CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 191 of 324

189
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers nog in totaal
maximaal 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van deze
modus
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.Als u op het moment dat de eco-mode
wordt ingeschakeld aan het telefoneren
bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10 minuten worden voortgezet
via het Bluetooth-systeem van het
audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-

m
inder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu
.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu enkele
functies, zoals de airconditioning en
achterruitverwarming, tijdelijk worden
uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat. -
m
eer dan 10 minuten om de functies
ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Allesdragers/Imperiaal
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak beschadigd
raakt, moet u voor de auto goedgekeurde
allesdragers en imperiaals gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften
en de gebruiksvoor waarden die
staan vermeld in de handleiding die
met de allesdragers en imperiaals is
meegeleverd.
Adviezen
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op
een grotere zijwindgevoeligheid en
de stabiliteit van de auto kan door de
belading worden beïnvloed.
Controleer regelmatig de veiligheid en
strakke bevestiging van de allesdragers, in
ieder geval voor elke rit.
Ver wijder de allesdragers zodra deze niet
meer nodig zijn.
7
Praktische informatie

Page 192 of 324

190
Deze waarde kan worden gewijzigd,
raadpleeg de in de handleiding van
de allesdragers vermelde maximaal
toegestane last.
Pas bij een belading hoger dan 40 cm
de rijsnelheid aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de allesdragers en
de bevestigingsplaatsen op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het ver voeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto.
Allesdragers Maak gebruik van de groene plaatsen.
Max.
toegestaan gewicht:
-

o
p 2 allesdragers: 100 kg.
-

s
preiding over 3 allesdragers: 150 kg.
Gebruik bij het monteren van allesdragers de
hiervoor bestemde bevestigingspunten:
F

O
pen de afdekkapjes van de
bevestigingspunten van elke allesdrager.
F

B
reng de bevestigingspunten van de
allesdragers aan en vergrendel ze één voor
één op het dak.
F

C
ontroleer of de allesdragers goed zijn
bevestigd (door eraan te schudden).
F

S
luit de afdekkapjes op elke allesdrager.
De allesdragers zijn ver wisselbaar en kunnen
voor elk paar bevestigingspunten worden
afgesteld. Imperiaals
Max.
toegestaan gewicht:
-

v
oor XS: 140 kg.
-

v
oor M en XL: 170 kg.
Monteer een imperiaal op de daar voor
bestemde bevestigingspunten:
F

B
reng de bevestigingspunten van het
imperiaal aan en vergrendel ze één voor
één op het dak.
F

C
ontroleer of het imperiaal goed is
bevestigd (door eraan te schudden).
Motorkap
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten. Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit
te voeren om letsel als gevolg van het
automatisch inschakelen van de START-
stand te voorkomen.
Praktische informatie

Page 193 of 324

191
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg er voor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Openen
F Open het portier.
F
T
rek de ontgrendelingshendel ( 1) aan de
onderzijde van de deuropening naar u toe.
F

Be
weeg de veiligheidshaak ( 2) omhoog en
til de motorkap op. F

N
eem de motorkapsteun (
3) uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F

L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
F

T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische componenten in de
motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken.
Motor
Diesel
Het dieselcircuit staat onder zeer hoge
druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
De afbeelding van deze motor dient als
voorbeeld. De plaats van de oliepeilstok,
de olievuldop en de handopvoerpomp is
afhankelijk van de motoruitvoering. 1.
Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
2. Reservoir motorkoelvloeistof.
3. Vuldop motorolie.
4. Oliepeilstok.
5. Handopvoerpomp.
6. Vulopening remvloeistof.
7. Accu.
8. Afzonderlijk massapunt (aansluiting "-").
9. Zekeringkast.
10. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof.
11. Luchtfilter.
Niveaus controleren
Controleer regelmatig alle navolgende niveaus
volgens het onderhoudsschema van de
fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders
aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
7
Praktische informatie

Page 194 of 324

192
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
vloeistof voor uw auto en motoruitvoering.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Motorolie
Om het olieniveau via de
motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel bij aangezet
contact (bij auto's met een elektrische
motorolieniveaumeter) of met de
oliepeilstok te controleren, moet
de auto op een vlakke ondergrond
staan en moet de motor ten minste
30


minuten niet hebben gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
Er wordt geadviseerd om elke 5000
km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Gebruik om een verminderde
betrouwbaarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen, nooit
additieven in de motorolie.
Controle met de oliepeilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F

