Alfa Romeo MiTo 2008 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2008, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2008Pages: 250, PDF Size: 4.83 MB
Page 71 of 250

70WEGWIJS IN UW AUTO
Tijdens de automatische werking is het mogelijk de ingestelde tem-
peraturen, de luchtverdeling en de aanjagersnelheid te wijzigen
door op ieder gewenst moment de betreffende druk- of draai-
knoppen te bedienen: Het systeem wijzigt automatische de in-
stellingen om aan de nieuwe eisen te voldoen.
Als het systeem geheel automatisch werkt (FULL AUTO) en de
luchtverdeling en/of de luchtopbrengst en/of de inschakeling van
de compressor en/of de recirculatie worden gewijzigd, dan ver-
dwijnt FULL.
Op deze wijze zal de klimaatregeling alle functies automatisch
regelen, behalve de handmatig gewijzigde functies. De aanjager-
snelheid is voor alle zones in het interieur gelijk.
TEMPERATUUR INSTELLEN
Draai de knoppen N of H naar rechts of links om de temperatuur
in de linker zone (draaiknop N) of de rechter zone (draaiknop
H) van het interieur te regelen.
De ingestelde temperaturen worden op het display weergegeven.
Druk op de knop MONO om de instelling van de luchttempera-
tuur in beide zones gelijk te maken: draai aan knop N om de
temperatuur in te stellen.
Draai, om de gescheiden temperatuurregeling en luchtverdeling
in de twee zones weer in te stellen, knop N of H en druk opnieuw
op knop MONO (als de led op de knop brandt).
Door de knoppen volledig naar rechts of naar links te draaien,
zullen respectievelijk de functies HI (maximum verwarming) of LO
(maximum koeling) ingeschakeld worden. Om deze functies uit
te schakelen, moet de knop voor de temperatuurregeling worden
verdraaid en de gewenste temperatuur worden ingesteld.
INSCHAKELING KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren worden ingeschakeld:
er wordt hoe dan ook aangeraden één van de AUTO-knoppen in
te drukken en de knoppen te verdraaien om de gewenste tempe-
raturen in te stellen. Het is mogelijk om voor bestuurder en pas-
sagier verschillende temperaturen te selecteren met een maximum
verschil van 7°C.
In deze situatie begint het systeem met de geheel automatische
werking waarbij de temperatuur, de luchthoeveelheid en -verdeling
en de recirculatie en inschakeling van de aircocompressor worden
geregeld.
ij de volledig automatische werking bestaat de enige handmatige
handeling uit het eventueel inschakelen van de volgende func-
ties:
❍MONO, om de luchttemperatuur en -verdeling aan de passa-
giers- en bestuurderszijde gelijk te stellen;
❍Tluchtrecirculatie (om de recirculatie altijd ingeschakeld of
altijd uitgeschakeld te houden);
❍-voor het snel ontwasemen/ontdooien van de voorruiten,
van de achterruit en van de buitenspiegels;
❍(om de achterruit en de buitenspiegels te ontwasemen/ont-
dooien.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 70
Page 72 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO71
1
N
˙Verdeling van de luchtstroom tussen de uitstroomopeningen
voor het ontdooien/ontwasemen van de voorruit en de mid-
delste uitstroomopeningen en de uitstroomopeningen aan de
zijkant van het dashboard. Deze verdeling maakt het mogelijk
de lucht naar de voorruit te sturen als de zon op de ruit schijnt.
NVerdeling van de luchtstroom via alle uitstroomopeningen van
˙de auto.
O
In de werkwijze FULL AUTO beheert de klimaatregeling automa-
tisch de luchtverdeling; de led’s op de knoppen I en M zijn gedoofd.
Als de luchtverdeling handmatig is ingesteld wordt aangegeven
met het branden van de led op de ingedrukte knoppen.
Als een gecombineerde functie is ingesteld en op een knop wordt
gedrukt, wordt die functie ook ingeschakeld. Als echter op een
knop gedrukt wordt waarvan de functie reeds ingeschakeld is,
wordt deze functie uitgeschakeld en gaat de betreffende led uit.
