Alfa Romeo Brera/Spider 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2010, Model line: Brera/Spider, Model: Alfa Romeo Brera/Spider 2010Pages: 263, PDF Size: 3.91 MB
Page 211 of 263

209
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Afb. 2 – Uitvoering 3.2 JTSA0G0038m
1.Motorolie – 2.Accu
3.Remvloeistof – 4.Ruitensproeiervloeistof
5.Motorkoelvloeistof
6.Olie van stuurbekrachtiging
653
2
4
1
A0G0305m
1.Motorolie – 2.Accu
3.Remvloeistof – 4.Ruitensproeiervloeistof
5.Motorkoelvloeistof
6.Olie van stuurbekrachtiging
Afb. 3 – Uitvoering 2.0 JTDM
Page 212 of 263

210
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
A0G0299m
1.Motorolie – 2.Accu
3.Remvloeistof – 4.Ruitensproeiervloeistof
5.Motorkoelvloeistof
6.Olie van stuurbekrachtiging
Afb. 4 – Uitvoering 2.4 JTDM
Page 213 of 263

211
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
MOTOROLIE
Afb. 5: uitvoeringen 1750 TURBO BENZINE
Afb. 5/a: uitvoeringen 2.2 JTS Selespeed
Afb. 6: uitvoeringen 3.2 JTS
Afb. 7: uitvoering 2.0 JTD
M
Afb. 8: uitvoering 2.4 JTDM
Motoroliepeil controleren
Controleer het oliepeil als de auto op een vlak-
ke ondergrond staat en enige minuten (circa
5) na het uitzetten van de motor.
Verwijder de peilstok Aen maak deze schoon,
plaats vervolgens de stok geheel terug, ver-
wijder de stok en controleer of het peil tussen
hetMIN– en MAX- merkteken op de peil-
stok staat. Het verschil tussen het MIN- en
MAX-merkteken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Motorolie bijvullen
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-
merkteken staat, moet via de olievulopening B
motorolie tot aan het MAX-merkteken wor-
den bijgevuld. Het olieniveau mag nooit het
MAX-merkteken overschrijden.
A0G0308mAfb. 5A0G0069mAfb. 6
WAARSCHUWING Als het olieniveau tij-
dens een controle boven het MAX-merkteken
blijkt te staan, wend u zich dan tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk om het niveau te laten
herstellen.
WAARSCHUWINGNa het bijvullen of het
verversen van de olie, moet u de motor enige se-
conden laten draaien, vervolgens de motor uit-
zetten en na enige minuten het olieniveau con-
troleren.
A0G0307mAfb. 7
A0G0018mAfb. 5/aA0G0300mAfb. 8
Page 214 of 263

212
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de
motor nog warm is: gevaar voor ver-
branding. Onthoud dat bij een war-
me motor de elektroventilateur on-
verwacht kan inschakelen: kans op
verwonding. Pas op als u sjaals, das-
sen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
OPGELET
Afgetapte motorolie en ge-
bruikte oliefilters bevatten
stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu. Wend u zich voor het
verversen van de motorolie en het
vervangen van de filters tot het Al-
fa Romeo Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
Afb. 9
Als het niveau te laag is, vul dan langzaam, via
de opening Avan het reservoir bij met een
mengsel van 50% water en PARAFLU
UPvloei-
stof.
Een mengsel van 50 % PARAFLU
UPen
50 % water beschermt tot een temperatuur
van -35
°C.
Onder extreem koude klimatologische om-
standigheden raden wij een mengsel aan van
60%PARAFLU
UPen 40% gedemineraliseerd
water.
A0G0017mAfb. 9
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motoroliever-
bruik van ongeveer 400 gram per 1 000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog wor-
den ingereden. Dit betekent dat het motoro-
lieverbruik pas na de eerste 5000 Ă· 6000 km
stabiliseert.
WAARSCHUWINGHet olieverbruik is af-
hankelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstan-
digheden waaronder de auto wordt gebruikt.
WAARSCHUWINGVul niet bij met olie
met andere specificaties dan de olie die al aan-
wezig is.
Page 215 of 263

