Alfa Romeo Giulietta 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 151 of 228

de acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning. De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de accu,
d.w.z. de pluskabel (+) op de plusklem en
de minkabel (–) op de minklem. De
accuklemmen zijn gemarkeerd met de
symbolen plus (+) en min (–), en zijn
weergegeven op het deksel van de accu.
De kabelklemmen moeten ook
corrosievrij zijn en stevig aan de
klemmen bevestigd worden.
VERSIES ZONDER
START&STOPSYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van de
accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool van
de accu aan.
VERSIES MET START&STOPSYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
Koppel de stekker 1 fig. 119los van de
accusensor 3 op de minklem 4 (–) van de
accu los (door op de knop 2 te drukken);
sluit de pluskabel (+) van de acculader
aan op de plusklem 5 van de accu en de
minkabel (–) op de klem van de sensor
4 zoals aangegeven in de figuur fig. 120;
schakel de acculader in. Schakel na het
opladen de acculader uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker 1 terug op de
sensor 3 aan zoals aangegeven in de
figuur.
119A0K0530AC
120A0K0530BC
149

Page 152 of 228

LUCHTFILTER/POLLENFILTER/
DIESELFILTER
Neem voor de vervanging van het filter
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
SPROEIERS
137)
46)
Ruitensproeier
De ruitensproeiers zijn niet verstelbaar.
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
zit (zie paragraaf “Controle van
vloeistofniveaus”). Controleer vervolgens
of de sproeikoppen niet verstopt zijn.
Gebruik zo nodig een speld om ze vrij te
maken.
WAARSCHUWING Controleer bij versies
met schuifdak of het schuifdak gesloten
is alvorens de ruitensproeiers te
bedienen.
Achterruitsproeier
De sproeierhouder bevindt zich boven de
achterruit.
De sproeiers van de achterruit zijn niet
verstelbaar.
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevinden zich in de voorbumper.
De koplampsproeiers worden
ingeschakeld wanneer bij brandend
dimlicht en/of grootlicht de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Controleer regelmatig de conditie en de
aanwezigheid van vuil in de
koplampsproeiers.
150
ONDERHOUD EN ZORG

Page 153 of 228

BELANGRIJK
137)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, omdat het zicht onder
slechte weersomstandigheden wordt
beperkt.
BELANGRIJK
46)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
ACCU
Accu 5 (zie vorige pagina's) vereist niet
dat de elektrolyt met gedestilleerd water
wordt bijgevuld. Een periodieke controle
bij het Alfa Romeo Servicenetwerk is
echter noodzakelijk om de efficiëntie te
verifiëren.
ACCULADING EN ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
138) 139) 140) 141)
47)
5)
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van de
fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren, de
motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt voorkomen
dat de interieurverlichting blijft branden.
schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.
BELANGRIJK Elke keer dat de accu wordt
losgekoppeld moet de stuurinrichting
worden geïnitialiseerd. Dit wordt
aangeduid met het verschijnen van het
pictogram
. Ga hiervoor als volgt te
werk: draai het stuurwiel van het ene
uiteinde naar het andere terwijl op een
rechtlijnig traject van ongeveer honderd
meter wordt gereden.
BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger voor
bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren). Als
het voertuig langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan "Langdurige stilstand van
het voertuig” in het hoofdstuk "Starten
en rijden".
151

Page 154 of 228

Als men na aanschaf van de auto
elektrische accessoires wil monteren die
constante voeding vereisen (alarm enz.),
of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk; het
gekwalificeerde personeel zal dan het
totale stroomverbruik van deze
accessoires beoordelen.
BELANGRIJK
138)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
139)Als de accu met onvoldoende vloeistof
werkt, kan dit de accu onherstelbaar
beschadigen en een explosie veroorzaken.
140)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen, verwijder
dan de accu en breng deze naar een
verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
141)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen altijd
met een speciale bril beschermd worden.
BELANGRIJK
47)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Als men na
aanschaf van het voertuig accessoires wil
monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van een Alfa Romeo Servicenetwerk, die de
meest geschikte apparaten zal aanraden en
zal controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
BELANGRIJK
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
vervanging van de accu contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
HET VOERTUIG OPKRIKKEN
Als de auto opgeheven moet worden,
neem dan contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk dat uitgerust is met
garagekrikken en hefbruggen.
BELANGRIJK Bij versies met zijskirts
moet men goed opletten bij het plaatsen
van de hefarmen.
152
ONDERHOUD EN ZORG

Page 155 of 228

CARROSSERIE
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE
CARROSSERIE
Lak6)48)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de auto:
de frequentie is afhankelijk van het
gebruik van de auto en van de omgeving.
Zo is het bijvoorbeeld raadzaam de auto
vaker te wassen in gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Bij sommige versies kan de auto op
aanvraag worden uitgerust met een
exclusieve matte lak die, om intact te
blijven, speciale zorg vereist: zie hetgeen
beschreven in de waarschuwing.
49)
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
verwijder de antenne van het dak
wanneer het voertuig gewassen wordt;
als voor het wassen van de auto
hogedrukreinigers worden gebruikt, houd
dan een afstand van minimaal 40 cm t.o.v.
de carrosserie aan om beschadiging of
aantasting te voorkomen. Onthoud dat
stagnerend water op lange termijn de
auto kan beschadigen.
maak de carrosserie eerst nat met een
waterstraal onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien in
deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was de auto nooit als hij in de
zon heeft gestaan of als de motorkap nog
warm is: de glans van de lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen; de hars die uit de bomen druppelt,
maakt de lak mat en vergroot de kans op
roestvorming.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke schoonmaakmiddelen
en schone, zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het binnenoppervlak
van de achterruit voorzichtig met een
doek af, en volg hierbij de richting van de
elektrische weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die in
water met een specifiek autowasmiddel
is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit aromatische
stoffen (bijv. benzine) of ketonen (bijv.
aceton) om de kunststof lampenglazen
van de koplampen te reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen, moet
de straal op minstens 20 cm van de
koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op de
motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden
uitvoeren door een gespecialiseerd
bedrijf.
153

Page 156 of 228

BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in
de stand STOP staan en de motor koud
zijn. Controleer na het reinigen of de
verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
6)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
BELANGRIJK
48)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen schuur-
en/of polijstmiddelen voor het reinigen van
het voertuig worden gebruikt.49)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Was het voertuig
uitsluitend met de hand en gebruik
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken. Vogelpoep
moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd
worden, omdat hierin bijzonder agressieve
zuren aanwezig zijn. Vermijd (indien mogelijk)
om het voertuig onder bomen te parkeren;
verwijder plantaardige harsen onmiddellijk
omdat deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke matheid
van de lak kunnen aantasten. Gebruik geen
onverdunde ruitensproeiervloeistof om de
voorruit en achterruit te reinigen; verdun dit
met minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
INTERIEUR
142) 143) 144)
Controleer regelmatig of het interieur
schoon is, ook onder de matten, om
roesten van het plaatwerk te voorkomen.
STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Gebruik een vochtige
borstel voor velours bekleding. Reinig de
stoelen met een spons bevochtigd met
een oplossing van water en neutrale zeep.
LEDEREN STOELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige doek,
zonder al te veel druk uit te oefenen. Dep
vloeistoffen of vetvlekken op met een
absorberende, droge doek zonder hierbij
te wrijven. Reinig vervolgens met een
zachte doek of een zeemleren lap
bevochtigd met water en neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is, gebruik
dan een speciaal reinigingsmiddel en
volgt de aanwijzingen strikt op.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
154
ONDERHOUD EN ZORG

Page 157 of 228

KUNSTSTOF EN GECOATE
INTERIEURDELEN
Reinig kunststof interieurdelen met een
vochtige doek (bij voorkeur een
microvezeldoek) en een oplossing van
water en een neutraal, niet-schurend
reinigingsmiddel. Gebruik voor het
reinigen van olieachtige of hardnekkige
vlekken speciale producten zonder
oplosmiddelen die het originele
voorkomen en de kleur van de
interieurdelen niet veranderen.
Verwijder stof met een microvezeldoek,
eventueel bevochtigd met water. Het
gebruik van papieren doekjes wordt
afgeraden, aangezien deze resten
achterlaten.
50)
ONDERDELEN VAN ECHT LEDER
(voor bepaalde versies/markten)
Gebruik uitsluitend water en neutrale
zeep om deze delen schoon te maken.
Gebruik nooit alcohol of producten op
basis van alcohol. Controleer alvorens
een specifiek product voor
interieurreiniging te gebruiken, of het
geen alcohol en/of stoffen op basis van
alcohol bevat.
BELANGRIJK
142)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
143)Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet
blootgesteld worden aan temperaturen
boven 50°C. Wanneer het voertuig in de zon
staat, kan de binnentemperatuur deze
waarde ruim overschrijden.
144)Er mogen geen voorwerpen op de vloer
onder de pedalen liggen; verzeker u ervan
dat de matten altijd vlak liggen en geen
contact met de pedalen maken.
BELANGRIJK
50)Gebruik nooit alcohol, benzine en hiervan
afgeleide producten om het dashboard en
het glas van het instrumentenpaneel te
reinigen.
155

Page 158 of 228

156
Deze pagina is opzettelijk blanco gelaten

Page 159 of 228

Alles dat u nuttig kunt vinden om te begrijpen hoe uw auto is
gemaakt en hoe hij werkt is in dit hoofdstuk vermeld en wordt
toegelicht met gegevens, tabellen en grafieken. Voor de
liefhebbers en de monteurs, maar ook gewoon voor degenen die
elk detail van hun auto willen kennen.
TECHNISCHE GEGEVENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS........................158
PLAATJE VOERTUIGINDENTIFICATIENUMMER (VIN)........158
VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER..................159
MOTORCODE................................159
MOTOR....................................160
WIELEN...................................166
AFMETINGEN. . ..............................168
GEWICHTEN . . ..............................169
TANKEN...................................172
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN................176
PRESTATIES................................179
BRANDSTOFVERBRUIK.........................180
CO2-EMISSIE...............................182
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET
VOERTUIG AAN HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR.........183

Page 160 of 228

IDENTIFICATIEGEGEVENS
De identificatiegegevens van de auto zijn:
VIN plaatje;
Chassismarkering;
Identificatieplaatje carrosserielak;
Motorcode.
PLAATJE
VOERTUIGINDENTIFICATIE-
NUMMER (VIN)
Dit plaatje is aangebracht in de
motorruimte, op de voorste traverse en
bevat de volgende identificatiegegevens
fig. 121:
B: Nummer typegoedkeuring
C: Identificatiecode autotype
D: Chassisnummer
E: Max. toelaatbaar totaalgewicht van de
auto
F: Max. toelaatbaar totaalgewicht van de
auto met aanhanger
G: Max. toelaatbaar gewicht op vooras
H: Max. toelaatbaar gewicht op achteras.
I: Motortype
L: Code carrosserieversieM Nummer voor onderdelen
N: Waarde voor de uitlaatrookgasmeting
(alleen bij dieselmotoren)
121A0K0024C
158
TECHNISCHE GEGEVENS
A: Naam van de fabrikant

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 230 next >