Alfa Romeo MiTo 2008 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2008, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2008Pages: 250, PDF Size: 4.83 MB
Page 111 of 250

110WEGWIJS IN UW AUTO
BRAKE ASSIST (regeling bij noodstops)
Het systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent nood-
stops (afhankelijk van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt) waardoor het sneller op het remsysteem kan ingrijpen.
Het Brake Assist wordt uitgeschakeld als het VDC-systeem door een
storing niet werkt.
MSR
Het is een in de ASR geïntegreerd systeem, dat wordt geactiveerd
als snel wordt teruggeschakeld en dat het motorkoppel aanpast,
zodat wordt voorkomen dat de aangedreven wielen overmatig door
de motor worden afgeremd, waardoor de auto minder stabiel zou
kunnen worden.
CBC
Deze functie zorgt voor de optimale verdeling van de remkracht
over de vier wielen (waardoor optimaal gebruik gemaakt wordt
van alle beschikbare grip op het wegdek) als in een bocht ge-
remd wordt en daarbij het ABS ingrijpt. Dit verkort de remweg in
de bocht en verbetert vooral de stabiliteit van de auto.
“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
Het “Electronic Q2”-systeem maakt gebruik van het remsysteem,
waardoor het rijgedrag ontstaat dat lijkt op het rijgedrag van een
auto met een differentieel met beperkte slip.
Bij acceleratie in bochten, werken de voorremmen op het binnen-
ste wiel, waardoor de tractie van het (meer belaste) buitenste wiel
verhoogd wordt. Het systeem verdeelt het koppel dynamisch en
constant over de aangedreven voorwielen afhankelijk de rijom-
standigheden en de conditie van het wegdek.
Het systeem maakt, samen met de McPherson voorwielophanging,
een zeer efficiënte en sportieve rijwijze van de auto mogelijk.
DST (Dynamic Steering Torque)
Dit is een “actief” regelsysteem van de auto. Dit zorgt voor auto-
matische stuurcorrecties op een wegdek met slechte grip en het re-
gelt ook het overstuur. Dit systeem levert een koppel aan het stuur,
waardoor de auto makkelijker bestuurbaar wordt en de werking
van het VDC verbetert.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 110
Page 112 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO111
1“ALFA dna”-SYSTEEM
(Dynamisch controlesysteem)
(indien aanwezig)
Dit is een systeem waarmee men, door gebruik van het hendeltje
A-fig. 70 (op de tunnel) drie verschillende rijfuncties gekozen kun-
nen worden:
❍d = Dynamic (voor sportief rijden);
❍n = Normal (voor rijden onder normale omstandigheden);
❍a = All Weather (voor rijden bij omstandigheden met weinig
grip op het wegdek, zoals bij regen en sneeuw)
Het systeem werkt ook op de dynamische controlesystemen van
de auto (motor, stuur, VDC, instrumentenpaneel).
fig. 70A0J0090m
RIJFUNCTIES
Het hendeltje A-fig. 70 kan maar in een stand worden gezet en van-
uit die stand worden bewogen. De ingestelde rijfunctie wordt aange-
geven door het betreffende lampje op het paneel en op het instelba-
re multifunctionele display, zoals hierna wordt weergegeven:
A0J0188mA0J0290m
Functie Dynamic Functie
All Weather
Als de functie “Normal” is gekozen, verschijnt geen mededeling of
symbool op het display.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 111
Page 113 of 250

112WEGWIJS IN UW AUTO
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE
FUNCTIE “Dynamic”
Inschakelen
Verplaats het hendeltje A-fig. 70 omhoog (naar de letter “d”) en
wacht in deze stand 0,5 seconde en in ieder geval tot het bijbe-
horende lampje gaat branden of de indicatie “Dynamic” niet meer
op het display wordt weergegeven (zie de afbeeldingen). Nadat
het hendeltje A wordt losgelaten, keert deze terug in zijn centrale
positie.