213
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Het motorkoelsysteem ge-
bruikt PARAFLUUP-koelvloei-
stof, dat moet worden ge-
bruikt voor het eventueel bijvullen;
meng beslist niet met een andere
vloeistof. Als er toch gemengd wordt
met een andere vloeistof, start de
motor dan niet en wend u zich tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
Draai bij een zeer warme
motor de dop van het ex-
pansiereservoir nooit los: gevaar
voor verbranding.
OPGELET
Het koelsysteem staat on-
der druk. Vervang de dop
indien nodig alleen door een exem-
plaar van hetzelfde type, anders
kan de werking van het systeem in
gevaar worden gebracht.
OPGELET
RUITEN-/
KOPLAMPSPROEIER-
VLOEISTOF Afb. 10
Verwijder, om vloeistof bij te kunnen vullen, de
dopAen vul bij met een mengsel van water
enTUTELA PROFESSIONAL SC 35in de
volgende verhouding:
âť’30%TUTELA PROFESSIONAL SC
35en 70% water in de zomer;
âť’50%TUTELA PROFESSIONAL SC
35en 50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen lager dan -20
°CTU-
TELA PROFESSIONAL SC 35puur.
A0G0029mAfb. 10
Rijd niet met een leeg rui-
tensproeierreservoir: de
ruitensproeiers zijn van fundamen-
teel belang voor een optimaal zicht.
OPGELET
Enkele in de handel ver-
krijgbare ruitensproeier-
vloeistoffen zijn licht ontvlambaar.
In de motorruimte bevinden zich
warme onderdelen die bij contact de
vloeistof kunnen doen ontbranden.
OPGELET
Page 216 of 263

REMVLOEISTOF Afb. 13
Controleer of het remvloeistofniveau nog op het
maximum niveau staat. Als vloeistof moet wor-
den bijgevuld, dan raden wij u aan de rem-
vloeistof te gebruiken die staat vermeld in de
tabel „Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie het
hoofdstuk „Technische gegevens”).
OPMERKINGMaak de dop van het reser-
voirAen het omringende oppervlak zorgvul-
dig schoon. Wees bij het openen van de dop
bijzonder voorzichtig zodat er geen vuil in het
reservoir komt. Gebruik voor het bijvullen altijd
een trechter met een ingebouwde filterzeef van
maximaal 0,12 mm.
214
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STUURBEKRACHTIGINGSOLIE
Afb. 11-12
Controleer of het olieniveau maximaal is:
hiervoor moet de auto op een vlakke onder-
grond staan en moet de motor niet draaien
en koud zijn.
A0G0027mAfb. 11 uitvoeringen 1750 TURBO BENZINE
2.2 JTS Selespeed – 2.4 JTDm
A0G0234mAfb. 12 uitvoeringen 2.0 JTDM– 3.2 JTS
A0G0016mAfb. 13
Controleer of het niveau ter hoogte van het
MAX-merkteken op het reservoir of ter hoog-
te van het bovenste merkteken (maximaal
niveau) op de peilstok onder de dop van het
reservoir.
Als het niveau in het reservoir lager is dan voor-
geschreven, vul dan als volgt bij:
âť’start de motor en wacht tot het vloeistof-
niveau in het reservoir is gestabiliseerd;
âť’draai bij draaiende motor het stuur een aan-
tal malen geheel naar rechts en naar links;
âť’vul bij totdat het vloeistofniveau op het
MAX-merkteken staat en draai de dop
vast.
WAARSCHUWINGWend u zich voor deze
werkzaamheden altijd tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
Voorkom dat de stuurbe-
krachtigingsolie in contact
komt met de warme delen van de
motor: de olie is licht ontvlambaar.
OPGELET
Page 217 of 263

Voorkom dat de zeer corro-
sieve remvloeistof in con-
tact komt met de lak. Als dit
toch gebeurt, spoel dan onmiddellijk
met water.
215
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHUWINGWend u zich voor deze
werkzaamheden altijd tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
Periodieke controle van de werking van het
lampje
xop het instrumentenpaneel: als op
dopA(met sleutel in het startsysteem) wordt
gedrukt, moet het lampje gaan branden.
WAARSCHUWINGDe remvloeistof is hy-
groscopisch (trekt water aan). Daarom verdient
het aanbeveling, als de auto overwegend wordt
gebruikt in gebieden met een hoge luchtvoch-
tigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan
in het „Geprogrammeerd onderhoudsschema”
staat aangegeven.
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per on-
geluk remvloeistof wordt gemorst,
moeten de betreffende delen on-
middellijk worden gewassen met
water en neutrale zeep en daarna
met veel water worden afgespoeld.
Roep bij inslikken onmiddellijk de
hulp in van een arts.
OPGELET
Het symbool πop het re-
servoir geeft aan dat het
een synthetische remvloeistof bevat
(en geen minerale remvloeistof).
Het gebruik van minerale vloeistof-
fen moet absoluut worden verme-
den, omdat de rubbers in het rem-
systeem door deze vloeistoffen
worden beschadigd.
OPGELET
LUCHTFILTER/
POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen
door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Page 218 of 263

