Alfa Romeo Giulietta 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2011, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2011Pages: 297, PDF Size: 9.15 MB
Page 131 of 297

127
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TANKEN
Zet de motor uit voordat u gaat tanken.
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine. Het octaangetal van de benzi-
ne moet ten minste 95 RON zijn.
Om beschadiging aan de katalysator te voorkomen mag nooit,
en dus ook niet in noodgevallen, zelfs niet een kleine hoeveel-
heid loodhoudende benzine worden getankt.
DIESELMOTOREN
Tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europe-
se specificatie EN590. Het gebruik van andere producten of meng-
sels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de diesel-
brandstof verminderen door de vorming van paraffine, waardoor
het brandstofsysteem niet meer goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van het sei-
zoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de zomer, voor de
winter en voor zeer lage temperaturen (koude/bergachtige ge-
bieden) is ontwikkeld. Als dieselbrandstof wordt getankt die niet
toereikend is voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan de die-
selbrandstof te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel TUTELA
DIESEL ART in de verhouding die in de gebruiksaanwijzing van
het middel is aangegeven. Doe eerst het middel in de tank en voeg
daarna de dieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in bergachtige ge-
bieden, is het raadzaam dieselbrandstof te tanken die ter plaatse
beschikbaar is. In dat geval is het bovendien raadzaam een hoe-
veelheid brandstof in de tank te houden die groter is dan 50 % van
de nuttige inhoud.
Page 132 of 297

128
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
fig. 89A0K0115mfig. 90A0K0222m
DOP VAN DE BRANDSTOFTANK
Het tankklepje wordt ontgrendeld als de portieren centraal worden
ontgrendeld en automatisch vergrendeld bij centrale vergrende-
ling van de portieren.
Openen
Druk op klepje A-fig. 89 om het te ontgrendelen en toegang te
krijgen tot de tankdop B. Druk vervolgens dop B in draai de dop
linksom.
De tankdop is voorzien van een koord C dat aan het tankklepje
vastzit om verlies van de dop te voorkomen. Haak de tankdop tij-
dens het tanken aan haakje D.
Noodbediening van het klepje
In geval van nood, trek aan de riem A-fig. 90 op de rechterzijde
van de achterklep om de tankklep te openen.
Trek aan de riem om te ontgrendelen. Druk vervolgens op de klep
om te openen.
Sluiten
Haak dop B los van haakje D en plaats de dop op de zitting. Draai
daarna de dop rechtsom totdat u een of meer klikken hoort. Sluit
vervolgens tankklepje A en controleer of deze goed is vergrendeld.
Door de hermetische afsluiting van de tank kan de druk in de tank
iets verhoogd zijn. Het is daarom normaal als u bij het losdraaien
van de tankdop een sissend geluid hoort.
Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of
een brandende sigaret: brandgevaar. Houd uw
hoofd ook niet dicht bij de vulopening om te voor-
komen dat u schadelijke dampen inademt.
Page 133 of 297

129
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Tijdens hun werking bereiken de katalysator en
het roetfilter (DPF) hoge temperaturen. Parkeer
daarom niet boven brandbare materialen (gras,
droge bladeren, dennennaalden enz.): brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn: katalysa-
tor, lambdasondes en benzinedamp-opvangsysteem.
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn: oxidatieka-
talysator, uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR) en roetfilter (DPF).
ROETFILTER DPF
(Diesel Particulate Filter)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit is een mechanisch filter in het uitlaatsysteem dat de partikels
in het uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.
Page 134 of 297

bewust onbedrukt gehouden pagina.
Page 135 of 297

131
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
fig. 93A0K0161mfig. 92A0K0160m
Druk tijdens het rijden niet op de knop C-fig. 92.
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels met rol-
automaat. Leg de veiligheidsgordels van de achterzitplaatsen om
zoals is afgebeeld in fig. 93.
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de
gordel om. Maak de gordels vast door de gesp A-fig. 92 in de slui-
ting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel de rolautomaat blokkeert,
laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek de gordel ver-
volgens weer geleidelijk uit.
Voor het losmaken van de gordel moet u op de knop C drukken.
Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de
gordelband draait.
Page 136 of 297

