CITROEN JUMPER MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 101 of 339
 99
Veiligheidsgordels  
 
VEILIGHEI
D
4
 
 
Hoogteverstelling 
 
Knijp de knop van de geleider in en schuif 
deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel 
bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel). 
  Als uw auto is voorzien van een 
tweezitsbank, is de veiligheidsgordel 
van de middelste zitplaats niet in hoogte 
verstelbaar.  
Losmaken 
 
Druk op de rode knop. 
 VEILIGHEIDSGORDELS 
 
 
Gebruiksvoorschrift
 
De bestuurder dient er vóór het wegrijden 
zeker van te zijn dat alle inzittenden hun 
veiligheidsgordels op de juiste manier 
hebben vastgemaakt. 
  Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het 
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al 
betreft het een korte rit. 
  De veiligheidsgordels zijn voorzien van een 
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte 
van de gordel automatisch wordt aangepast 
aan uw lichaamsbouw. 
  Gebruik geen accessoires om de 
veiligheidsgordels minder strak te laten 
aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen, 
veiligheidsspelden, ...). 
  Controleer zowel voor als na het gebruik van 
de gordel of deze goed is opgerold. 
  Controleer na het neerklappen of 
verplaatsen van een stoel of de achterbank 
of de gordel goed is opgerold en de 
gordelsluiting zich op de juiste plaats 
bevindt. 
  De gordelspanners van de veiligheidsgordels 
vóór kunnen, afhankelijk van de aard en 
de kracht van de aanrijding, onafhankelijk 
van de airbags afgaan. De gordelspanners 
trekken de veiligheidsgordels direct stevig 
tegen het lichaam van de inzittenden. 
Het afgaan van de gordels gaat gepaard 
met een lichte onschadelijke rookvorming en 
een geluid als gevolg van de pyrotechnische 
lading in het systeem. 
   Vastmaken 
 
Trek aan de gordel en steek de gesp in de 
gordelsluiting. 
  Trek aan de gordel om de vergrendeling van 
de gesp te controleren.     
Verklikkerlampje 
veiligheidsgordel bestuurder 
   
Als de bestuurder zijn 
veiligheidsgordel niet heeft 
vastgemaakt, gaat bij het starten 
van de motor het verklikkerlampje 
branden.  
   
Verklikkerlampje 
veiligheidsgordel passagier 
  Als uw auto is voorzien van een 
passagiersstoel vóór, gaat als 
bij het starten van de motor de 
passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft 
vastgemaakt, dit verklikkerlampje branden.  
  
Page 102 of 339
   
 Veiligheidsgordels  
 
  De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht 
waarmee de gordel tegen het lichaam van 
de inzittenden getrokken wordt. 
  De oprolautomaten zijn voorzien van 
een automatische blokkeerinrichting die 
in werking treedt bij een aanrijding, een 
noodstop of het over de kop slaan van de 
auto. 
  De veiligheidsgordels met pyrotechnische 
gordelspanners werken alleen als het 
contact aan staat.    
Voorschriften voor kinderen: 
   
 
-   maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner 
dan 1,50 m gebruik van een geschikt 
kinderzitje. 
   
-   laat nooit een kind op schoot zitten 
tijdens het rijden. De veiligheidsgordel 
mag door niet meer dan één persoon 
gedragen worden.  
 VEILIGHEIDSGORDELS ZITPLAATSEN VÓÓR 
 VEILIGHEIDSGORDELS 
ACHTERZITPLAATSEN 
  Als uw auto is voorzien van een losse stoel 
en een tweezitsbank, zijn de 3 zitplaatsen 
voorzien van driepunts veiligheidsgordels 
met oprolautomaat. 
  De middelste zitplaats is voorzien van een 
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn 
bevestigd aan de rugleuning.    Raadpleeg voor meer informatie over 
kinderzitjes in rubriek 4 het gedeelte 
"Kinderen in de auto". 
  Vanwege de wettelijke 
veiligheidsvoorschriften moeten 
werkzaamheden en controles aan de 
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door 
het CITROËN-netwerk, dat tevens voor 
de garantie zorgt en de werkzaamheden 
volgens de voorschriften uitvoert. 
  Laat de veiligheidsgordels van uw auto 
regelmatig (ook na een kleine aanrijding) 
controleren door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats: de gordels 
mogen geen slijtagesporen en scheuren 
vertonen en er mogen geen wijzigingen aan 
de gordels zijn aangebracht. 
  Reinig de veiligheidsgordels met 
zeepsop of een reinigingsmiddel 
voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-
netwerk.  
     
 
U kunt de gordel losmaken door de rode 
knop op de gesphouder in te drukken. 
Geleid de gordel tijdens het oprollen. 
  Als de gordelspanners zijn geactiveerd, 
gaat het verklikkerlampje airbag branden. 
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. 
  Voor een effectieve werking van de 
veiligheidsgordel: 
   
 
-   mag deze door niet meer dan één 
persoon worden gedragen, 
   
-   moet worden voorkomen dat de gordel 
gedraaid raakt en moet de gordel in een 
vloeiende beweging naar voren worden 
getrokken, 
   
-   dient deze strak om het lichaam te 
worden gedragen.  
  De schoudergordel moet langs het holle 
gedeelte van de schouder worden geplaatst. 
  De heupgordel moet zo laag mogelijk op het 
bekken worden geplaatst. 
  Draai de gespen van de veiligheidsgordels 
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende 
effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien 
van armsteunen, moet de heupgordel altijd 
onder de armsteun door worden geleid. 
  Controleer of de gordel goed is vastgemaakt 
door even aan de riem te trekken. 
   
Met airbags vóór 
 
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien 
van pyrotechnische gordelspanners en 
gordelkrachtbegrenzers.  
 
 
Zonder airbags vóór 
 
Als uw auto is voorzien van een 
tweezitsbank vóór zonder airbags vóór, 
is de veiligheidsgordel van de middelste 
passagier niet voorzien van een 
pyrotechnische gordelspanner.  
  Zorg ervoor dat de gordels op de 2
e en 
3e zitrij in de juiste gordelsluiting worden 
vastgemaakt. Bevestig de gordels van de 
buitenste zitplaatsen niet in de gordelsluiting 
van de middelste zitplaats en andersom.  
Page 103 of 339
 101
VEILIGHEI
D
4 
Page 104 of 339
102
Airbags
  De airbags zijn speciaal ontworpen voor 
een betere veiligheid van de inzittenden 
(behalve op de middelste zitplaatsen van 
zitrij 2 en 3) bij ernstige aanrijdingen: 
ze vormen een aanvulling op de 
werking van de veiligheidsgordels met 
gordelkrachtbegrenzers. 
  De elektronische schoksensoren registreren 
in dat geval de frontale en zijdelingse 
aanrijdingen waaraan de registratiezones 
voor een aanrijding worden blootgesteld: 
   
 
-   bij een ernstige aanrijding worden de 
airbags onmiddellijk opgeblazen en 
beschermen ze de inzittenden van de 
auto.    Direct na de aanrijding ontsnapt het gas 
zodat noch het zicht, noch het eventueel 
verlaten van de auto door de inzittenden 
wordt belemmerd, 
   
 
-   bij een minder ernstige aanrijding of 
een aanrijding van achteren en in 
bepaalde gevallen waarin de auto over 
de kop slaat, treden de airbags niet in 
werking. De veiligheidsgordels zorgen 
in deze situaties voor een afdoende 
bescherming.  
  De kracht van de aanrijding is afhankelijk 
van het soort obstakel en de snelheid van 
de auto op dat moment.    Wanneer een kinderzitje met de rug in 
de rijrichting op de passagiersstoel is 
geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde 
zijn uitgeschakeld. Zie in rubriek 4 het 
gedeelte "Kinderen aan boord".  
     
De airbags werken alleen als het 
contact aan is. 
  De airbags werken slechts eenmaal. Als er 
een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens 
hetzelfde of een volgend ongeval), werken 
de airbags niet meer. 
  Het activeren van de airbags gaat gepaard 
met wat onschadelijke rook en een knal, 
als gevolg van de activering van de 
pyrotechnische lading die in het systeem is 
geïntegreerd. 
  De rook is niet schadelijk, maar kan voor 
personen die daar gevoelig voor zijn, 
irriterend zijn. 
  De knal die bij de ontsteking wordt 
geproduceerd, kan het gehoor gedurende 
een korte periode enigszins verminderen. 
  AIRBAGS 
Page 105 of 339
 103
   
 Airbags  
 
VEILIGHEI
D
4
 
 
Gebruiksvoorschrift
 
Maak er een gewoonte van om normaal 
rechtop in de voorstoelen te zitten. 
  Draag altijd een correct afgestelde 
veiligheidsgordel. 
  Zorg dat er zich niets bevindt tussen 
de airbag en de inzittenden (kinderen, 
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede 
werking van de airbag belemmeren en/of 
de inzittende bij het opblazen van de airbag 
verwonden. 
  Laat na een aanrijding of diefstal van uw 
auto de airbagsystemen controleren. 
  Het is beslist niet toegestaan om 
werkzaamheden uit te voeren aan 
airbagsystemen, raadpleeg hiervoor het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.    
Zij-airbags 
  Bedek de stoelen uitsluitend met de 
goedgekeurde stoelhoezen. Deze 
belemmeren het activeren van de zij-airbags 
niet. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats. 
  Bevestig nooit iets aan de rugleuning van 
de stoelen; dit zou bij het afgaan van de 
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan 
armen of middel. 
  Ga niet onnodig dicht tegen het 
portierpaneel zitten.  
   
Airbags vóór 
  Houd het stuurwiel niet aan de spaken 
vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten. 
  Zorg ervoor dat de passagier zijn voeten niet 
op het dashboard laat rusten; hij kan anders 
ernstig letsel oplopen als de airbag wordt 
opgeblazen. 
  Het is raadzaam niet te roken in de 
auto. Als de airbag wordt opgeblazen, 
kunnen brandende sigaretten of een pijp 
brandwonden of ander letsel veroorzaken. 
  Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen 
gaten in de stuurwielbekleding en sla niet op 
het stuurwiel.  
    Zelfs als alle bovenstaande voorschriften 
worden nageleefd, blijft de kans bestaan 
op letsel of lichte brandwonden aan het 
hoofd, de borst of de armen, als de airbag 
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk 
zeer snel opgeblazen (binnen enkele 
milliseconden) en loopt vervolgens even 
snel leeg, waarbij de warme gassen via de 
daarvoor bestemde openingen naar buiten 
stromen.    
 
Window-airbags 
  Bevestig nooit iets op de hemelbekleding, 
dit zou bij het afgaan van de window-airbags 
kunnen leiden tot hoofdletsel. 
  Demonteer nooit de handgrepen van het 
dak; deze maken deel uit van de bevestiging 
van de window-airbags.  
  
Page 106 of 339
104
Airbags
   
Zij-airbags 
 
De zij-airbags (volgens uitvoering) 
beschermen de bestuurder en voorpassagier 
bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de 
kans op borstletsel te verkleinen. 
  De zij-airbags zijn aan de zijde van de 
portieren in de rugleuningen van de 
voorstoelen aangebracht.    
Registratiezones voor een aanrijding 
   
 
A. 
 Impactzone vóór 
   
B. 
 Impactzone opzij    Als dit verklikkerlampje op 
het instrumentenpaneel gaat 
branden in combinatie met een 
geluidssignaal en een melding op 
het display, raadpleeg dan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats 
om het systeem te laten controleren. De 
kans bestaat dat de airbags bij een ernstige 
aanrijding niet worden geactiveerd.  
 
   
Activering 
  De zij-airbags worden aan de 
desbetreffende zijde opgeblazen bij een 
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een 
gedeelte van) de impactzone opzij ( B 
), 
loodrecht op de lengteas van de auto en 
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde 
van de auto, die zich op een horizontale 
ondergrond moet bevinden. 
  De zij-airbag wordt opgeblazen tussen 
de inzittende vóór en het desbetreffende 
portierpaneel.  
 
 
Window-airbags
 
De window-airbags beschermen de 
bestuurder en passagiers (uitgezonderd de 
middelste zitplaatsen van zitrij 2 en 3) bij 
een ernstige zijdelingse aanrijding, om de 
kans op hoofdletsel te verkleinen. 
  De window-airbags zijn aangebracht in de 
stijlen en het bovenste gedeelte van het 
interieur. 
   
Activering 
  De window-airbag wordt gelijktijdig met 
de zij-airbag aan de desbetreffende zijde 
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse 
aanrijding binnen (een gedeelte van) de 
impactzone opzij ( B 
), loodrecht op de 
lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde 
richting de binnenzijde van de auto, die 
zich op een horizontale ondergrond moet 
bevinden. 
  De window-airbag wordt opgeblazen tussen 
de inzittende vóór of achter in de auto en de 
ruiten.  
    Bij een lichte zijdelingse aanrijding of 
bij over de kop slaan, kan het zijn dat 
de airbag niet wordt geactiveerd. 
  Bij een aanrijding van achteren of een 
frontale aanrijding wordt de airbag niet 
geactiveerd.     
Storing  
Page 107 of 339
 105
   
 Airbags  
 
VEILIGHEI
D
4
 
Uitschakelen 
  Alleen de airbag aan passagierszijde kan 
worden uitgeschakeld: 
   
 
-   Zet het contact af 
, steek de sleutel in 
de schakelaar voor uitschakelen van de 
airbag aan passagierszijde, 
   
-   draai deze in de stand  "OFF" 
, 
   
-   verwijder de sleutel zonder de stand van 
de sleutel te veranderen.   
 
Airbags vóór 
 
Deze zijn voor de bestuurder in het midden 
van het stuurwiel en voor de passagier in 
het dashboard aangebracht.    
Inschakelen 
  In de stand  "OFF" 
 werkt de airbag aan 
passagierszijde bij een eventuele aanrijding 
niet. 
  Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan 
de schakelaar weer op  "ON" 
 om de airbag 
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid 
van uw passagier te garanderen.     Schakel voor de veiligheid van uw kind 
de airbag aan passagierszijde altijd 
uit als u een kinderzitje met de rug in de 
rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders 
kan een kind bij het afgaan van de airbag 
levensgevaarlijk gewond raken.  
  Het verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel brandt zolang 
de airbag is uitgeschakeld.     
Activering 
  Ze worden tegelijkertijd geactiveerd, 
behalve als de airbag aan passagierszijde 
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale 
aanrijding binnen de impactzone  A 
, in de 
lengterichting van de auto en vanaf de 
voorzijde richting de achterzijde van de auto, 
die zich op een horizontale ondergrond moet 
bevinden. 
  De airbag vóór wordt opgeblazen tussen 
de inzittende vóór en het dashboard om 
te voorkomen dat de inzittende naar voren 
wordt geworpen.  
    
Storing airbag vóór 
  Als dit verklikkerlampje op 
het instrumentenpaneel gaat 
branden in combinatie met een 
geluidssignaal en een melding op 
het display, laat het systeem dan 
controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 
  Als de twee verklikkerlampjes airbag 
permanent branden, plaats dan geen 
kinderzitje met de rug in de rijrichting. 
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.  
  
Page 108 of 339
106
   
 
Kinderen aan boord  
 
 
ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT 
KINDERZITJES
   
"Met de rug in de rijrichting" 
  Aanbevolen op de zitplaatsen achter tot 
2 jaar. 
  Wanneer een kinderzitje met de rug in 
de rijrichting op de passagiersstoel vóór 
wordt geplaatst, moet de airbag aan 
passagierszijde zijn uitgeschakeld. Anders 
kan het kind bij het afgaan van de airbag 
levensgevaarlijk gewond raken.     
"Met het gezicht in de rijrichting" 
  Aanbevolen op de zitplaatsen achter vanaf 
2 jaar. 
  Wanneer een kinderzitje met het gezicht 
in de rijrichting op de passagiersstoel 
vóór wordt geplaatst, mag de airbag aan 
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.  
 