216
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
ACCU
Er hoeft geen elektrolyt met gedistilleerd wa-
ter aan de accu te worden toegevoegd. Het is
altijd nodig een periodieke controle uit te la-
ten voeren door het Alfa Romeo Servicenet-
werk, zodat deze de werking van het elektro-
lyt kan controleren.
BELANGRIJKWij raden u aan de acculading
ieder jaar, bij voorkeur voor het begin van de
winter, te controleren om de mogelijkheid van
bevriezing van het elektrolyt te voorkomen.
Voer deze controle vaker uit als de auto over-
wegend voor korte trajecten wordt gebruikt, of
als accessoires zijn gemonteerd die permanent,
ook bij uitgeschakeld contact, stroom verbrui-
ken. Dit geldt in het bijzonder voor achteraf aan-
gebrachte accessoires.
Als de accu wordt losgekop-
peld/aangesloten, moet u ten
minste 3 minuten wachten
voordat u de elektronische sleutel in
het startsysteem steekt, zodat de kli-
maatregeleenheid de elektrische ac-
tuatoren voor de temperatuurregeling
en de luchtverdeling in de beginstand
kan zetten.
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Voor-
kom contact met de huid en de ogen.
Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu:
brand- en ontploffingsgevaar.
OPGELET
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan
de accu en kan de accu openbarsten.
OPGELET
Page 219 of 263

217
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een origi-
nele accu met dezelfde specificaties worden
geĂŻnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een accu met
andere specificaties, vervallen de onderhouds-
intervallen die in het „Geprogrammeerd On-
derhoudsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de accu dient u zich
strikt te houden aan de aanwijzingen van de
fabrikant van de accu.
Onoordeelkundige montage
van elektrische en elektroni-
sche apparatuur kan ernstige
schade toebrengen aan de auto. Als u
na aankoop van de auto accessoires
(diefstalalarm, telefoon enz.) wilt in-
stalleren, wend u zich dan tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk, dat u kan in-
formeren over de geschikte systemen
en u vooral advies kan geven over de
noodzaak om een accu met een grote-
re capaciteit toe te passen.
Als u de auto langere tijd
stalt in extreem koude om-
standigheden moet, om bevriezing
te voorkomen, de accu worden ver-
wijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard.
OPGELET
Bij werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd be-
schermen met een speciale bril.
OPGELET
Accu's bevatten zeer schade-
lijke stoffen voor het milieu.
Het verdient aanbeveling
een defecte accu door het Alfa Romeo
Servicenetwerk te laten vervangen,
omdat dit beschikt over de uitrusting
voor het op milieuvriendelijke wijze
en conform de wettelijke bepalingen,
verwerken van defecte accu's.
Page 220 of 263

218
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
PRAKTISCHE TIPS OM DE
LEVENSDUUR VAN DE ACCU
TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen
en de levensduur te verlengen, dient u de vol-
gende aanwijzingen nauwkeurig op te volgen:
âť’wanneer u de auto parkeert, controleer dan
of de portieren, de motorkap, de schuif-
deuren en de achterdeuren/achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt voorkomen dat
de interieurverlichting blijft branden;
âť’schakel de interieurverlichting uit: de auto
is in ieder geval uitgerust met een systeem
voor automatische uitschakeling van de in-
terieurverlichting;
âť’voorkom zoveel mogelijk het gebruik van
stroomverbruikers als de motor uitstaat
(autoradio, waarschuwingsknipperlichten
enz.);
âť’voordat werkzaamheden aan de elektrische
installatie van de auto worden uitgevoerd,
moet eerst de minklem van de accupool
worden losgemaakt;
âť’de accuklemmen moeten altijd goed zijn
bevestigd.
BELANGRIJKEen accu die gedurende lan-
gere tijd minder dan 50% geladen is, raakt door
sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de ca-
paciteit en het startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing
(reeds bij temperaturen van circa –10
°C). Als
u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan „Au-
to langere tijd stallen” in het hoofdstuk „Star-
ten en rijden”. Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt
monteren die constante voeding nodig hebben
(diefstalalarm enz.), of accessoires die de elek-
trische installatie zwaar belasten, raden wij
u aan contact op te nemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Deze kan u de meest
geschikte installaties uit Lineaccessori Alfa
Romeo aanraden en controleren of de elektri-
sche installatie van de auto geschikt is voor het
extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk is
een accu met een grotere capaciteit te monte-
ren. Enkele van deze stroomverbruikers blijven
namelijk continu stroom verbruiken ook bij een
uitgezette motor, waardoor de accu geleidelijk
wordt ontladen.
Het totale energieverbruik van deze accessoires (standaard en achteraf gemonteerde accessoires) moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu),
zoals aangegeven in de volgende tabel:
Accu van Maximaal toegestaan stroomverbruik bij stilstaande auto
50 Ah 30 mA
60 Ah 36 mA
70 Ah 42 mA
90 Ah 54 mA