CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020Pages: 324, PDF Size: 11 MB
Page 211 of 324

209
F Draai met de sleutel de krik 2 uit tot de kop van de krik het krikpunt A of B raakt; het
contactvlak van het krikpunt A of B moet
goed in het middelste deel van de kop van
de krik steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren. Kans op letsel!
Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken.
Plaats de krik uitsluitend onder de
steunpunten A of B onder de auto en
zorg er voor dat het contactvlak van het
steunpunt goed in het middelste deel van
de kop van de krik steekt. Anders kan
de auto beschadigd raken en/of de krik
wegzakken.
F V er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.F
P
laats het wiel op de naaf.
F
D
raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1 en de dop 4 handvast .
F D raai de overige wielbouten handvast
met
alleen wielsleutel 1 .
Monteren van het wiel
8
In geval van pech
Page 212 of 324

210
F Laat de auto weer volledig zakken.
F V ouw de krik 2 op en verwijder hem.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1 en de dop 4 vast.
F
D
raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 1 .
F
B
erg het gereedschap op in de
gereedschapskist. Na het ver wisselen van het wiel
Berg het wiel met de lekke band correct
op in de reservewielhouder.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na
nadere inspectie kan de technicus u
vertellen of de band gerepareerd kan
worden of moet worden vervangen. Bevestiging van het stalen reser vewiel
of het noodreser vewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reser vewiel de
ringen van de bouten de stalen velg of
het noodreser vewiel niet raken. Als de
bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten dat het
reservewiel stevig vastzit.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten worden
uitgeschakeld, bijv. Active Safety Brake.Controleer als uw auto is uitgerust met
een bandenspanningscontrolesysteem de
bandenspanning en reset het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het bandenspannin
gscontrolesysteem
.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het stalen reser vewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor.
Wiel met naafdop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand er van ver volgens rondom met de
hand vast.
In geval van pech
Page 213 of 324

211
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld - om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. Halogeenlampen
Controleer ten behoeve van goede
kwaliteitsverlichting of de lamp op juiste
wijze in de behuizing is geplaatst.
Na het ver wisselen van een lamp
Voer voor de montage de handelingen
voor het ver wijderen in omgekeerde
volgorde uit.
Sluit uiterst zorgvuldig de beschermkap
om er voor te zorgen dat de lampen goed
worden afgedicht. Openen van de motorkap/toegang tot
de lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme
motor - kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen
of kleding die in de propeller van de
koelventilator kunnen komen - kans op
beknelling!
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Koplampen (halogeen)
Let op het gedeelte achter de rechter
lamp (voertuigrichting), dat zo heet
kan zijn dat u zich eraan kunt branden
(ontluchtingsleidingen).
1.
Parkeerlichten (W5W-5W).
2. Grootlicht (H1-55W).
3. Dimlicht (H7-55W).
4. Dagrijverlichting (W21W LL-21W).
5. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje).
8
In geval van pech
Page 214 of 324

212
Toegang tot de lampen
Dimlicht
Zorg er bij het monteren voor dat de
stekker en de lamp goed in de lichtunit
worden vastgeklikt.
Dagrijverlichting
ParkeerlichtenGrootlicht
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van een
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één van de lampen aan die
zijde defect is.
F
D
ruk op de bovenste clip van het deksel en
kantel het deksel naar achteren om het te
verwijderen.
F
D
ruk op de onderste clip van de stekker en
ver wijder de stekker samen met de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp. F
D
ruk op de twee clips aan de zijkant van de
stekker en ver wijder de stekker samen met
de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp.
F
D
ruk op de twee clips aan de zijkant van de
stekker en ver wijder de stekker samen met
de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp. F
D
ruk op de onderste clip van de stekker en
ver wijder de stekker samen met de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp.
F
D
raai de lamphouder los door hem een
kwartslag linksom te draaien.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de defecte lamp.
In geval van pech
Page 215 of 324

213
Koplampen (xenon)
1.Grootlicht (H1-55W).
2. Dimlicht (D8S-25W).
3. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje).
Let op het gedeelte achter de rechter
lamp (voertuigrichting), dat zo heet
kan zijn dat u zich eraan kunt branden
(ontluchtingsleidingen).
Toegang tot de lampen Dimlicht
Het ver vangen van een xenonlamp van
het type D8S moet door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
worden uitgevoerd: risico van elektrocutie!
Als een van de D8S-lampen defect is,
is het raadzaam beide lampen te laten
vervangen.
Grootlicht
Zorg er bij het monteren voor dat de
stekker en de lamp goed in de lichtunit
worden vastgeklikt.
F
D
ruk op de bovenste clip van het deksel en
kantel het deksel naar achteren om het te
verwijderen. F
D
ruk op de onderste clip van de stekker en
ver wijder de stekker samen met de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van een
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één van de lampen aan die
zijde defect is.
Dagrijverlichting/
parkeerlichten
F Draai de lamphouder los door hem een kwartslag linksom te draaien.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de defecte lamp.
8
In geval van pech
Page 216 of 324