Uitschakelen
Om de stand “Dynamic” uit te schakelen en terug te zetten in “Nor-
mal”, moet dezelfde beweging met het hendeltje uit worden ge-
voerd met de zelfde tijdsduur. In dit geval gaat de “Normal”-led
gaan branden en wordt op het instelbare multifunctionele display
“Normal ingesteld” weergegeven(zie de afbeelding).
A0J0186mA0J1051g
A0J1052g
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 112
Page 114 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO113
1
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE
FUNCTIE “All Weather”
Inschakelen
Verplaats het hendeltje A-fig. 70 omhoog (naar de letter “a”) en
wacht 0,5 seconden en in ieder geval tot het bijbehorende lampje
gaat branden of de indicatie “All Weather” op het display verschijnt
(zie de afbeeldingen).
A0J0187mA0J1180g
Uitschakelen
Om de functie “All Weather” uit te schakelen en terug te zetten
in “Normal”, moet dezelfde procedure als beschreven bij de stand
“Dynamic” worden uitgevoerd, met het verschil dat het hendeltje
A-fig. 70 verplaatst moet worden naar de letter “a”. WAARSCHUWINGEN
❍Het is niet mogelijk direct van de functie “Dynamic” naar de
functie “All Weather” en omgekeerd te schakelen. U moet al-
tijd eerst terugkeren naar de functie “Normal” en vervolgens
de andere functie te selecteren.
❍Als bij het uitschakelen van de motor de functie
“Dynamic” was ingesteld, zal bij de volgende keer dat men de
motor start, automatisch de stand “Normal” gekozen worden.
Als echter bij het uitschakelen van de motor de functie
“All Weather” of “Normal” was ingesteld, zal bij de volgende
keer dat de motor wordt gestart deze functie gehandhaafd blij-
ven.
❍Bij meer dan 110 km/h kan de functie “Dynamic” niet inge-
steld worden.
❍Bij storing van het systeem of van het hendeltje A-fig. 70,
kan geen enkele rijfunctie worden ingesteld. Op het display zal
een waarschuwing worden weergegeven.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 113
Page 115 of 250

114WEGWIJS IN UW AUTO
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
Deze functie werkt alleen met het contactslot in de stand MAR en
draaiende motor. De stuurbekrachtiging maakt het mogelijk de
kracht op het stuur aan te passen aan de rij-omstandigheden.
De verschillende wijzen van het systeem kunnen worden ingesteld
door de standen d, n en a van het hendeltje van het “DNA-sys-
teem” (zie de paragraaf “ALFA DNA-systeem”).
EOBD (optional voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het doel van het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis)
is:
❍de werking van het systeem controleren;
❍de toename van emissies signaleren;
❍de noodzaak van het vervangen van componenten met een
slechte conditie aangeven.
De auto beschikt verder nog over een diagnosestekker die het
mogelijk maakt, na het aansluiten van speciale apparatuur, de door
de regeleenheid opgeslagen storingscodes en de specifieke para-
meters voor de diagnose en werking van de motor te lezen. Deze
controle kan ook worden uitgevoerd door de verkeerspolitie.
WAARSCHUWING Na het verhelpen van de storing moet het Alfa
Romeo Servicenetwerk zorgen voor een complete controle van het
systeem, tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een proef-
rit maken die eventueel een langere afstand kan omvatten.
