CITROEN DS5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 241 of 418
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Page 242 of 418
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
TOTAL & CITROËN
Partners in prestaties en
respect voor het milieu
Innovatie voor nog betere prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research &
De velopment-teams van TOTAL voor CITROËN
smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste
technologieën die in auto’s van het merk CITROËN
worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden
als gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de
motor.
Een optimale bescherming
van uw motor
Het gebruik van TOTAL smeermiddelen
bij het onderhoud van uw CITROËN
zorgt voor een langere levensduur en
betere prestaties van de motor, waarbij
het milieu zo min mogelijk wordt belast.
Page 243 of 418
241
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
BrandstoftankInhoud van de brandstoftank: ongeveer 60 liter.Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk
die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
F
Kies bij het tankstation de juiste brandstof (deze
staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde
van de brandstofvulklep van uw auto).
F Open de vuldop door deze een kwart
omwenteling linksom te draaien.
F
Ve
r wijder de vuldop en plaats deze op de
steun (aan de klep).
Openen
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet
de tank beslist worden afgetapt
voordat de motor kan worden
gestart.
Tank nooit als de motor door het Stop &
S
tart-systeem in de STOP-stand is
geschakeld; zet in dat geval altijd het
contact af met "START/STOP"-knop.
Ta n k e n
F Steek bij een benzine-uitvoering het
v ulpistool zo ver mogelijk in de vulopening
en druk hierbij de metalen klep A in.
F
Vu
l de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden.
F
Pl
aats de vuldop terug en sluit deze door
de dop een kwart omwenteling rechtsom te
draaien.
F
Dr
uk de klep van de tankdop dicht.
Uw auto is voorzien van een katalysator, die de
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen benzine
worden getankt.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend
loodvrije benzine worden gebruikt.
F
Dr
uk op de toets.
Na afzetten van het contact is deze toets
nog enkele minuten actief. Zet eventueel
opnieuw het contact aan om deze toets weer te
activeren.
Onderhoud
Page 244 of 418
DIESEL
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
Brandstof voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op
biobrandstoffen van het type E10
(deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan
de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn
EN 15293.
Brandstof voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen
(diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590
gemengd met biobrandstof die voldoet aan de
richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt
kunnen worden (met een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is bij
bepaalde dieselmotoren mogelijk. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt
worden nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 6 liter brandstof in de tank.
Zolang er niet voldoende brandstof is
bijgetankt, gaat dit lampje elke keer dat het
contact wordt aangezet opnieuw branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding. Dit geluidssignaal en deze melding
worden met een toenemende frequentie
herhaald naarmate het niveau daalt en dichter
bij de "0" komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
Page 245 of 418
243
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht,
druk deze niet tegen de klep van de
vulpistoolrestrictie en giet voorzichtig
om ervoor te zorgen dat de brandstof
netjes in de vulopening stroomt.
Tankbeveiliging (diesel)*
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te
tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop
verwijdert.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Werking
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van Diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar
het buitenland afreist bij het CITROËN-
netwerk te informeren of uw auto
geschikt is om in het desbetreffende
land te kunnen tanken.
* Volgens land van bestemming.
Onderhoud
Page 246 of 418
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Openen van de motorkap
Openen
F In het interieur: trek de handgreep links
onder het dashboard naar u toe.
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel door
het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
Sluiten
F Laat de motorkap voorzichtig zakken en
l
aat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
Co
ntroleer of de motorkap goed
vergrendeld is.
F
Aa
n de buitenzijde
: beweeg de hendel
omhoog en til de motorkap op.
Een gasdemper opent de motorkap en houdt
deze omhoog.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische uitrustingen in de
motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen,
wassen, ...) te beperken. De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
Page 247 of 418
245
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren
van de verschillende vloeistofniveaus en het
vervangen van bepaalde onderdelen.
Benzinemotoren
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Re servoir ruiten- en koplampsproeiers.
3.
Re
servoir koelvloeistof.
4.
Re
servoir remvloeistof.
5.
A
ccu/zekeringen.
6.
Ze
keringkast.
7.
Lu
chtfilter.
8.
O
liepeilstok.
9.
Mo
torolie (bij)vullen. THP 155
A
utomaat 6
THP 200
H
andgeschakeld 6
Onderhoud
Page 248 of 418
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren
van de verschillende vloeistofniveaus, het
vervangen van bepaalde onderdelen en het
ontluchten van het brandstofcircuit.
* Volgens motoruitvoering.
Dieselmotoren
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Re servoir ruiten- en koplampsproeiers.
3.
Re
servoir koelvloeistof.
4.
Re
servoir remvloeistof.
5.
A
ccu/zekeringen.
6.
Ze
keringkast.
7.
Lu
chtfilter.
8.
O
liepeilstok.
9.
Mo
torolie (bij)vullen.
10.
H
andopvoerpomp*.
11.
O
ntluchtnippel*. e- HDi 115 ETG6
HDi 160 BVM6 / HDi 160 BVA6
Page 249 of 418
247
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van
een lege brandstoftank noodzakelijk om het
brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de
afbeelding van de desbetreffende motorruimte.
Brandstoftank leeg (diesel)
Als de tank van uw auto is voorzien van
een tankbeveiliging, raadpleeg dan de
rubriek "Tankbeveiliging (diesel)".F
Vu
l de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Op
en de motorkap.
F
Ma
ak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
Be
dien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
Be
dien de startmotor tot de motor aanslaat
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht
dan ongeveer 15 seconden en start de
motor opnieuw).
F
Al
s de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
Pl
aats de sierkap terug en klem deze vast.
F
Sl
uit de motorkap.
1.6 HDi-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Op
en de motorkap.
F
Ve
r wijder indien nodig de afdekkap van de
motor voor toegang tot de opvoerpomp.
F
Dra
ai de ontluchtingsnippel los.
F
Be
dien de handopvoerpomp tot u brandstof
door de transparante slang ziet stromen.
F
Dr
aai de ontluchtingsnippel vast.
F
Be
dien de startmotor tot de motor aanslaat
(als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, wacht dan vijftien seconden
alvorens opnieuw te starten).
F
Al
s de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
Br
eng de afdekkap van de motor aan en
controleer vervolgens of deze goed vastzit.
F
Sl
uit de motorkap.
2.0 HDi-motor
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure.
BlueHDi-motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Ze
t het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
Wa
cht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
He
rhaal de handelingen 10 keer.
F
Be
dien de startmotor om de motor te
starten.
Onderhoud
Page 250 of 418
DS5_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de oliepeilstok.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
CITROËN adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen. De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controle met de oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de oliepeilstok
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
Tr
ek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
F
Ve
eg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
St
eek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA XI
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het
merkteken
A
of onder het merkteken B ligt,
star t de motor dan niet .
-
Al
s het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
Al
s het oliepeil lager is dan het
merkteken
MIN
I, vul dan altijd motorolie bij.