CITROEN JUMPER MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: JUMPER MULTISPACE, Model: CITROEN JUMPER MULTISPACE 2013Pages: 339, PDF Size: 15.12 MB
Page 61 of 339

 59
   
 Ventilatie  
 
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
 
 
Ingestelde waarde bestuurders- of 
passagierszijde 
  De op het display weergegeven waarde 
heeft betrekking op een bepaald 
comfortniveau en niet op de temperatuur in 
graden Celsius of Fahrenheit.    Automatische werking  
Zorg ervoor dat de zonnesensor, die 
zich achter de binnenspiegel op de 
voorruit bevindt, niet wordt afgedekt. Deze 
sensor regelt de airconditioning.  
     
Automatisch programma "comfort" 
  Dit is de normale gebruiksstand van de 
airconditioning. 
  Druk op deze toets. Het symbool 
  AUTO 
 verschijnt. 
  Afhankelijk van de gekozen 
instellingen regelt het systeem 
de luchtverdeling, de luchtopbrengst en 
de luchttoevoer om het comfort en de 
luchtcirculatie in het interieur optimaal te 
houden. U hoeft het systeem niet meer zelf 
bij te regelen. 
  Om bij koude motor de toevoer van koude 
lucht te beperken, wordt de luchtopbrengst 
geleidelijk op het optimale niveau gebracht. 
  Voor uw comfort worden de instellingen 
tussen twee startmomenten opgeslagen, 
mits de temperatuur in het interieur 
nauwelijks is veranderd. Is dit wel het geval, 
dan treedt het automatische programma 
weer in werking.    Draai deze knop naar links of naar 
rechts om de waarde te verlagen 
of te verhogen. Voor een optimaal 
comfort wordt de waarde 
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van 
uw wensen een afstelling tussen 18 en 
24 gebruikelijk.  
Page 62 of 339

60
   
 Ventilatie 
   
Regeling luchtopbrengst 
  De luchtopbrengst kan vergroot of 
verkleind worden door respectievelijk 
de toets  "kleine propeller" 
 of  "grote 
propeller" 
 in te drukken. 
  Het symbool van de luchtopbrengst op het 
display, de propeller, wordt afhankelijk van 
de ingestelde waarde geleidelijk voller.  
 
 Handmatig verstellen
 
Al naar gelang uw wensen kunt u de 
automatische bediening van het systeem 
handmatig aanpassen. De overige functies 
worden automatisch geregeld. Bij het 
indrukken van de toets  AUTO 
 zal het systeem 
weer volledig automatisch functioneren.    
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie 
  Bij het indrukken van deze toets 
wordt de lucht in het interieur 
gerecirculeerd. Het symbool van 
de luchtrecirculatie wordt weergegeven. 
  De luchtrecirculatie dient om de toevoer van 
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te 
sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen 
als dit echt nodig is (om te voorkomen dat 
de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in het 
interieur achteruitgaat). 
  Druk de toets zodra de luchtrecirculatie niet 
meer nodig is nogmaals in om de toevoer 
van buitenlucht te hervatten.      
Regeling luchtverdeling 
  Druk deze toets herhaalde malen 
in om de luchtstroom te verdelen 
naar: 
   
 
-  de voorruit, 
   
-   de voorruit en de beenruimte, 
   
-  de beenruimte, 
   
-   de linker, rechter en middelste 
ventilatieroosters en de beenruimte, 
   
-   de linker, rechter en middelste 
ventilatieroosters.  
    
Uitschakelen van het systeem 
  Druk op de toets  "kleine propeller" 
 
van de luchtopbrengstregeling tot 
het symbool van de propeller is 
verdwenen. 
  Alle functies van de airconditioning worden dan 
uitgeschakeld, behalve de luchtrecirculatie en 
de achterruitverwarming (volgens uitvoering). 
De ingestelde waarde wordt niet meer 
geregeld en verdwijnt van het display. 
  Het is raadzaam om niet langdurig met 
uitgeschakelde airconditioning te rijden. 
Druk op de toets  "grote propeller" 
 
van de luchtopbrengstregeling 7 of 
op de toets  AUTO 
 om het systeem 
weer met de laatst ingestelde 
waarden in te schakelen.     
Airconditioning AAN/UIT 
  Druk op deze toets: het symbool 
  A/C  
wordt weergegeven en de 
airconditioning wordt geactiveerd. 
  Druk nogmaals op deze toets om de 
aircondioning uit te schakelen.  
  
Page 63 of 339

   
 Ventilatie  
 
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
 
GEBRUIKSVOORSCHRIFTVOOR DE VENTILATIE EN DE
AIRCONDITIONING
   Ventilatieroosters
 
 
Houd de ventilatieroosters altijd open  
  Voor een optimale verdeling van de warme 
of koude lucht over het interieur hebt u de 
beschikking over ventilatieroosters in het 
midden en opzij, die gekanteld en naar 
links of rechts en naar het bovenlichaam 
van de voorste inzittenden gedraaid kunnen 
worden. Sluit de ventilatieroosters niet, 
maar richt de luchtstroom voor een optimaal 
comfort tijdens het rijden naar de zijruiten. 
  Uitstroomopeningen naar de beenruimte in 
de auto completeren het geheel.  
 
 
Interieurfilter, koolstoffilter 
 
Zorg ervoor dat dit filter in goede staat 
verkeert en laat de filterelementen 
regelmatig vervangen. 
  Zie in rubriek 6 het gedeelte 
"Controles".  
Airconditioning
 
Voor een doeltreffende werking van de 
airconditioning moeten de ruiten onder alle 
weersomstandigheden gesloten zijn. Als 
de auto echter langdurig in de zon heeft 
gestaan en de temperatuur in het interieur 
zeer hoog blijft, kunnen de ruiten wel 
even geopend worden om de ventilatie te 
bevorderen.   Het is raadzaam de stand AUTO 
zo veel mogelijk te gebruiken: het 
systeem regelt de luchtopbrengst, de 
comforttemperatuur in het interieur, de 
luchtverdeling, de luchttoevoer of -
recirculatie automatisch en optimaal aan de 
hand van de door u ingestelde waarde. 
  Laat de airconditioning minimaal één keer 
per maand 5 à 10 minuten functioneren om 
het systeem in perfecte staat te houden. 
  Condensvorming in de airconditioning kan 
ertoe leiden dat er zich een klein plasje 
water onder de auto vormt, dit is een 
normaal verschijnsel. 
  Gebruik de airconditioning niet als deze 
niet koelt en laat het systeem in dat 
geval door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats controleren.   
Page 64 of 339

62
   
 Ventilatie 
  Schakel de airconditioning in. 
 
 
Handbediening
 
Zet de knop van de 
temperatuurregeling in deze stand. 
  Zet de aanjager in de hoogste 
stand. 
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN 
   
Schakel zodra de 
omstandigheden dit toelaten de 
toevoer van buitenlucht weer in 
om de lucht in het interieur te 
verversen (lampje uit).     Zet de schakelaar van de 
luchtverdeling in deze stand.  
Page 65 of 339

 63
   
 Ventilatie  
 
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
 
Druk bij draaiende motor op deze toets 
om de achterruitverwarming en/of de 
verwarming van de elektrisch verstelbare 
buitenspiegels in te schakelen. 
  Deze functie wordt uitgeschakeld: 
   
 
-   door op de toets te drukken, 
   
-   door de motor af te zetten, 
   
-   automatisch, om onnodig stroomverbruik 
te voorkomen.  
 
 
 
Achterruitverwarming en/of verwarming buitenspiegels
 
 
 
Automatische airconditioning: 
programma "zicht" 
  Voor het snel ontwasemen of ontdooien van 
de ruiten (bij vocht, veel inzittenden, vorst) 
kan het programma "comfort" (AUTO) niet 
toereikend blijken. 
  Kies dan het programma "zicht". Het 
verklikkerlampje van het programma 
"zicht" gaat branden. 
  Het systeem schakelt de airconditioning 
in, regelt de luchtopbrengst, schakelt 
de achterruitverwarming in en stuurt de 
optimale luchtstroom naar de voorruit en de 
zijruiten. 
  De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld.  
  