Het is streng verboden om na aanschaf van de au-
to ingrepen van ongeacht welke aard uit te voe-
ren, die tot gevolg hebben dat de stuurinrichting
of de stuurkolom onklaar gemaakt worden (bijvoorbeeld
bij de montage van een diefstalbeveiliging) en die niet al-
leen tot gevolg kunnen hebben dat de prestaties ver-
slechteren en de garantie vervalt, maar die ook ernstige
veiligheidsproblemen kunnen veroorzaken. Bovendien
voldoet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
Voor elk onderhoud moet altijd eerst de motor uit-
geschakeld worden, de contactsleutel uit het con-
tact worden verwijderd en het stuur worden ge-
blokkeerd, vooral wanneer de auto niet met de wielen op
de grond staat. Als dit niet mogelijk is (omdat het con-
tactslot in de stand MAR moet staan of de motor moet
draaien), verwijder dan de belangrijkste zekering van de
elektrische stuurbekrachtiging.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 114
Page 116 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO115
1INBOUWVOORBEREIDING
AUTORADIO (waar voorzien)
Als de auto niet is uitgerust met een autoradio, dan wordt de au-
to geleverd met twee opbergvakken in het dashboard fig. 71.
De inbouwvoorbereiding voor de autoradio bestaat uit:
❍voedingskabels voor de autoradio, voor- en luidsprekers achter
en de antenne;
❍ruimte voor de autoradio;
❍antenne op het dak van de auto.
fig. 71A0J0087m
De autoradio dient geïnstalleerd te worden in de daarvoor bestemde
ruimte A-fig. 71, dat verwijderd wordt door op de twee lippen in
de ruimte te drukken: de voedingskabels zijn nu bereikbaar.
Wendt u zich voor de installatie van uw autoradio
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk, zodat elk even-
tueel ongemak wordt voorkomen en wordt voor-
komen dat de veiligheid van de auto in gevaar wordt ge-
bracht.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 115
Page 117 of 250

116WEGWIJS IN UW AUTO
INSTALLATIE VAN ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van de au-
to gemonteerd worden, moeten voorzien zijn van het merkteken:
e ECE.
Fiat Auto S.p.A. staat toe dat zenders/ontvangers worden ge-
monteerd, op voorwaarde dat dit professioneel gebeurt bij een
gespecialiseerd bedrijf en volgens de aanwijzingen van de fabri-
kant.
WAARSCHUWING De montage van apparatuur die wijzigingen van
de specificaties van de auto tot gevolg heeft, kan inname van het
kentekenbewijs door de verantwoordelijke autoriteiten tot gevolg
hebben en het eventueel vervallen van de garantie die defecten
dekken die zowel direct als in direct veroorzaakt zijn door de ge-
noemde wijziging.
Fiat Auto S.p.A. wijst elke verantwoordelijkheid af voor schade
die veroorzaakt is door de installatie van accessoires die niet ge-
leverd of aanbevolen zijn door Fiat Auto S.p.A. en niet gemonteerd
zijn volgens de bijgeleverde voorschriften.
INBOUWVOORBEREIDING
MONTAGE NAVIGATIESYSTEEM
(waar voorzien)
Bij een aantal uitvoeringen is de auto voorzien van een inbouw-
voorbereiding voor het navigatiesysteem uit Lineaccessori Alfa Ro-
meo
Plaats het navigatiesysteem zoals is aangegeven in fig. 72.
fig. 72A0J0107m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 116
Page 118 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO117
1
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE
TELEFOON
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke) mo-
gen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne aan
de buitenkant van de auto.
WAARSCHUWING Het gebruik van dergelijke apparaten in de au-
to (zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de
gezondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elek-
trische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de vei-
ligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk be-
perkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt
u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met
het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door de fa-
brikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
PARKEERSENSOREN
(waar voorzien)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 73 en
attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
INSCHAKELEN
De sensoren worden in werking gesteld door de achteruit in te scha-
kelen. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 73A0J0088m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 117
Page 119 of 250

118WEGWIJS IN UW AUTO
GELUIDSSIGNALEN
Als de achteruit ingeschakeld wordt, wordt automatisch een ge-
luidssignaal in werking gesteld als zich een obstakel binnen het be-
reik bevindt.
