbrandt, neem
dan contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
BELANGRIJK
16) Vervang een doorgebrande
zekering nooit door metalen
draden of ander materiaal.
17) Als de motorruimte moet worden
gereinigd, zorg er dan voor dat de
waterstraal niet rechtstreeks op
de zekeringenkast wordt gericht.
142
NOODGEVALLEN
Page 147 of 207

ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTE
fig. 112
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Koplampschakelaar (voor bepaalde versies/markten) F09 5
Eentonige claxonF10 10
12 V stopcontact/aansteker F86 15
Verwarming buitenspiegels F88 7.5
.
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARD
fig. 114
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Centrale portiervergrendeling F38 15
Tweeweg-ruitensproeierpomp F43 20
+30 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
+30 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F48 20
143
Page 148 of 207

DE ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt om deze werkzaamheden
uit te laten voeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
Geadviseerd wordt een acculader te
gebruiken met een nominale spanning
van 12V en maximumstroom van 15A,
gedurende een periode van 12–24
uur. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
❒schakel de acculader in;❒schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.
OPKRIKKEN VAN DE
AUTO
Als de auto opgekrikt moet worden,
neem dan contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt, dat naast
de benodigde specifieke apparatuur
over geschikte garagekrikken en
hefbruggen beschikt.
Het is indien nodig ook mogelijk om
geschikte verlaagde hydraulische
krikken voor het opkrikken te
gebruiken.
De hefpunten van de auto zijn
gemarkeerd op de zijskirts met de
symbolen
(zie punten getoond in fig.
115).
De juiste steunpunten voor het
opkrikken van de voor- en achterkant
van de auto worden getoond in fig. 116
en fig. 117.
115A0L0029
144
NOODGEVALLEN
Page 149 of 207

BELANGRIJK Onthoud bij het plaatsen
van de auto op de hefarmen dat de
motor zich aan de achterkant bevindt,
wat derhalve van invloed is op de
gewichtsverdeling. Om die reden
moeten de kortere armen de achterkant
en de langere armen de voorkant
ondersteunen.
18) 19)
BELANGRIJK
18) Zorg ervoor dat de hefarmen
correct in de getoonde punten
worden geplaatst, om schade aan
het koolstofvezelchassis en de
carrosseriedelen te voorkomen.
19) Om schade aan het
koolstofvezelchassis te
voorkomen, mag de auto niet
worden opgekrikt met standaard
hydraulische krikken, maar alleen
met geschikte verlaagde
hydraulische krikken. Neem
contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
SLEPEN VAN DE
AUTO
20)
Het bij de auto geleverde sleepoog
bevindt zich in de gereedschapshouder
in de bagageruimte.
MONTAGE VAN HET
SLEEPOOG
Neem sleepoog A en draai het helemaal
vast op de pen met schroefdraad fig.
118.
115) 116) 117)
116 - AchterkantA0L0128
117 - VoorkantA0L0127
118A0L0107
145
Page 150 of 207

BELANGRIJK
20) Het sleepoog kan alleen
bevestigd worden aan de
voorzijde van de auto.
BELANGRIJK
115) Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en
vervolgens op STOP worden
gezet, zonder de sleutel uit het
contactslot te nemen. Als de
sleutel uit het contactslot wordt
genomen, wordt automatisch het
stuurslot ingeschakeld waardoor
de auto niet kan worden bestuurd.
Controleer ook of de
versnellingsbak/transmissie in
neutraal staat (N).116) Vergeet niet dat tijdens het
slepen de rembekrachtiging ook
niet werkt. Daarom is er meer
kracht nodig bij het intrappen van
het pedaal om te remmen.
Gebruik voor het slepen geen
flexibele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Controleer
of er tijdens het slepen geen delen
van de auto door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Tijdens het slepen
van de auto moeten alle
specifieke verkeersvoorschriften
in acht genomen worden, zowel
voor wat betreft de
sleepvoorziening als het gedrag
op de weg. Start de motor niet
wanneer de auto wordt gesleept.
Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad
zorgvuldig schoon. Zorg ervoor
dat het sleepoog volledig in de
zitting is vastgeschroefd alvorens
de auto te slepen.117) Het sleepoog mag uitsluitend
gebruikt worden voor het slepen
over de weg in pechgevallen.
Het is toegestaan de auto over
korte afstanden te slepen m.b.v.
geschikte middelen conform de
wegenverkeerswetgeving (starre
stang), om de auto over de weg te
verplaatsen om hem gebruiksklaar
te maken voor het slepen of voor
transport met takelwagen.
Sleepogen MOGEN NIET worden
gebruikt om voertuigen off-road
(d.w.z. over onverharde wegen) te
slepen of waar hindernissen zijn
en/of voor het slepen met kabels
of andere niet-starre
hulpmiddelen. In
overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden,
moet men voor het slepen twee
voertuigen gebruiken (een
slepend en een gesleept voertuig),
beide zoveel mogelijk op één lijn.
146
NOODGEVALLEN