132
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dra-
gen tijdens een ernstig ongeval, niet alleen zelf
aan gevaar worden blootgesteld maar ook gevaar
opleveren voor de inzittenden voor.
BELANGRIJK Als de rugleuning goed is vergrendeld, dan is de “ro-
de band” B-fig. 94 op de hendels A niet meer zichtbaar. Als de “ro-
de band” zichtbaar is, is de rugleuning niet goed vergrendeld.BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels op de juiste wijze terug
als de achterbank weer in de normale gebruiksstand wordt ge-
zet, zodat ze altijd direct klaar voor gebruik zijn.
Controleer of de rugleuning aan beide zijden goed
vergrendeld is (“rode band” B-fig. 94 niet zichtbaar)
om te voorkomen dat in geval van bruusk remmen,
de rugleuning naar voren klapt en de passagiers verwondt.
fig. 94A0K0110m
Page 137 of 297

133
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
SBR-SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)
Dit akoestische waarschuwingssysteem waarschuwt, samen met
het knipperende lampje
fig. 95A0K0075m
Op enkele uitvoeringen is boven de binnenspiegel ook een paneel
fig. 95 aanwezig (als alternatief voor de waarschuwingslampjes op
het instrumentenpaneel) dat de passagiers op de zitplaatsen voor
en achter via een zichtbaar en akoestisch signaal waarschuwt als
ze hun veiligheidsgordels niet hebben omgelegd.
Voor permanente uitschakeling dient u zich tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk te wenden. Het SBR-systeem kan alleen via het Se-
tup-menu van het display weer worden geactiveerd (zie het hoofd-
stuk “Wegwijs in uw auto”).
De lampjes kunnen een rode of groene kleur hebben en werken
als volgt (fig. 95):
❍1 = zitplaats linksvoor (geeft de status voor de bestuurder aan
bij uitvoeringen met stuur links)
❍2 = zitplaats linksachter (passagier)
❍3 = zitplaats middenachter (passagier)
❍4 = zitplaats rechtsachter (passagier)
❍5 = zitplaats rechtsvoor (geeft de status voor de passagier aan
bij uitvoeringen met stuur links)
Page 138 of 297

134
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Zitplaatsen voor
(lampje nr. 1=bestuurder en nr. 5=passagier)
Bestuurder
Als alleen de bestuurder in de auto zit en de veiligheidsgordel is
niet omgelegd, dan start, als sneller dan 20 km/h wordt gere-
den of als langer dan 5 seconden een snelheid wordt aangehou-
den tussen 10 km/h en 20 km/h, er een waarschuwingscyclus
voor de zitplaatsen voor (de eerste 6 seconden een ononderbro-
ken akoestisch signaal en vervolgens nog een “beep” van 90 se-
conden en gaat het lampje knipperen). Als de cyclus is beëindigd,
blijven de lampjes constant branden totdat de motor wordt uitge-
zet. Het akoestische signaal stopt onmiddellijk en het lampje wordt
groen zodra de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde is omgelegd.
Als de veiligheidsgordel tijdens het rijden weer wordt losgemaakt,
klinkt opnieuw het akoestische signaal en gaat het lampje weer
rood knipperen zoals hiervoor beschreven.
Passagier
Dezelfde situatie geldt voor de passagier voor, met als verschil
dat het lampje groen gaat branden en het akoestische signaal
ook wordt onderbroken als de passagier de auto verlaat.
In het geval dat beide veiligheidsgordels voor kort na elkaar wor-
den losgemaakt bij een rijdende auto, heeft het akoestische sig-
naal betrekking op de gordel die het laatst is losgemaakt, terwijl
de twee lampjes onafhankelijk van elkaar werken.
Zitplaatsen achter (lampje nr. 2, nr. 3 en nr. 4)
Bij de achterzitplaatsen is er alleen een signalering als een van de
gordels wordt losgemaakt (knipperend rood lampje). In deze situ-
atie gaat het rode lampje van de losgemaakte gordel ongeveer
30 seconden knipperen. Bovendien klinkt er een akoestisch signaal.
Als er meer gordels worden losgemaakt, begint en eindigt het knip-
peren voor elk van de rode lampjes apart. Het lampje wordt groen
als de betreffende veiligheidsgordel weer wordt omgelegd.
Circa 30 seconden na de laatste signalering doven de lampjes (rood
of groen) van de zitplaatsen achter ongeacht de status van de gordel.
BELANGRIJKE TIPS
Als de contactsleutel op stand MAR wordt gedraaid, dan blijven
alle lampjes gedoofd als de veiligheidsgordels (voor en achter)
reeds zijn omgelegd.
Alle lampjes gaan branden op het moment dat ten minste een om-
gelegde gordel wordt losgemaakt of omgekeerd.
Page 139 of 297