Page 66 of 339

64
   
 Ventilatie 
 VENTILATIE ACHTER 
 
Afhankelijk van de uitvoering kan 
uw auto zijn voorzien van een extra 
airconditioningsunit achter in de auto. 
Het luchtverdelingskanaal in het dak en 
de 6 afzonderlijke uitstroomopeningen 
zorgen voor een perfecte regeling van de 
luchtverdeling in de auto. 
  De over de vloer verspreide warme lucht 
wordt vanuit de airconditioningsunit vóór 
verdeeld ter hoogte van de voetenruimte van 
de passagiers op de 2
e zitrij. 
  Op de extra airconditioningsunit bevindt zich 
een uitstroomopening voor de verwarming 
van de voetenruimte van de passagiers op 
de 3
e zitrij. 
  Zet de knop in de gewenste stand: 
   
 
-   van blauw (toevoer van koude lucht), 
   
-   tot rood (toevoer van warme lucht).  
 
 
Inschakelen/uitschakelen
Luchtopbren
gst 
  De kracht van de luchttoevoer via 
de ventilatieroosters varieert van 
1 tot 4. 
   
Zet de knop in de gewenste stand 
voor een optimaal comfort. 
  Zet de knop in de stand 0 om de aanjager 
uit te schakelen.     Met behulp van deze knop op de 
dakconsole kan de bestuurder of 
voorpassagier de bediening achter 
in de auto in- of uitschakelen. 
  Eén keer indrukken: inschakelen (groene 
lampje brandt). 
  Twee keer indrukken: uitschakelen 
(lampje uit).   
Page 67 of 339

 65
   
 Ventilatie  
 
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
STANDKACHEL  
 
Auto's uitgerust met een HDi-motor kunnen 
zijn voorzien van een standkachel. Het 
is normaal dat bij stationair draaiende of 
stilstaande motor een lichte fluittoon en 
rook- en geurvorming merkbaar zijn.  
     
Ventilatie achter  
 
   
Verwarming van het koelvloeistofcircuit 
  Dit aanvullende en afzonderlijke systeem 
warmt het korte koelvloeistofcircuit van 
de dieselmotor op om het starten te 
vergemakkelijken. 
  Het systeem verbetert de prestaties van het 
ontdooien en het ontwasemen . 
Page 68 of 339

66
   
 Ventilatie 
  Laat de standkachel ten minste 
1 keer per jaar aan het einde van de 
herfst controleren. Onderhoud en reparaties 
aan het systeem mogen alleen worden 
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats. Gebruik 
uitsluitend originele vervangingsonderdelen.  
 
 
Gebruiksvoorschrift
 
Gebruik om koolmonoxidevergiftiging 
te voorkomen de standkachel nooit in 
afgesloten ruimten zoals een garage of 
werkplaats zonder afzuiginstallatie. 
  Parkeer om brandgevaar te voorkomen de 
auto niet op een brandbare ondergrond (dor 
gras, dode bladeren, papier...). 
  De temperatuur rondom de standkachel 
mag niet hoger zijn dan 120°C. Een hogere 
temperatuur (bijv. in een oven van een 
spuiterij) kan het elektrische circuit van de 
auto beschadigen. 
  De standkachel wordt gevoed door brandstof 
uit de brandstoftank van de auto. Controleer, 
voordat u de standkachel programmeert of 
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in 
de tank aanwezig is.  
Page 69 of 339

 67
ERGONOMIE en COMFOR
T
3 
Page 70 of 339

68
   
 
Stoelen 
VOORSTOELEN 
 
Afhankelijk van de uitvoering en 
inrichting van uw auto zijn er de volgende 
mogelijkheden voor de zitplaatsen vóór: 
   
 
-   bestuurdersstoel en passagiersstoel, 
   
-   bestuurdersstoel en tweezitsbank.     
3 -  Hoogteverstelling van de 
bestuurdersstoel 
  Afhankelijk van de uitvoering en inrichting 
van uw auto kan de stoel als volgt versteld 
worden: 
   
 
-   passief: trek de hendel omhoog en 
verplaats uw gewicht om de gewenste 
stand te verkrijgen.     
2 - Rugleuningverstelling 
  Trek de hendel omhoog en zet de rugleuning 
in de gewenste stand.  
   
1 - Verstelling in lengterichting 
  Til de beugel op en schuif de stoel in de 
gewenste stand.     Afhankelijk van de uitvoering zijn de 
volgende verstellingen mogelijk: