Alfa Romeo MiTo 2013 Instructieboek (in Dutch)

Page 81 of 312

Op afdalingen kan de snelheid bij ingeschakelde cruise-control iets
hoger liggen dan de opgeslagen snelheid.
Wanneer het systeem ingeschakeld is, knippert het
controlelampje
en er verschijnt een melding op de display (voor bepaalde versies/
markten).
DE SNELHEID VAN DE AUTO OPSLAANGa als volgt te werk:
❒zet de draaischakelaar A fig. 36 op ON en trap het gaspedaal in
om de gewenste snelheid te bereiken.
❒beweeg de hendel ten minste één seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los: de snelheid wordt opgeslagen en het gaspedaal kan
losgelaten worden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid gewoon
verhoogd worden door het gaspedaal in te trappen: als het gaspedaal
vervolgens wordt losgelaten, keert de auto terug naar de eerder
opgeslagen snelheid.
DE OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPENAls het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het intrappen van
het rem- of koppelingspedaal, kan de opgeslagen snelheid als volgt
worden opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas totdat een snelheid in de buurt van de
opgeslagen snelheid wordt bereikt;
❒schakel de versnelling in die ingeschakeld was op het moment dat
de snelheid werd opgeslagen;
❒druk op de RES-knop (B fig. 36).DE OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGENTrap het gaspedaal in en sla de nieuwe snelheid op of beweeg de
hendel omhoog (+).
Elke beweging van de hendel komt overeen met een verhoging van de
snelheid van ongeveer 1 km/h; als de hendel omhoog wordt
gehouden, dan neemt de snelheid traploos toe.DE OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGENSchakel het systeem uit en sla de nieuwe snelheid op of beweeg de
hendel omlaag (–) tot de nieuwe snelheid is bereikt. De nieuwe
snelheid wordt automatisch opgeslagen.
Elke beweging van de hendel komt overeen met een kleine verlaging
van de snelheid van ongeveer 1 km/h; als de hendel omlaag wordt
gehouden, dan neemt de snelheid traploos af.
77WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 82 of 312

UITSCHAKELEN VAN HET SYSTEEMHet systeem uitschakelen:
- zet de draaischakelaar A fig. 36 op OFF;
of
- zet de motor af;
of
- druk het rem-, koppelings- of gaspedaal in; in het laatste geval wordt
het systeem eigenlijk niet uitgeschakeld, maar wordt voorrang aan
het acceleratieverzoek gegeven. Het systeem blijft actief, zonder de
noodzaak om de RES-knop te bedienen om na het accelereren naar de
vorige toestand terug te keren.Automatische uitschakeling
Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch uit:
❒als het ABS- of het VDC-systeem ingrijpt;
❒bij een autosnelheid onder de ingestelde limiet;
❒in geval van een systeemstoring.
Als met actieve cruise-control wordt gereden, mag de
versnellingspook nooit in de vrijstand worden gezet.Draai bij een storing of defect van het systeem de
draaischakelaar A fig. 36 naar OFF en neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
78
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 83 of 312

PLAFONDVERLICHTINGPLAFONDVERLICHTING VOORMet de schakelaar A fig. 37 wordt de plafondverlichting in- en
uitgeschakeld.
Standen schakelaar A:
❒middelste stand (stand 1): de lampjes C en D gaan aan/uit bij het
openen/sluiten van de portieren.
❒links ingedrukt (stand 0): de lampjes C en D blijven altijd gedoofd;
❒rechts ingedrukt (stand 2): de lampjes C en D blijven altijd
ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
schakelaar B bedient het spotje.Standen schakelaar B:
❒middelste stand (stand 1): de lampjes C en D blijven altijd gedoofd;
❒links ingedrukt (stand 0): het lampje C gaat aan;
❒rechts ingedrukt (stand 2): het lampje D gaat aan.
BELANGRIJK Controleer alvorens de auto te verlaten of beide
schakelaars in de middelste stand staan: op deze manier zullen de
lampjes van de plafondverlichting doven bij het sluiten van de
portieren, en voorkomt men dat de accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de continu ingeschakelde stand is blijven staan,
schakelt de plafondverlichting in ieder geval 15 minuten na het
uitzetten van de motor automatisch uit.
TIJDSCHAKELING
PLAFONDVERLICHTINGBij sommige versies zijn er om het in-/uitstappen in het donker en op
slecht verlichte plaatsen te vergemakkelijken twee tijdregelingen
voorzien.
Tijdregeling bij het instappen
De plafondverlichting gaat op de volgende manieren branden:
❒ongeveer 10 seconden wanneer de portieren worden ontgrendeld;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een portier worden geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer de portieren worden gesloten.
De tijdregeling wordt onderbroken wanneer de sleutel in de stand
MAR wordt gezet.
fig. 37
A0J0066
79WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 84 of 312

Tijdregeling bij het uitstappen
Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd, gaan de
plafondlampjes op de volgende manieren branden:
❒binnen twee minuten nadat de motor is uitgezet, gaat de
plafondverlichting ongeveer 10 seconden branden;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een portier worden geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer een van de portieren wordt
gesloten.
De tijdregeling stopt automatisch wanneer de deuren worden
vergrendeld.INSTAPVERLICHTING(voor bepaalde versies/markten)
Bij sommige versies is de instapverlichting achter de zonnekleppen
gemonteerd.
Druk op knop A fig. 38 om de verlichting in/uit te schakelen.
IN-/UITSTAPVERLICHTING IN DE
SPIEGELSDeze bevindt zich in de portieren fig. 39. Wanneer de portieren
worden geopend, gaan deze lichten aan, ongeacht de stand van de
contactsleutel.
Wanneer de portieren worden gesloten, gaat de verlichting uit.
fig. 38
A0J0067
fig. 39
A0J0176
80
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 85 of 312

