olie Alfa Romeo Giulietta 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2013, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2013Pages: 288, PDF Size: 12.99 MB
Page 6 of 288
VERPLICHT LEZEN!TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met
een minimum octaangetal van 95 RON die aan de Europese
norm EN228 voldoet.
Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselolie die aan de
Europese norm EN590 voldoet. Het gebruik van andere
producten of mengsels kan de motor onherstelbaar
beschadigen en derhalve de garantie voor de veroorzaakte
schade ongeldig maken.
DE MOTOR STARTEN
Benzinemotoren: controleer of de handrem is
aangetrokken, zet de versnellingspook in de vrijstand, trap
het koppelingspedaal volledig in zonder het gaspedaal in te
trappen, draai de contactsleutel naar de stand AVV en laat
hem los zodra de motor start.
Dieselmotoren: draai de contactsleutel naar de stand MAR
en wacht tot de controlelampjes
en
doven; draai
vervolgens de contactsleutel naar de stand AVV en laat
hem los zodra de motor start.
PARKEREN BOVEN BRANDBAAR
MATERIAAL
De katalysator ontwikkelt tijdens zijn werking zeer hoge
temperaturen. Parkeer de auto dus niet boven gras,
dennennaalden of ander ontvlambaar materiaal:
brandgevaar.
MILIEUBESCHERMING
Het voertuig is uitgerust met een diagnosesysteem dat continu
controles uitvoert op de componenten die verband houden
met de uitlaatgasemissie, om een betere bescherming van het
milieu te garanderen.
ELEKTRISCHE ACCESSOIRES
Als na aanschaf van de auto besloten mocht worden om
elektrische accessoires toe te voegen (met het risico dat de
accu langzaam ontlaadt), neem dan contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Zij kunnen het totale stroomverbruik
berekenen en controleren of de elektrische installatie van
de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.
CODE-card(voor bepaalde versies/markten)
Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto. Het
is raadzaam de elektronische code van de CODE-card altijd
bij u te hebben; deze code is nodig bij een noodstart.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Een correct onderhoud van de auto is van essentieel belang
om de prestaties en de veiligheid van de auto, zijn
milieuvriendelijkheid en lage bedrijfskosten gedurende
langere tijd te garanderen.
HET INSTRUCTIEBOEKJE BEVAT...
...belangrijke informatie, tips en waarschuwingen voor het
juiste gebruik, veilig rijden en onderhoud van uw auto.
Besteed speciale aandacht aan de symbolen
(veiligheid
van de inzittenden)
(milieubescherming)
(toestand van
de auto).
Page 13 of 288
Storing dual pinion
stuurbekrachtiging (rood)(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt gedraaid, gaat dit
lampje branden. Het moet doven kort nadat de motor is gestart.
Als het lampje (of het symbool op de display) blijft/blijven branden,
zou de elektrische stuurbekrachtiging niet meer kunnen werken
waardoor aanzienlijk meer inspanning nodig is om de auto te
besturen. Het sturen blijft echter wel mogelijk.
Raapleeg in zo'n geval het Alfa Romeo Servicenetwerk.
De display toont een speciale melding.
BELANGRIJK Als de accu werd losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden geïnitialiseerd. Het lampje gaat branden
om dit aan te geven. Ga hiervoor als volgt te werk: draai het stuurwiel
van het ene uiteinde naar het andere terwijl op een rechtlijnig traject
van ongeveer honderd meter wordt gereden.CONTINU BRANDEND:
Motoroliedruk te laag (rood)
KNIPPEREND: Motorolie verslechterd
(voor bepaalde versies/markten - rood)
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje
branden maar moet het doven zodra de motor is gestart.1. Onvoldoende motoroliedruk
Het lampje gaat continu branden en (voor bepaalde versies/markten)
verschijnt een melding op de display wanneer het systeem een
onvoldoende motoroliedruk waarneemt.
Wanneer het
lampje tijdens het rijden gaat
branden (bij sommige versies verschijnt ook een melding
op de display), zet dan de motor onmiddellijk af en neem
contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
2. Motorolie verslechterd
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje knippert en er verschijnt een melding op de display (voor
bepaalde versies/markten).
Afhankelijk van de versie kan het lampje kan op verschillende
manieren knipperen:
❒elke twee uur 1 minuut;
❒cycli van 3 minuten met intervallen van 5 seconden waarin het
lampje niet brandt totdat de olie wordt ververst.
Na de eerste melding zal, bij elke start van de motor, het lampje
blijven knipperen zoals voorheen beschreven totdat de olie wordt
ververst. Op de display verschijnt een speciale melding (voor bepaalde
versies/markten) en gaat het betreffende lampje branden. Het
knipperen van het lampje moet niet als een storing worden
beschouwd, maar wil de bestuurder erop wijzen dat de motorolie moet
worden ververst na een normaal gebruik van de auto. Vergeet niet
dat verslechtering van de motorolie wordt versneld door:
❒overwegend stadsgebruik van de auto, waardoor het DPF-
regeneratieproces vaker moet worden uitgevoerd;
9WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 14 of 288
❒gebruik van de auto voor korte ritten, waardoor de motor niet
helemaal op bedrijfstemperatuur kan komen;
❒herhaald onderbreken van het regeneratieproces, hetgeen wordt
aangegeven door het branden van het DPF-lampje.
Wanneer het lampje gaat branden, moet de
afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk
geval binnen 500 km nadat het lampje voor het eerst
gaat branden, worden ververst. Het niet naleven van deze
instructie kan de motor ernstig beschadigen en derhalve de
garantie voor de veroorzaakte schade ongeldig maken. Vergeet
niet dat het branden van dit lampje niets te maken heeft met
het oliepeil in de motor. Voeg dus absoluut geen motorolie toe als
het lampje begint te knipperen.Koelvloeistoftemperatuur te
hoog (rood)
Door de contactsleutel in de stand MAR te draaien, gaat het lampje op
het instrumentenpaneel branden. Enkele seconden na het starten van
de motor moet dit lampje doven.
Het lampje gaat branden wanneer de motor oververhit is.
De display toont een speciale melding.
Ga als volgt te werk wanneer het lampje tijdens het rijden gaat
branden:
❒tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af
en controleer of het koelvloeistofniveau in het reservoir zich onder
het MIN-teken bevindt. Als dit het geval is, wacht dan enkele
minuten tot de motor is afgekoeld, draai vervolgens langzaam envoorzichtig de dop open, vul koelvloeistof bij en controleer of het
peil zich tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir bevindt.
Controleer ook op de aanwezigheid van vloeistoflekken. Als het
lampje bij de volgende start gaat branden, neem dan contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
❒Wanneer het voertuig onder veeleisende omstandigheden wordt
gebruikt (bijvoorbeeld bij het bergop trekken van een aanhanger
of wanneer de auto volgeladen is): minder snelheid en breng het
voertuig tot stilstand als het lampje blijft branden. Wacht 2 of 3
minuten met draaiende motor en geef ietwat gas om de
koelvloeistofcirculatie te bevorderen. Zet vervolgens de motor af.
Controleer het vloeistofpeil zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Het is raadzaam om onder zware
bedrijfsomstandigheden de motor vóór het afzetten enkele minuten te
laten draaien met het gaspedaal iets ingetrapt.
Portieren niet goed gesloten
(rood)(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje (of symbool op de display) gaat branden wanneer een of
meer portieren of de achterklep niet goed gesloten zijn. Bij geopende
portieren en als de auto rijdt wordt een geluidssignaal voortgebracht.
Bij sommige versies gaat ook het lampje (of symbool op de display)
branden wanneer de motorkap niet goed gesloten is.
10
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 18 of 288
Als dit lampje gaat branden, wijst dit niet op een storing in het
voertuig en dus hoeft het niet naar een werkplaats worden gebracht.
Bij sommige versies verschijnt ook een melding op de display wanneer
het lampje brandt.
Pas de rijsnelheid aan de verkeerscondities en
weersomstandigheden aan en neem de
wegenverkeerswetgeving in acht. De motor afzetten
terwijl het DPF lampje brandt is toegestaan, maar het meermaals
onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig
kwaliteitsverlies van de motorolie. Daarom wordt aanbevolen
altijd te wachten tot het lampje is gedoofd alvorens de motor af
te zetten, zoals hierboven is beschreven. Het wordt sterk
afgeraden de DPF-generatie bij stilstaand voertuig te voltooien.Snelheidslimiet overschreden
(rood)(voor bepaalde versies/markten)
Dit lampje (voor bepaalde versies/markten) gaat branden zodra de
voertuigsnelheid boven 120 km/h komt.
Zodra de voertuigsnelheid boven in de Set-up Menu ingestelde limiet
komt (bv. 120 km/h), wordt bij sommige versies een melding en
een symbool op de display weergegeven en weerklinkt een
geluidssignaal.
Algemene storingsmelding
(geel)(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden onder de volgende omstandigheden.
Raadpleeg in dergelijke gevallen het Alfa Romeo Servicenetwerk om
de storing zo spoedig mogelijk te laten verhelpen.
Storing buitenverlichting
Zie beschrijving voor het
controlelampje.
Storing remlichten
Zie beschrijving voor “Storing remlichten”.