T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
F

V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F

S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA XI
B = MINI
Star t de motor niet wanneer het peil:
-
B
oven markering A staat; neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
-
O
nder markering B staat; vul onmiddellijk
motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst
of de motorolie die u wilt gebruiken
overeenkomt met de door de fabrikant
aanbevolen motorolie voor uw auto en
motoruitvoering.Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F

G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F

W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F

V
ul indien nodig nog olie bij.
Praktische informatie

Page 195 of 324

193
Tijdens de 30 minuten na het
bijvullen is de controle uitgevoerd
met de olieniveaumeter op het
instrumentenpaneel bij het aanzetten van
het contact niet geldig.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof
dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAX" te bevinden.
Controleer indien dit niet het geval
is of de remblokken van uw auto zijn
versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant
om vast te stellen hoe vaak de remvloeistof
moet worden ververst.
Reinig de dop voordat deze na het
bijvullen worden teruggeplaatst. Gebruik
uitsluitend DOT4 remvloeistof uit een
afgesloten houder.
F

D

raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
Het niveau van deze vloeistof
dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken " MAX" te bevinden.
Controleer dit door bij een koude
motor en de auto op een vlakke
ondergrond het niveau op de vulpijp
af te lezen.
Koelvloeistof
Controleer het koelvloeistofniveau
van de motor regelmatig.
Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het niveau
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van de auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo
dicht mogelijk bij het merkteken " MAX" te
bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het
merkteken " MIN" bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen. omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.
Ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Vul bij de eerstvolgende
gelegenheid het reservoir bij.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden
gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk.
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten
minste één uur alvorens werkzaamheden aan
het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet
uitvoeren, neem dan, om brandwonden te
voorkomen, een doek en draai de dop twee Vul het reser voir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditief
(dieseluitvoering met roetfilter)
of
Het minimumniveau in het
additiefreservoir van het roetfilter
wordt aangegeven door het
permanent branden van dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding met betrekking tot
een te laag additiefniveau.
7
Praktische informatie

Page 196 of 324

194
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de indicatoren en in het
bijzonder de AdBlue-actieradiusindicatoren.
Als er geen AdBlue meer aanwezig is in het
reser voir, kan de motor om wettelijke redenen
niet meer gestart worden. Vul om dit te
voorkomen het reser voir zo snel mogelijk bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en in
het bijzonder over het verkrijgen van AdBlue.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
onderdelen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
CITROËN specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de
desbetreffende rubriek voor
meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12


V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik
(veel stof, veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik
(veel stof, veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Praktische informatie

Page 197 of 324

195
Roetfilter (diesel)
of Als het roetfilter verzadigd begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het tijdelijk branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding over het
risico van verstopping van het filter.
Als het lampje blijft branden, is het
minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu. Nieuwe auto
De eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt kunt u een
brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Voer regeneratie van het roetfilter uit door
met een snelheid van minimaal 60

km/h rijden
tot het lampje dooft. Doe dit alleen als de
omstandigheden dat toelaten. Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en
remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage van remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor
alle informatie over het controleren
van de slijtage van de remschijven/
remtrommels.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
7
Praktische informatie

Page 198 of 324

196
Velgen en banden
De bandenspanning moet bij koude
banden (inclusief het reservewiel)
gecontroleerd worden.
De op de sticker aangegeven
bandenspanningen gelden voor koude banden.
Als u langer dan 10 minuten of meer dan
10

km met een snelheid van meer dan 50 km/h
hebt gereden, moet u ten opzichte van de op
de sticker aangegeven waarden een 0,3 bar
(30


kPa) hogere bandenspanning aanhouden. Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt een
hoger brandstofverbruik. Een onjuiste
bandenspanning veroorzaakt vroegtijdige
slijtage van de banden en heeft een
negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van
de banden (profiel en wangen) en velgen te
inspecteren en te controleren of de banden
over een ventieldop beschikken.
Het gebruik van wielen en banden in een
andere maat dan gespecificeerd kan van
invloed zijn op de levensduur van de banden,
het wieltoerental, de bodemvrijheid en de
aanwijzing van de snelheidsmeter en kan een
nadelig effect hebben op de wegligging.
AdBlue® (BlueHDi)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen,
heeft CITROËN er voor gekozen zijn auto's
met dieselmotor te voorzien van een systeem
waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd
met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de behandeling van de
uitlaatgassen zonder dat de prestaties afnemen
of het brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85