135
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor zijn voorzien van gordelspanners. Dit
systeem trekt bij een heftige frontale botsing de gordel enige cen-
timeters aan. Op deze wijze worden de inzittenden veel beter op
hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt.
Als de gordelspanners hebben gewerkt, dan is dit herkenbaar aan
een gordel die naar de rolautomaat is teruggetrokken.
De auto is bovendien uitgerust met een tweede gordelspanner (ter
hoogte van de dorpel): een ingekorte metalen kabel geeft aan dat
het systeem in werking is getreden.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beetje rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de gordel-
spanner moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat hij
goed aansluit op borst en bekken.
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering: elke
verandering van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid ver-
minderen. Als de gordelspanner door extreme natuurlijke omstan-
digheden (bijv. overstromingen en vloedgolven) met water en mod-
der in contact is geweest, dan moet de spanner worden vervangen.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzittenden bij een ongeval te vergro-
ten, zijn de oprolautomaten van de gordels voor voorzien van trek-
krachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrijding de piekbelas-
ting op de borst en schouders beperken.
De gordelspanner werkt slechts eenmaal. Als de gor-
delspanners hebben gewerkt, moet u zich tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk wenden om de span-
ners te laten vervangen. De geldigheid van het systeem
staat vermeld op een plaatje dat zich in het dashboardkastje
bevindt: laat voor het verstrijken van deze termijn het sys-
teem door het Alfa Romeo Servicenetwerk vervangen.
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillingen
of verhitting (maximaal 100 °C gedurende ten
hoogste 6 uur) optreden, kunnen de gordelspan-
ners beschadigen of activeren: bij die omstandigheden ho-
ren niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht
wegdek of door contacten met kleine obstakels zoals trot-
toirs. Wendt u altijd tot de Alfa Romeo Servicenetwerk.
Page 140 of 297

136
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte
moet via het midden van de schouder schuin over de borst liggen.
Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken fig. 97 en niet
over de buik liggen. Gebruik geen voorwerpen (wasknijpers, klem-
men enz.) die een goed aansluiten van de gordel op het lichaam
verhinderen.
fig. 97A0K0012m
Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning
rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten en
de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken.
Draag altijd veiligheidsgordels zowel voor als achter in de
auto! Rijden zonder veiligheidsgordels vergroot het risico
op ernstig letsel of dodelijke afloop bij een ongeval.
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER
HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS
Houdt u aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het ver-
plichte gebruik van de veiligheidsgordels (en maak de inzittenden
hierop attent). Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt.
Ook zwangere vrouwen moeten een gordel dragen: ook voor hen
(zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op let-
sel bij een ernstig ongeval kleiner als ze een gordel dragen.
Uiteraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gor-
del meer naar beneden omleggen, zodat de gordel over het bek-
ken en onder de buik langs loopt fig. 96.
fig. 96A0K0011m