Om de automatische regeling van de luchtverdeling na een hand-
matige instelling opnieuw
in te stellen, moet op de knop AUTO gedrukt worden.
Als de bestuurder de luchtverdeling naar de voorruit kiest, wordt
automatisch ook aan de passagierszijde de luchtverdeling naar
de voorruit ingesteld. De passagier kan vervolgens een andere lucht-
verdeling kiezen door de betreffende knoppen in te drukken.
LUCHTVERDELING INSTELLEN
M.b.v. de knoppen kan handmatig een van de 7 mogelijke lucht-
verdelingen links/rechts in het interieur worden ingesteld:
NLuchtstroom naar uitstroomopeningen naar de voorruit en de zij-
ruiten voor voor ontwasemen/ontdooien van de ruiten.
˙Luchtstroom naar de middelste uitstroomopeningen en uit-
stroomopeningen aan de zijkant van het dashboard voor de
koele luchtstroom op het lichaam en het gezicht bij warm weer.
OLuchtstroom naar de uitstroomopeningen in de voorste en ach-
terste voetenruimtes. Met deze luchtverdeling kan zeer snel
het interieur worden verwarmd, waardoor snel een gevoel van
warmte ontstaat
˙
OVerdeling van de luchtstroom over de uitstroomopeningen in
de voetenruimtes (warme lucht) en de middelste uitstroom-
openingen en de uitstroomopeningen aan de zijkant van het
dashboard (koele lucht). Deze luchtverdeling is nuttig in de len-
te en herfst als de zon schijnt.
N
OVerdeling van de luchtstroom tussen de uitstroomopeningen
in de voetenruimtes en de uitstroomopeningen voor ontdooi-
en/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten voor. Deze ver-
deling zorgt voor een goede verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 71
Page 73 of 250

72WEGWIJS IN UW AUTO
WAARSCHUWING Als het systeem niet meer in staat is de ge-
vraagde temperatuur in de diverse gebieden van de auto te be-
reiken/te handhaven, knippert de ingestelde temperatuur en dooft
de tekst AUTO na ongeveer 1 minuut.
Om de automatische regeling van het systeem na één of meer
handmatige instellingen opnieuw in te schakelen, moet op de knop
AUTO gedrukt worden.
MONO-KNOP
Druk op de knop MONO om de instelling van de temperatuur aan
de passagierszijde gelijk te maken aan die aan de bestuurderszij-
de. Op deze wijze is het ook mogelijk de luchtverdeling tussen
twee zones gelijk te stellen door knop N te verdraaien.
Deze functie vergemakkelijkt de instelling van de temperatuur
als alleen de bestuurder aanwezig is.
Draai, om de gescheiden temperatuurregeling en luchtverdeling
in de twee zones weer in te stellen, knop H om de temperatuur
aan passagierszijde in te stellen of druk op knop MONO als de
led op de knop brandt.
REGELING AANJAGERSNELHEID
Druk op knop L om de aanjagersnelheid te verhogen/verlagen. De
snelheid wordt weergegeven door de verlichte staafjes op het dis-
play:
❍maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht;
❍minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.
De aanjager kan alleen worden uitgeschakeld als de aircocom-
pressor m.b.v. knop B is uitgeschakeld.
WAARSCHUWING Om de automatische regeling van de aanjager-
snelheid na een handmatige instelling opnieuw in te schakelen,
moet op de knop AUTO worden gedrukt.
AUTO-KNOPPEN
Als de knoppen AUTO worden ingedrukt, regelt de klimaatrege-
ling automatisch in de betreffende zone de luchthoeveelheid en -
verdeling en worden de automatische instellingen gewist. Dit wordt
aangegeven met de tekst FULL AUTO op het display.
Als ten minste één handmatige instelling is uitgevoerd (recircula-
tie, luchtverdeling, aanjagersnelheid of uitschakelen aircocom-
pressor), dooft de tekst FULL op het display om aan te geven dat
het systeem niet meer zelfstandig alle functies regelt (de tempe-
ratuur wordt altijd automatisch geregeld).
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 72
Page 74 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO73
1
AIRCOCOMPRESSOR
Druk op knop B om de compressor in te schakelen/uit te scha-
kelen. Het uitschakelen van de compressor blijft ook opgeslagen
als de motor wordt uitgeschakeld.
Door de compressor uit te schakelen, wordt door het systeem de
recirculatie uitgeschakeld om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
In dit geval verdwijnt, ook als het systeem in staat is de gevraag-
de temperatuur te handhaven, de tekst FULL van het display. Als
het systeem echter niet meer in staat is de gevraagde temperatuur
te handhaven, knipperen de temperatuuraanduidingen en dooft de
tekst AUTO.
WAARSCHUWING Met uitgeschakelde compressor kan geen lucht
het interieur van de auto ingevoerd worden waarvan de tempera-
tuur lager is dan de buitentemperatuur. Bovendien zouden onder
bepaalde omstandigheden de ruiten snel kunnen beslaan omdat de
lucht niet gedroogd kan worden.
Druk, om de automatische regeling van de compressor weer in te
schakelen, weer op knop B of druk op knop AUTO.
LUCHTRECIRCULATIE
De luchtrecirculatie wordt als volgt geregeld:
❍automatische inschakeling: druk op een van de AUTO-knoppen.
De inschakeling wordt weergegeven door het branden van
AUTO op het display;
❍geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingeschakeld): aan-
gegeven door het branden van de led op knop C en door het
symbool
íop het display;
❍geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitgeschakeld, toe-
voer van de buitenlucht): aangegeven door het doven van de
led op knop C en het symbool
êop het display; |De gefor-
ceerde in-/uitschakeling wordt gekozen met knop C.
WAARSCHUWING Als de recirculatie is ingeschakeld kunnen veel
sneller de gewenste omstandigheden in het interieur worden be-
reikt.
Het wordt afgeraden om deze functie handmatig in te schakelen
op regenachtige of koude dagen; in deze situatie kunnen de ruiten
sneller beslaan, vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld.
Bij lage buitentemperaturen wordt de recirculatie geforceerd uit-
geschakeld (toevoer van buitenlucht) om te voorkomen dat de rui-
ten beslaan. Bij de automatische werking wordt de recirculatie
automatisch geregeld door het systeem, afhankelijk van de weer-
somstandigheden.
Als de handmatige regeling van de recirculatie ingesteld is, dooft
de tekst FULL op het display en verdwijnt de tekst AUTO op het
symbool.
Bij een lage buitentemperatuur wordt het aange-
raden de luchtrecirculatie niet te gebruiken omdat
de ruiten dan snel kunnen beslaan.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 73
Page 75 of 250

74WEGWIJS IN UW AUTO
WAARSCHUWING De MAX-DEF-functie blijft ongeveer 3 minuten
ingeschakeld nadat de koelvloeistof van de motor de bedrijfstem-
peratuur bereikt heeft.
Als de functie ingeschakeld is, dooft de tekst FULL AUTO op het
display. Als de functie is ingeschakeld, zijn de enig mogelijke hand-
matige instellingen: de aanjagersnelheid en de uitschakeling van
de achterruitverwarming.
Als op de knoppen B, C, F of AUTO wordt gedrukt, schakelt de
klimaatregeling de MAX-DEF-functie uit en wordt de werking van
voor het inschakelen van de functie hersteld.
ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
ACHTERRUIT/BUITENSPIEGELS
(waar voorzien)
Druk op knop G om het ontwasemen/ontdooien van de achter-
ruit in te schakelen. De functie schakelt automatisch uit na onge-
veer 20 minuten of als de motor wordt uitgeschakeld; de functie
wordt niet opnieuw ingeschakeld als de motor weer wordt gestart.