% van de stikstofoxide (NOx) omzetten
in stikstof en water (deze stoffen zijn niet
schadelijk voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue
® bevindt zich in
een specifiek reservoir van
ongeveer 20 liter. Hiermee is een actieradius van ongeveer
7.000
km mogelijk (
sterk afhankelijk van
uw rijstijl en de auto). Wanneer u met de
resterende hoeveelheid nog maximaal
ongeveer 2.400 km kunt rijden tot het reser voir
helemaal leeg is, wordt automatisch een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
In de resterende 2.400 km worden er nog
diverse waarschuwingen gegeven voordat
het reser voir leeg is en de auto niet meer kan
worden gestart.
Als u ver wacht tussen twee periodieke
onderhoudscontroles meer dan 6.000

km
te rijden, moet tussentijds AdBlue worden
bijgevuld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de waarschuwings-
en verklikkerlampjes en bijbehorende
waarschuwingsmeldingen en de
indicatoren .
Het aanbrengen van andere banden op
de voor- en op de achteras kan leiden tot
een onjuiste timing van het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
Praktische informatie

Page 199 of 324

197
Als het AdBlue®-reser voir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem er voor dat
de motor niet meer kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot de auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-systeem
zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats: na 1.100
km wordt een
systeem geactiveerd dat het opnieuw
starten van de motor blokkeert.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de motor niet meer gestart
kan worden.
Bevriezing van AdBlue
®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het
AdBlue
®-reser voir waardoor u ook in zeer
koude omstandigheden kunt blijven rijden.
Bijvullen van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue®
bij te vullen zodra de eerste waarschuwing
wordt gegeven dat het minimumniveau is
bereikt.
Om er voor te zorgen dat het SCR-systeem
correct werkt:
-
G

ebruik uitsluitend AdBlue
® die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
-

A

ls de AdBlue
® niet in de originele
verpakking wordt bewaard, verliest het
zijn zuiverheid.
-

V

erdun de AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan
dat over AdBlue
®-pompen beschikt
die speciaal ontworpen zijn voor
personenauto's.
Vul nooit AdBlue
® bij vanuit een
vulsysteem dat is bedoeld voor
vrachtwagens.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25°C. Het is raadzaam
de flacons en jerrycans koel en buiten direct
zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue
®
niet in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en
zeep. Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de
ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende
ten minste 15 minuten met kraanwater of met
een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij
een blijvend branderig gevoel of blijvende
irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink ver volgens een
ruime hoeveelheid water.
7
Praktische informatie

Page 200 of 324

198
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto
op een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger
is dan -11°C. Als het kouder is, bevriest de
AdBlue
® waardoor u het niet in het reser voir
kunt gieten. Laat de auto enkele uren op een
warmere plaats staan en vul ver volgens het
reservoir bij.
Giet nooit AdBlue
® in de brandstoftank.
Als er AdBlue
® op de carrosserie of op
een andere plaats is gemorst, spoel het
dan onmiddellijk weg met koud water of
veeg het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
ver wijderd met een spons en warm water. F

Z
et het contact af en ver wijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of
F
D
ruk bij uitvoeringen met Keyless entrée
and start op de knop " START/STOP" om de
motor af te zetten.
Toegang tot het AdBlue®-
reservoir
F Trek de zwarte afdekplaat aan
de onderzijde los.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
F

D

raai de blauwe dop een zesde
omwenteling linksom.
F

V

erwijder de dop.
F

P

ak een flacon of jerrycan AdBlue
®.
Controleer de houdbaarheidsdatum
en lees ver volgens aandachtig de
gebruiksaanwijzing op het etiket voordat u
de inhoud van de jerrycan in het AdBlue-
reser voir van de auto giet.
Of F

S
teek het vulpistool van de AdBlue
®-pomp
in de vulopening van het reser voir en vul bij
tot het vulpistool automatisch afslaat.
F

V

oer na het bijvullen dezelfde handelingen
in omgekeerde volgorde uit.
F

B

reng de zwarte afdekplaat
aan, begin aan de bovenzijde.
F

O

pen voor toegang tot het AdBlue
®-
reservoir het linker voorportier. Om er voor te zorgen dat het AdBlue
®-
reser voir niet overstroomt:


V

ul 10 tot 13 liter bij met behulp van de
AdBlue
®-flacons.
Of


V

ul niet meer bij nadat het vulpistool
bij het tankstation automatisch is
afgeslagen.
Praktische informatie

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 330 next >