214
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type lampen
te laten vervangen.
Het CITROËN-netwerk kan u voor de LED's
een vervangingsset leveren.
Mistlampen vóór
H11- 5 5 W
F Draai de bevestigingsbouten voor het windscherm A onder de voorbumper los en
verwijder dit. F
D
raai de lamphouder een kwartslag linksom
en verwijder hem.
F
V
er vang de defecte lamp.
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Zijknipperlicht
- Druk het knipperlicht naar achteren en verwijder het.
-
B
reng het zijknipperlicht vanaf de
achterzijde aan en duw hem ver volgens
naar achteren.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers
en zijknipperlichten) moeten worden
ver vangen door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Achterlichten
1. Remlichten/parkeerlichten (P21/5W-
21/5W ).
2. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje).
3. Achteruitrijlichten (P21W-21W).
4. Mistachterlicht/parkeerlichten (P21/5W-
21/4W ).
Raadpleeg voor auto's met
binnenbekleding het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om de
werkzaamheden te laten uitvoeren.
F
S
poor de defecte gloeilamp op en open de
achterdeuren of de achterklep (afhankelijk
van de uitvoering).
F
D
ruk op de borgklem en maak de stekker
los.
In geval van pech
Page 217 of 324

215
F Draai bij de achterdeuren met scharnier aan de buitenzijde de twee bevestigingsbouten
los.
F
H
aal bij de achterklep aan de buitenzijde het
kunststof sierdeel uit de klemmen en kantel
dit naar buiten om het te ver wijderen. Draai
vervolgens de twee bevestigingsbouten los.
F
V
erwijder aan de binnenzijde het
ventilatierooster, afhankelijk van de
uitvoering.
F
H
oud de lichtunit vast, druk op de clip aan
de binnenzijde en verwijder de lichtunit
vervolgens voorzichtig.
F
M
aak de stekker los. F
D ruk de 3 borglippen iets naar buiten en
verwijder vervolgens de lamphouder.
F
D
ruk de defecte lamp iets in en draai
hem een kwartslag rechtsom om hem te
verwijderen.
F
V
ervang de gloeilamp.
Derde remlichtW5W-5W
F Open de linker achterdeur of de achterklep (afhankelijk van de uitvoering). F
V
erwijder bij uitvoeringen met achterdeuren
de kunststof kap met behulp van een kleine
schroevendraaier.
F
M
aak bij uitvoeringen met een achterklep
het bekledingspaneel aan beide uiteinden
los door het omhoog te kantelen en maak
ver volgens de middelste klemmen los om
dit te verwijderen.
F
S
teek een schroevendraaier door de
opening en druk de lamp naar buiten.
F
N
eem de stekker los en trek de lampunit
naar buiten.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag linksom
en ver vang de defecte lamp.
Druk op de lamp tot hij vastklikt om hem weer
te bevestigen.
8
In geval van pech
Page 218 of 324

216
Kentekenplaatverlichting
W5W-W
F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het
lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
V
er wijder het lampglas en ver vang de
defecte lamp.
Druk het lampglas vast in de houder.
Plafonniers (voor en achter)
Plafonniers met LED
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type lampen
te laten vervangen.
Het CITROËN-netwerk kan u voor de LED's
een vervangingsset leveren.
Plafonniers met gloeilamp
W5W-5W
Bevestig voor het monteren het lampglas
in de behuizing en controleer of het goed is
vastgeklikt.
Plancher Cabine
(achterlichten)
1. Richtingaanwijzers (P21W-21W).
2. Remlichten (P21W-21W).
3. Parkeerlichten (R10W-10W).
4. Achteruitrijlichten (P21W-21W).
5. Mistlampen (P21W-21W ).
F
M
aak het lampglas los door een kleine
schroevendraaier in de uitsparingen aan de
buitenzijde van de plafonnier te steken.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem. F
S
poor de defecte gloeilamp op.
F
V
erwijder de vier bevestigingsbouten van de
lens en verwijder deze.
F
D
ruk de defecte lamp iets in en draai
hem een kwartslag rechtsom om hem te
verwijderen.
F
V
ervang de gloeilamp.
In geval van pech
Page 219 of 324

217
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
en de zekeringkast in het
dashboard
De tang voor het ver wijderen van de
zekeringen en de zekeringen bevinden zich
achter het deksel van de zekeringkast.
F
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
F
V
erwijder het deksel volledig.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de beschikbare zekeringtabellen
en schema's.
Bij het ver vangen van een zekering moet u:
F
g
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
v
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat dan
het elektrische systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de tegenoverliggende
zekeringtabellen genoemd, kan tot
ernstige storingen leiden. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voordat
u andere elektrische voorzieningen of
accessoires in de auto monteert of laat
monteren.Goed
Defect
Ta n g
8
In geval van pech
Page 220 of 324

218
CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten
die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra accessoires
die door CITROËN noch aanbevolen
noch geleverd worden en die bovendien
niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
Neem voor meer informatie over de
montage van een trekhaak of een taxi-
uitrusting contact op met het CITROËN-
netwerk.
Versie 1 (Eco)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
de auto.Zekering
N r.
Stroomsterkte (A)Functies
F4 15Claxon.
F5 20Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F6 20Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F7 1012V-aansluiting achter.
F8 20Ruitenwisser(s) achter.
F10/F11 30Interne/externe sloten,
voor en achter.
F14 5Inbraakalarm,
noodoproep en
pechhulpoproep.
F24 5Touchscreen,
achteruitrijcamera en
parkeerhulp.
F29 20Audiosysteem,
touchscreen, CD-speler,
navigatiesysteem.
F32 1512V-aansluiting vóórVersie 2 (Full)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
de auto.
Zekering N r.
Stroomsterkte (A)Functies
F5 5Touchscreen,
achteruitrijcamera en
parkeerhulp.
F8 20Ruitenwisser(s) achter.
F10/F11 30Interne/externe sloten,
voor en achter.
F12 3Alarm.
F17 1012V-aansluiting achter.
F33 1512V-aansluiting vóór
F36 20Audiosysteem,
touchscreen, CD-speler,
navigatiesysteem.
In geval van pech