WAARSCHUWING Plak geen stickers op de elektrische draden aan
de binnenzijde van de achterruit,om beschadiging en een slechte
werking van de achterruitverwarming te voorkomen. Met uitgeschakelde compressor:
❍als de buitentemperatuur hoger is dan de gewenste tempera-
tuur, is de klimaatregeling niet in staat om aan het verzoek
te voldoen; dit wordt aangegeven door het enkele seconden
knipperen van de ingestelde temperatuur op het display; ver-
volgens dooft de tekst AUTO;
❍het is mogelijk om de aanjagersnelheid handmatig op nul te
zetten.
Als de compressor ingeschakeld is en de motor draait, kan de hand-
matig ingestelde aanjagersnelheid ventilatie niet lager worden dan
één staafje dat op het display wordt weergegeven.
SNEL ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
RUITEN (MAX-DEF-functie)
Druk op knop F om het ontwasemen/ontdooien van de voorruit
en van de zijruiten in te schakelen. De klimaatregeling voert de
volgende handelingen uit:
❍de aircocompressor wordt ingeschakeld als de weersomstan-
digheden dit toelaten;
❍de luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld;
❍de maximum temperatuur van de lucht (HI) in beide zones
wordt ingesteld;
❍de aanjagersnelheid wordt afhankelijk van de koelvloeistof-
temperatuur ingeschakeld;
❍de luchtstroom wordt naar de uitstroomopeningen onder de
voorruit en naar de voorste zijruiten geleid;
❍de achterruitverwarming wordt ingeschakeld.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 74
Page 76 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO75
1
HULPVERWARMING
(alleen dieseluitvoeringen) (waar voorzien)
Hiermee kan het interieur veel sneller worden verwarmd als het
koud is. De uitschakeling van de verwarming vindt automatisch
plaats als het gewenste comfort is bereikt.
Automatische gescheiden klimaatregeling
De hulpverwarming wordt automatisch ingeschakeld door het con-
tactslot in de stand MAR te draaien.
Handmatig bediende verwarming en
handmatig bediende klimaatregeling
De hulpverwarming wordt automatisch ingeschakeld door knop A
in de uiterste stand in het rode gebied te zetten en door ten min-
ste de 1
esnelheid van de aanjager (knop B) in te schakelen.
WAARSCHUWINGEN
De verwarming werkt alleen bij lage buitentemperaturen en een
lage koelvloeistoftemperatuur.
De verwarming wordt niet ingeschakeld als de accuspanning te
laag is.
KLIMAATREGELING UITSCHAKELEN
Druk op de knop OFF. Met uitgeschakelde klimaatregeling:
❍wordt de luchtrecirculatie ingeschakeld, waardoor het interieur
van de buitenlucht geïsoleerd wordt;
❍wordt de compressor uitgeschakeld;
❍wordt de aanjager uitgeschakeld.
❍kan de achterruitverwarming worden in- of uitgeschakeld.
WAARSCHUWING De klimaatregeleenheid slaat de ingestelde tem-
peratuur op voor uitschakeling en hersteld de instelling als een wil-
lekeurige knop van het systeem wordt ingedrukt (behalve knop
G); als de functie van de ingedrukte knop vóór de uitschakeling
niet was ingeschakeld, zal deze ook ingeschakeld worden; als de
functie wel was ingeschakeld, dan zal deze functie ingeschakeld
blijven.
Om de volledig automatische regeling van de klimaatregeling op-
nieuw in te schakelen, moet de knop AUTO ingedrukt worden.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 75
Page 77 of 250

76WEGWIJS IN UW AUTO
BUITENVERLICHTING/DIMLICHTEN
Draai, met het contactslot op MAR, draaischakelaar A op stand 2.
Het dag-dimlicht dooft en de buitenverlichting en de dimlichten gaan
branden. Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
3branden.
AUTOMATISCHE REGELING VERLICHTING
(AUTOLIGHT) (Schemersensor)
(waar voorzien)
Dit is een sensor met infrarood led, gecombineerd met een re-
gensensor, die op de voorruit is gemonteerd en de wijzigingen van
de intensiteit van het zonlicht signaleert afhankelijk van de via het
Setup-menu ingestelde intensiteit: hoe groter de gevoeligheid, des
te minder buitenlicht is er nodig voor de inschakeling van de bui-
tenverlichting. Het systeem bestaat uit twee sensoren: en globa-
le die in staat is de lichtintensiteit naar boven te beoordelen en een
richtingssensor die in staat is de lichtintensiteit in de rijrichting
van de auto te beoordelen: hierdoor kunnen tunnels, lanen en
galerijen herkend worden.
De schemersensor wordt ingeschakeld door de draaischakelaar A-
fig. 33 in stand
2Ate draaien. Op deze wijze wordt de tijdelijke
automatische de buitenverlichting en de dimlichten ingeschakeld,
afhankelijk van de intensiteit van het buitenlicht.
BUITENVERLICHTING
LINKER HENDEL fig. 33
Met de linker hendel wordt het merendeel van de buitenverlichting
bediend. De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleu-
tel in stand MAR staat. Als de buitenverlichting wordt ingeschakeld,
wordt ook de verlichting van het instrumentenpaneel en de diver-
se bedieningsorganen op het dashboard ingeschakeld.
DAG-DIMLICHT (DRL) (waar voorzien)
Met het contactslot op MAR en draaischakelaar A op stand O, wordt
de dagverlichting ingeschakeld. De andere verlichting en de interi-
eurverlichting blijven uitgeschakeld. Zie voor de werking van het
dag-dimlicht de paragraaf “Menu-opties” in dit hoofdstuk. Als de
functie uitgeschakeld is en draaischakelaar A staat op stand
O,
wordt geen verlichting ingeschakeld.
fig. 33A0J0063m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 76
Page 78 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO77
1
GROOTLICHT
Trek de hendel, met draaischakelaar A in stand 2, in de richting
van het stuur (vergrendelde stand). Op het instrumentenpaneel
gaat lampje
1branden. Om de verlichting uit te schakelen, moet
de hendel in de richting van het stuur getrokken worden (de dim-
lichten blijven ingeschakeld). Het is niet mogelijk de dimlichten
permanent in te schakelen als de automatische regeling van de
verlichting is ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek de hendel in de richting van het stuur (onvergrendelde stand)
onafhankelijk van de stand van draaischakelaar A. Op het instru-
mentenpaneel gaat lampje
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde positie:
❍omhoog: inschakeling rechter richtingaanwijzers;
❍omlaag: inschakeling linker richtingaanwijzers.
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
Îof¥knipperen. De
richtingaanwijzers worden automatisch uitgeschakeld als de auto
weer rechtuit rijdt.
“Lane change”-functie (rijbaanwisseling)
Als aangegeven moet worden dat van rijstrook gewisseld moet
worden, moet de linker hendel gedurende minder dan een halve
seconde in de niet vergrendelde stand gezet worden. De richting-
aanwijzers aan de gekozen zijde knipperen 3 keer en gaan ver-
volgens automatisch uit. WAARSCHUWING De sensor is niet in staat om mist te herkennen
en daarom moet in dat geval de verlichting met de hand worden
ingeschakeld.
Als de verlichting door de sensor wordt ingeschakeld, kunnen de
mistlampen (indien aanwezig) en het mistachterlicht worden in-
geschakeld. Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld,
worden ook de mistlampen en het mistachterlicht uitgeschakeld
(indien ingeschakeld). Als de verlichting opnieuw automatisch wordt
ingeschakeld, dan moet deze verlichting opnieuw handmatig wor-
den ingeschakeld.
Als de sensor is ingeschakeld, kan alleen het grootlichtsignaal wor-
den gegeven, maar kan het grootlicht niet permanent worden in-
geschakeld. Als deze verlichting ingeschakeld moet worden, moet
draaischakelaar A-fig. 33 in stand
1gedraaid worden en moet
vervolgens het grootlicht worden ingeschakeld.
Als de lichten automatisch zijn ingeschakeld en de sensor geeft een
uitschakelcommando, wordt eerst het grootlicht uitgeschakeld en
na enkele seconden de buitenverlichting.
Als de verlichting is ingeschakeld en de sensor een storing heeft,
wordt de buitenverlichting en het dimlicht onafhankelijk van de
lichtintensiteit van het buitenlicht ingeschakeld; op het display wordt
de storing in de sensor aangegeven. De sensor kan altijd worden
uitgeschakeld en de verlichting kan altijd, zonodig, worden inge-
schakeld.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 77
Page 79 of 250

78WEGWIJS IN UW AUTO
EXTERNE INSTAPVERLICHTING
Deze maken de auto en de ruimte vóór de auto zichtbaar wanneer
de portieren ontgrendeld worden.
Inschakeling
Als de portieren, bij stilstaande en vergrendelde auto, ontgren-
deld worden m.b.v. de knop
Ëop de afstandsbediening (of de
bagageruimte, door op knop
Rte drukken), worden de dim-
lichten, de buitenverlichting achter en de kentekenverlichting in-
geschakeld.
De verlichting blijft ongeveer 25 seconden ingeschakeld, tenzij
de portieren en de bagageruimte met de afstandsbediening op-
nieuw vergrendeld worden, of de portieren of de bagageruimte ge-
opend en weer gesloten worden of als het instrumentenpaneel
wordt ingeschakeld. In deze gevallen gaan de lichten binnen 5 se-
conden uit.
De functie “externe instapverlichting” kan in- of uitgeschakeld wor-
den via het Setup-menu (zie de paragraaf “Menu-opties” in dit
hoofdstuk).
“FOLLOW ME HOME”
Deze functie dient om de ruimte vóór de auto gedurende een be-
paalde tijd te verlichten.
Inschakeling
Trek, met het contactslot op STOP of uitgenomen sleutel, hendel
A-fig. 33 in de richting van het stuur en bedien de hendel binnen
2 minuten nadat de motor uitgeschakeld is.
Telkens als de hendel wordt bediend wordt de verlichtingsduur met
30 seconden verlengd, tot maximaal 210 seconden; na afloop van
deze periode wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.
Bij iedere bediening van de hendel gaat het lampje
3op het
instrumentenpaneel branden en verschijnt een mededeling op het
display.
Het lampje wordt bij de eerste bediening van de hendel ingescha-
keld en blijft ingeschakeld tot de functie automatisch wordt uitge-
schakeld. Telkens als de hendel wordt bediend, wordt alleen de
inschakeltijd van de verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd hendel A-fig. 33 langer dan 2 seconden in de richting van
het stuur getrokken.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 78
Page 80 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO79
1
Als de hendel omhoog wordt gezet (niet vergrendelde stand), blijft
de functie net zo lang ingeschakeld als de hendel wordt bediend.
Als de hendel wordt losgelaten, keert deze terug naar de begin-
stand en stoppen de ruitenwissers automatisch.RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel worden de ruitenwissers/-sproeiers voor
en achter bediend.
RUITENWISSERS/SPROEIERS VOOR fig. 34
Deze functie werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
Draaischakelaar A kan in vijf verschillende standen worden gezet:
,intervalwerking (lage snelheid);
OOruitenwisser uitgeschakeld;
AUTO inschakeling regensensor (indien aanwezig) (de ruiten-
wissersnelheid wordt automatisch aangepast aan de hoe-
veelheid regen);
≤intervalwerking;
≥langzaam continu wissen;
¥snel continu wissen.
fig. 34A0J0064m
Gebruik de ruitenwisser niet om lagen sneeuw of
ijs van de voorruit te verwijderen. In die omstan-
digheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar wor-
den belast, de beveiliging in, die ervoor zorgt dat de rui-
tenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als
de functie niet opnieuw inschakelt (ook niet na opnieuw
starten van de motor), moet u zich tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk wenden.
“Intelligente wis/wasregeling”
Trek de hendel in de richting van het stuur (niet vergrendelde stand)
om de ruitensproeier in te schakelen. Houd de hendel langer dan
een halve seconde aangetrokken om automatisch de ruitensproeier
én de ruitenwisser met één handeling in te schakelen.
Als u de hendel loslaat, maken de ruitenwissers nog drie slagen.
Na ongeveer 6 seconden volgt nog een extra reinigingsslag.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 79