BAGAGERUIMTEVERLICHTINGDit bevindt zich links in de achterklep fig. 40.
Wanneer de achterklep wordt geopend, gaat de
bagageruimteverlichting automatisch branden. Wanneer de achterklep
wordt gesloten, gaat de verlichting automatisch uit.
De stand van de sleutel in het contactslot beïnvloedt de werking van de
bagageruimteverlichting niet.
DASHBOARDKASTVERLICHTINGWanneer het dashboardkastje fig. 41 wordt geopend, gaat de
verlichting automatisch branden. Wanneer het dashboardkastje wordt
gesloten, gaat de verlichting automatisch uit.
De stand van de sleutel in het contactslot beïnvloedt de werking van de
verlichting niet.
fig. 40
A0J0270
fig. 41
A0J0177
81WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 86 of 312

BEDIENINGSELEMENTENALARMKNIPPERLICHTENDruk op de knop A fig. 42 om de lichten in- en uit te schakelen.
Controlelampjes
en
op het paneel branden als de lichten aan
zijn.
Het gebruik van de alarmknipperlichten wordt
geregeld door de wegenverkeerswetgeving van het
land waar u rijdt: neem de wettelijke voorschriften
in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan de alarmknipperlichten
automatisch branden, evenals de controlelampjes
en
op het
instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit wanneer het noodremmen ophoudt.
MISTLAMPEN VOOR(voor bepaalde versies/markten)
Druk op de knop
fig. 43 om de lichten in- en uit te schakelen.
Bij brandende lichten, gaat het controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
MISTACHTERLICHTDruk op de knop
fig. 43 om de lichten in- of uit te schakelen.
Het mistachterlicht gaat alleen branden als het dimlicht is
ingeschakeld. Bij brandend licht, gaat het controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
fig. 42
A0J0028
fig. 43
A0J0025
82
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 87 of 312

CENTRALE PORTIERVERGRENDELINGDruk op knop A fig. 44 om alle portieren tegelijk te sluiten.
De vergrendeling vindt onafhankelijk van de stand van de
contactsleutel plaats.AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOERDeze grijpt bij een botsing in en veroorzaakt het volgende:
❒onderbreking van de brandstoftoevoer met afzetten van de motor als
gevolg;
❒automatische ontgrendeling van de portieren;
❒inschakeling van de interieurverlichting.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld, verschijnt er een melding op
de display.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder de auto of in de buurt van de tank.Draai na een botsing de contactsleutel naar STOP om te voorkomen
dat de accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte werking van de auto te herstellen:
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒draai de contactsleutel naar de stand STOP.
Als na een botsing een brandstoflucht wordt geroken
of brandstoflekkage wordt geconstateerd, dan mag
het systeem niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
fig. 44
A0J0030
83WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 88 of 312

INTERIEURUITRUSTINGOPBERGVAKTrek aan handgreep A fig. 45 om het dashboardkastje te openen. Als
het kastje geopend wordt, gaat er een lampje branden.
In het dasboardkastje zit een documentenvak.
Rijd nooit met open dashboardkastje: bij een ongeval
kan de passagier hierdoor verwond raken.
ARMSTEUN VOOR(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevindt zich tussen de voorstoelen. Druk hem omlaag om hem in
de standaard gebruiksstand te brengen.
Druk op knop A fig. 46 om het bovenste deel van de armleuning op te
tillen en toegang te krijgen tot het opbergvak wat hierin zit. Druk op
hendel B om de armleuning naar beneden te duwen ten opzichte van
zijn standaardpositie.
fig. 45
A0J0060
fig. 46
A0J0194
84
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 89 of 312

STOPCONTACTENDeze zitten op de tunnelconsole A fig. 47 en aan de linkerkant van de
bagageruimte B fig. 47. Ze werken alleen met de contactsleutel in de
stand MAR.
Bij aanvrage van een rokersversie, is het stopcontact op de
tunnelconsole vervangen door een sigarettenaansteker (zie volgende
paragraaf).
BELANGRIJK Sluit geen apparaten met een hoger vermogen dan 180
W op het stopcontact aan. Beschadig het stopcontact niet door
ongeschikte stekkers te gebruiken.AANSTEKERDe aansteker bevindt zich op de middelste tunnel. Druk op de knop A
fig. 48 om de aansteker in te schakelen.
Na enkele seconden keert de knop automatisch terug naar de
beginstand en is de aansteker gebruiksklaar.BELANGRIJK Controleer na gebruik altijd of de aansteker is
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Sluit geen apparaten met een hoger vermogen dan 180
W op het stopcontact aan. Beschadig het stopcontact niet door
ongeschikte stekkers te gebruiken.
fig. 48
A0J0069
fig. 47
A0J0068
85WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 90 of 312

De aansteker wordt zeer heet. Wees voorzichtig en
zorg dat hij niet wordt gebruikt door kinderen:
brandgevaar en/of gevaar voor brandwonden.
ASBAKDe asbak is een verwijderbare kunststof houder met deksel onder
veerdruk, die in de beker-/blikjeshouders op de tunnelconsole
geplaatst kan worden fig. 49
Gebruik de asbak niet als prullenbak: de inhoud kan
door sigarettenpeuken in brand raken.
ZONNEKLEPPENDeze bevinden zich aan beide kanten van de achteruitkijkspiegel. Ze
kunnen naar voren en opzij worden gedraaid.
Op de achterkant van de zonnekleppen bevindt zich een spiegeltje met
verlichting. Met dit licht kan het spiegeltje ook bij slechte zicht- en
lichtomstandigheden worden gebruikt.
Til het deksel A fig. 50 op om toegang te krijgen tot de spiegel.
fig. 49
A0J0070
fig. 50
A0J0071
86
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 320 next >