KINDERZITJE VÓÓR
 
 
De regels voor het vervoeren van kinderen 
zijn per land verschillend. Raadpleeg 
hiervoor de wetgeving in uw land. 
  Raadpleeg de lijst met de voor uw land 
goedgekeurde kinderzitjes. De aanwezigheid 
van ISOFIX-bevestigingen, achterzitplaatsen 
en een (uitschakelbare) passagiersairbag is 
afhankelijk van de uitvoering.      
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw 
auto veel aandacht heeft besteed aan 
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, 
is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk 
van uzelf. 
  Volg voor een optimale veiligheid de 
volgende adviezen op: 
   
 
-   kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner 
dan 1,50 meter dienen in goedgekeurde, 
aan het lichaamsgewicht aangepaste 
kinderzitjes op met veiligheidsgordels 
of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste 
plaatsen te worden vervoerd, 
   
-   de veiligste plaats voor het vervoeren 
van een kind is volgens de statistieken 
een plaats op de achterbank van uw 
auto, 
   
-   kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als 
achterin met de rug in de rijrichting 
worden vervoerd, 
   
-   een kind mag nooit op de schoot van 
een passagier worden vervoerd.  
  
Page 109 of 339
 107
Kinderen aan boord  
 
VEILIGHEI
D
4
 
 
De procedure voor kinderzitjes en de 
functie uitschakelen van de airbag 
aan passagierszijde zijn gelijk voor het hele 
CITROËN-gamma. 
  Als de airbag aan passagierszijde niet 
kan worden uitgeschakeld, is het absoluut 
verboden een kinderzitje "met de rug in de 
rijrichting" op de zitplaatsen voor te bevestigen.  
   
Zie rubriek 4, gedeelte "Airbags".     
 
Airbag aan passagierszijde OFF  
   
Raadpleeg de voorschriften op de sticker die 
zich aan beide zijden van de zonneklep aan 
passagierszijde bevindt. 
   
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u 
een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. 
  Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.  
  
Page 110 of 339
108
   
 
Kinderen aan boord  
 
 
ISOFIX-BEVESTIGINGEN 
 
Elke zitplaats is voorzien van drie 
bevestigingsringen: 
   
 
-   twee bevestigingsringen vóór, die zich 
tussen de rugleuning en de zitting van 
de zitplaats bevinden, aangegeven door 
een sticker, 
   
-   één bevestigingsring achter, voor de 
bevestiging van de bovenste riem, de 
TOP TETHER-bevestiging, aangegeven 
door een ander label.  
  Uw auto voldoet aan de nieuwe ISOFIX-
normen. 
  De plaats van de voorgeschreven ISOFIX-
bevestigingen (volgens uitvoering) wordt 
aangegeven met labels.   De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een 
veilige, degelijke en snelle montage van het 
kinderzitje in uw auto. 
  De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over 
twee sloten die eenvoudig aan de twee 
bevestigingsringen voor kunnen worden 
verankerd. 
  Sommige kinderzitjes zijn bovendien 
voorzien van een bovenste bevestigingsriem 
die kan worden vastgemaakt aan de 
bevestigingsring achter. 
  Zet om de bovenste bevestigingsriem vast 
te maken de hoofdsteun van de zitplaats 
omhoog en steek de haak tussen de 
hoofdsteun en de rugleuning door. Bevestig 
de haak aan de bevestigingsring achter en 
trek de riem aan. 
  Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het 
kind bij een aanrijding ernstig letsel oplopen. 
  Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging 
van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin 
staat vermeld welke ISOFIX-kinderzitjes 
voor uw auto zijn gehomologeerd.