Het geluidssignaal:
❍neem toe naarmate de afstand tussen de auto en het obstakel af-
neemt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tussen de auto en het
obstakel minder is dan circa 30 cm, terwijl het signaal on-
middellijk stopt wanneer de afstand tot het obstakel groter
wordt;
❍blijft constant wanneer de afstand tussen de auto en het ob-
stakel onveranderd blijft; als deze situatie zich voordoet bij
de sensoren aan de zijkant wordt het signaal na ongeveer 3
seconden onderbroken om bijvoorbeeld signalen te voorkomen
als u langs een muur rijdt.
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm
Meetbereik aan de zijkant: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, wordt alleen re-
kening gehouden met het obstakel dat zich het dichtst bij de au-
to bevindt.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren achter wordt automatisch uitgescha-
keld als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger
wordt aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sen-
soren worden automatisch weer ingeschakeld als de aanhanger-
stekker wordt losgemaakt.
Voor het correct functioneren van het systeem is
het noodzakelijk dat de sensoren altijd vrij zijn van
modder, vuil, sneeuw of ijs. Wees voorzichtig bij
het reinigen van de sensor om krassen of beschadigingen
te voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde doek.
De sensoren moeten met schoon water, eventueel met toe-
voeging van autoshampoo worden schoongemaakt. In
wasstraten waar stoom of hogedrukreinigers worden ge-
bruikt, moeten de sensoren snel worden schoongemaakt,
waarbij straalpijp op meer dan 10 cm afstand moet wor-
den gehouden.
Wendt u zich voor het opnieuw spuiten van de
bumper of voor het eventueel bijwerken van de
lak rond de sensoren uitsluitend tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk. Het niet correct spuiten kan de wer-
king van de parkeersensoren veel slechter maken.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 118
Page 120 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO119
1
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens de manoeuvres altijd zeer goed op obstakels die zich
boven of onder de sensoren zouden kunnen bevinden.
Objecten die zich op korte afstand van de achterkant van de auto
bevinden, worden in sommige omstandigheden niet waargenomen
door het systeem en kunnen daardoor de auto beschadigen of zelf
beschadigd raken.
De verantwoordelijkheid voor het parkeren en an-
dere gevaarlijke manoeuvres ligt hoe dan ook al-
tijd bij de bestuurder van de auto. Kijk bij het uit-
voeren van deze manoeuvres altijd goed uit dat er zich in
de buurt van de auto geen personen (in het bijzonder kin-
deren) of dieren bevinden. De parkeersensor is een hulp-
middel voor de bestuurder van de auto; de bestuurder
mag echter nooit de aandacht laten verslappen tijdens het
uitvoeren van mogelijk gevaarlijke manoeuvres, ook als
deze bij lage snelheid worden uitgevoerd.Hierna volgen een aantal omstandigheden die de werking van de
parkeersensoren zouden kunnen beïnvloeden:
❍een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een ver-
mindering van de prestaties van de parkeersensoren zouden
kunnen worden veroorzaakt door de aanwezigheid op de op-
pervlakte van de sensoren van: ijs, sneeuw, modder, meerde-
re laklagen;
❍de sensoren nemen een niet bestaand object waar (“valse echo”)
veroorzaakt door storingen van mechanische aard, bijvoorbeeld:
wassen van de auto, regen (omstandigheden met extreem har-
de wind), hagel;
❍de signalen die worden uitgezonden door de sensoren kun-
nen ook veroorzaakt worden door de aanwezigheid van ultra-
sone systemen in de buurt (bijv. pneumatische remmen van
vrachtwagens of pneumatische hamers);
❍de prestaties van de sensoren kunnen ook worden beïnvloed
door de positie van de sensoren. Als bijvoorbeeld de stand wordt
gewijzigd (door het gebruik van schokdempers, veringen) of
door het monteren van andere banden, het te zwaar beladen
van de auto of het verlagen van de carrosseriehoogte;
❍signaleren van obstakels boven de auto is niet altijd zeker als
het systeem obstakels waarneemt waartegen de auto aan de
onderzijde kan botsen.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 119