Afsluiter van de brandstoftoevoer
Het lampje gaat branden wanneer de brandstofnoodschakelaar wordt
ingeschakeld. Op de display verschijnt een speciale melding.
Storing Start&Stop
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer een storing is het Start&Stop
systeem wordt vastgesteld.
Storing regensensor
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer een storing is de regensensor wordt
vastgesteld.
14
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 19 of 288
Storing parkeersensor
(voor bepaalde versies/markten)
Zie beschrijving voor het
controlelampje.
Storing schemersensor
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer een storing is de schemersensor
wordt vastgesteld.
Storing AFS zelfaanpassende lichten
(voor bepaalde versies/markten)
Het controlelampje gaat branden wanneer een wanneer een storing in
de AFS zelfaanpassende lichten wordt vastgesteld (zie de paragraaf
“AFS zelfaanpassende lichten” in dit hoofdstuk). Op de display
verschijnt een speciale melding.
Storing knelbeveiliging
Het lampje gaat branden wanneer een storing in de knelbeveiliging
van de elektrische ruitbediening wordt vastgesteld. Op de display
verschijnt een speciale melding.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden wanneer een storing in de
motoroliedruksensor wordt gedetecteerd. Op de display verschijnt een
speciale melding.
Mistachterlichten (geel)
Het lampje gaan branden wanneer de mistachterlichten worden
ingeschakeld.
Bij ingeschakelde mistachterlichten gaat de led boven de
knop
branden.
Mistlampen voor (groen)
Het lampje gaan branden wanneer de mistlampen voor worden
ingeschakeld.
Bij ingeschakelde mistlampen gaat de led boven de
knop branden.
Parkeerverlichting (groen)
Dit lampje gaat branden wanneer de parkeerverlichting wordt
ingeschakeld.Follow me home (groen)Dit lampje gaat branden (en er verschijnt ook een melding op de
display) als deze functie wordt ingeschakeld (zie de paragraaf “Follow
me home” in dit hoofdstuk).
15WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 31 of 288
Geluidssterkte waarschuwingen
(Volumeregeling geluidssignaal
storing/waarschuwing)Met deze functie kan het volume van de zoemer, die klinkt als een
storing/waarschuwing op de display wordt weergegeven, worden
ingesteld op 8 niveaus.
Ga als volgt te werk om het gewenste volume in te stellen:
❒druk kort op de SET/
knop, op het display gaat het eerder
ingestelde volumeniveau knipperen;
❒druk op de knop ""of"
" om de instelling uit te
voeren;
❒druk kort op de SET/
knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm zonder op te slaan.
Geluidsterkte toetsen
(Volumeregeling toetsen)Met deze functie kan het volume van het geluidssignaal worden
ingesteld (op acht niveaus) dat klinkt wanneer de SET/
knop wordt
ingedrukt om een submenu te verlaten en om terug te keren naar het
standaardmenu.
Ga als volgt te werk om het gewenste volume in te stellen:
❒druk kortstondig op de SET/
knop, op het display verschijnt het
eerder ingestelde volume;
❒druk op de knop "
"of"
" om het volume te regelen;
tijdens het instellen klinkt een geluidssignaal gelijk aan het
geselecteerde volume;
❒druk kort op de SET/
knop om terug te keren naar het vorige
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm zonder op te slaan.Bij versies met herconfigureerbaar multifunctioneel display, wordt het
volumeniveau met streepjes weergegeven.
Piep veiligheidsgordels (Inschakeling
zoemer voor SBR-aanwijzing)(voor bepaalde versies/markten)
Deze kan alleen worden weergegeven wanneer het SBR-systeem door
het Alfa Romeo Servicenetwerk is uitgeschakeld (zie “SBR-systeem”
in het hoofdstuk “Veiligheid”).Service (Geprogrammeerd
onderhoud)Deze functie zorgt voor weergave van informatie over de
kilometerstand en de intervallen (nog resterende dagen) waarmee de
servicebeurten uitgevoerd moeten worden.
Met de Service functie kan ook het interval (in kilometer of mijl) tot de
volgende olieverversing worden weergegeven.
Ga voor het raadplegen van deze informatie als volgt te werk:
❒druk kort op de SET/
knop: het display geeft het interval in
kilometers of mijlen aan, op grond van wat eerder is ingesteld
(zie paragraaf "Meeteenheden");
❒druk op de SET/
knop om terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug te keren naar het
standaardscherm.
27WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 123 of 288
TANKENZet de motor af alvorens te tanken.BENZINEMOTORENTank alleen loodvrije benzine. Het octaangehalte moet ten minste 95
RON bedragen. Vul de auto nooit, noch in noodgevallen noch in
minimale hoeveelheid, met loodhoudende benzine bij. Zoniet kan de
katalysator beschadigd worden.DIESELMOTORENTank uitsluitend dieselolie die aan de Europese norm EN590 voldoet.
Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor
onherstelbaar beschadigen en derhalve de garantie voor de
veroorzaakte schade ongeldig maken.
Werking bij lage temperaturen
Bij zeer lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de
dieselolie onvoldoende worden wegens de vorming van paraffine met
een slechte werking van het brandstoftoevoersysteem als gevolg.
Om deze problemen te voorkomen, zijn afhankelijk van het seizoen
verschillende soorten dieselolie beschikbaar: zomerdiesel, winterdiesel
en Arctische diesel (koude landen). Als diesel wordt getankt met
specificaties die niet geschikt zijn voor de gebruikstemperatuur, wordt
geadviseerd om TUTELA DIESEL ART additief in de op de verpakking
aangegeven verhoudingen met de brandstof te mengen. Schenk het
additief vóór de brandstof in de tank.
Als het voertuig gedurende een lange periode in de bergen of in
koude zones wordt gebruikt of geparkeerd, wordt geadviseerd om met
de plaatselijk beschikbare brandstof te tanken. In dit geval wordt
tevens geadviseerd om de tank meer dan 50% gevuld te houden.
TANKDOPDe tankdop wordt samen met de centrale vergrendeling ontgrendeld
en wordt automatisch vergrendeld wanneer de centrale vergrendeling
wordt ingeschakeld.
Openen
Druk op de klep A fig. 98 om hem te ontgrendelen en toegang te
krijgen tot de tankvuldop B. Druk vervolgens op de tankvuldop B en
draai hem linksom.
De dop is voorzien van een koord C dat aan de klep A vastzit, om
verlies van de dop te voorkomen. Haak tijdens het tanken de dop op
de uitsparing D.
fig. 98
A0K0115
119WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 192 of 288
km x 100030 60 90 120 150 180
Maanden24 48 72 96 120 144
Motormanagementsystemen controleren (m.b.v. diagnosestekker)●●●●●●
De aandrijfriem(en) van hulporganen vervangen●
De getande distributieriem vervangen
(*)
●
Bougies vervangen
(**)
●●●●●●
Luchtfilterelement vervangen●●●
Motorolie en oliefilter vervangen (of elke 24 maanden)
(***)
●●●●●●
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)●●●
Pollenfilter vervangen (of elke 12 maanden)●●●●●●
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de vier
jaar worden vervangen of in elk geval om de vijf jaar.
(**) Voor 1.4 Turbo Benzine en 1.4 Turbo MultiAir versies zijn de volgende zaken zijn van vitaal belang om de correcte werking te verzekeren en om ernstige schade
aan de motor te voorkomen: gebruik uitsluitend bougies die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren; alle bougies moeten van hetzelfde type enmerk zijn
(zie de paragraaf “Motor” in het hoofdstuk “Technische gegevens”); houdt u strikt aan de vervangingsintervallen van de bougies die vermeld zijn in het
Geprogrammeerde Onderhoudsschema; neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de bougies te laten vervangen.
(***) Als de auto jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, dan moeten de motorolie en het motoroliefilter elke 12 maanden worden vervangen.
188WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 194 of 288
km x 100035 70 105 140 175
Maanden24 48 72 96 120
De aandrijfriem(en) van hulporganen vervangen●
De getande distributieriem vervangen
(*)
●
Bougies vervangen●●
Luchtfilterelement vervangen●●
Motorolie en oliefilter vervangen (of elke 12 maanden)
(**)
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)●●
Pollenfilter vervangen (of elke 12 maanden)●●●●●(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de vier
jaar worden vervangen of in elk geval om de vijf jaar.
(**) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruikscondities van het voertuig en wordt aangegeven met een
brandend lampje of een bericht (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel en mag nooit 24 maanden overschrijden.
190WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 196 of 288
km x 100035 70 105 140 175
Maanden24 48 72 96 120
De getande distributieriem vervangen
(*)
●
Brandstoffilter vervangen●●
Luchtfilterelement vervangen●●
Motorolie en oliefilter vervangen (of elke 24 maanden)
(**) (***)
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)●●
Pollenfilter vervangen (of elke 12 maanden)●●●●●(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de vier
jaar worden vervangen of in elk geval om de vijf jaar.
(**) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruikscondities van het voertuig en wordt aangegeven met een
brandend lampje of een bericht (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel en mag nooit 24 maanden overschrijden.
(***) Als de auto voornamelijk in de stad wordt gebruikt, dan moet de motorolie elke 12 maanden worden vervangen.
192WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER