FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)

Page 171 of 289

Verder bevinden zich ankerbanden achter de rugleu-
ning van alle zittingen achterin bij de vloer. (afb. 126)
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes zijn aan beide
zijden voorzien van aparte banden. Deze banden zijn
voorzien van een haak of een koppelstuk voor beves-
tiging aan het lage verankeringspunt en van een systeem
voor het strak stellen van de band. Voorwaarts ge-
richte kinderzitjes en sommige achterstevoren gerichte
babyzitjes hebben vaak ook een bevestigingsband, een
haak voor bevestiging aan de bandankerpunten en een
versteller waarmee u de strakheid van de band regelt.
U maakt eerst het verstelmechanisme aan de onderste
banden en aan de verankeringsband los, zodat u de
haken of koppelingen gemakkelijker aan de veranke-
ringspunten in de auto kunt vastmaken. Bevestig ver-
volgens de onderste haken of aansluitingen via de
bovenkant van het bekledingsmateriaal van de zitplaats.Bevestig daarna de band aan het ankerpunt dat zich
onmiddellijk achter de stoel bevindt waar het kinder-
zitje op wordt geplaatst en zorg dat de band zo de
kortste weg volgt tussen het ankerpunt en het kinder-
zitje, bij voorkeur tussen de hoofdsteunpennen onder
de hoofdsteun. Plaats bij de middelste zitplaats de
hoofdsteun in de hoogste stand en geleid de band
tussen de pennen van de hoofdsteun door. Bevestig
vervolgens de haak aan het verankeringspunt aan de
achterzijde van de stoel. Trek tot slot alle drie banden
aan terwijl u het kinderzitje naar achteren en omlaag
tegen de bank drukt, en trek de banden strak overeen-
komstig de aanwijzingen van de fabrikant van het kin-
derzitje. OPMERKING:
 Voorkom dat de ankerband in de opening tussen de
rugleuningen van de achterbank verdwijnt wanneer u
de band strak trekt.
 Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem ge-
bruikt om een kinderzitje te installeren, moet u ervoor
zorgen dat alle veiligheidsgordels die op dat moment
niet worden gebruikt, buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Herinner alle kinderen in de auto
eraan dat de autogordels geen speelgoed zijn en dat zij
er niet mee mogen spelen. Laat bovendien nooit kin-
deren zonder toezicht achter in de auto.(afb. 126)
Verankeringspunten bovenste verankeringsband
164
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 172 of 289

WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankers kan ertoe leiden dat het kinder-
zitje niet goed functioneert . Het kind kan zo
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij de bevestiging van een kinderzitje de
aanwijzingen van de fabrikant nauwgezet op.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels van de passagiersstoelen zijn
voorzien van een automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme (ALR) of een bevestigingsgesp ter bevestiging
van een kinderzitje. Bij deze gordeltypen kan het heup-
gedeelte stevig rond het kinderzitje worden getrokken,
zodat geen borgclip hoeft te worden gebruikt. De ALR
produceert een ratelend geluid als u de gordel helemaal
uit de rolautomaat trekt en vervolgens de gordel terug-
rollen in de rolautomaat. Zie "Automatische rolver-
grendeling" onder "Veiligheidsgordels op passagierszit-
plaatsen" voor meer informatie over de ALR. In
onderstaande tabel worden de zitplaatsen vermeld
met een automatische rolvergrendeling (ALR) of een
geschakelde gordelspanner.
Bestuurder Midden Passagier
Vergrendeling CRS Vergrendeling
CRS Vergrendeling
CRS
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR  N.v.t. — Niet van toepassing
 ALR — Oprolautomaat met automatische
vergrendeling
Een kinderzitje plaatsen met een bevestigingsgesp:
1. Om een kinderzitje te plaatsen met een bevesti- gingsgesp, trekt u eerst voldoende gordelband uit
het oprolmechanisme om door de gordelopening
van het kinderzitje te leiden. Schuif de gesp in de
sluiting totdat u een 'klik' hoort.
2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje
strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden
na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en
toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
Kinderzitje met ALR installeren:
1. Voor de installatie van een kinderzitje met ALR trekt u voldoende gordelband uit het oprolmecha-
nisme om door de gordelopening van het kinder-
zitje te leiden. Schuif de gesp in de sluiting totdat u
een 'klik' hoort. Trek daarna de hele gordelband uit
het oprolmechanisme en laat de gordel terug oprol-
len in het mechanisme. Terwijl de gordel terugrolt
hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan dat de automa-
tische rolvergrendeling is geactiveerd.
2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje
strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden
na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en
toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
165
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 173 of 289

OPMERKING:Wanneer bij het aanbrengen van het
kinderzitje het zitje tegen de hoofdsteun aankomt,
kantel dan de rugleuning zodat dit contact wordt ver-meden.
Om een ankerband voor een kinderzitje te bevestigen:
 Breng de ankerband zo aan dat deze de kortste weg
tussen de verankering en het kinderzitje volgt, bij
voorkeur tussen de hoofdsteunpennen onder de
hoofdsteun. Plaats bij de middelste zitplaats de hoofd-
steun in de hoogste stand en geleid de band tussen de
pennen van de hoofdsteun door. Bevestig vervolgens
de haak aan het verankeringspunt aan de achterzijde
van de stoel. (afb. 127)
 Zo nodig, het zitje naar voren schuiven om beter bij
het verankeringspunt te kunnen. (afb. 128)  Maak de ankerbandhaak van het kinderzitje vast aan
het ankerpunt en trek de band strak overeenkomstig
de instructies van de fabrikant van het kinderzitje. OPMERKING:
Voorkom dat de ankerband in de
opening tussen de rugleuningen van de achterbank
verdwijnt wanneer u de band strak trekt.
WAARSCHUWING!
 De bevestigingen van kinderzitjes zijn
ontworpen om alleen de last van op de
juiste wijze aangebrachte kinderzitjes te weer-
staan. In geen geval mogen ze worden gebruikt
als autogordels voor volwassenen, voor huisdie-
ren of om andere voorwerpen of apparatuur in
de auto vast te maken.
(Vervolgd)
(afb. 127)Bevestiging van de ankerband
(afb. 128) Hendel stoelrail
166
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 174 of 289

(Vervolgd)
 Door een verkeerd vastgemaakte ankerband
zal het kind het hoofd misschien te veel kunnen
bewegen en kan het kind letsel oplopen. Gebruik
alleen de ankerpunten pal achter het kinderzitje
om de ankerband voor het kinderzitje vast te
maken.
EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Deze auto is ter aanvulling op de veiligheidsgordels
voorzien van geavanceerde voorairbags voor zowel de
bestuurder als de voorpassagier. De geavanceerde
voorairbag voor de bestuurder bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De geavanceerde voorairbag
voor de passagier bevindt zich in het instrumentenpa-
neel, boven het handschoenenkastje. Op de airbagpa-
nelen ziet u de vermelding SRS/AIRBAG. (afb. 129) OPMERKING: Deze airbags voldoen aan de nieuwe
richtlijnen voor geavanceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de geavanceerde voor-
airbags wordt in meerdere stadia geactiveerd. De air-
bag kan zo meer of minder krachtig worden opgebla-
zen, afhankelijk van de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Dit voertuig kan zijn uitgerust met een gesp voor de
veiligheidsgordel voor de bestuurdersstoel en/of de
voorpassagiersstoel die registreert of de veiligheidsgor-
del voor de bestuurdersstoel of de voorpassagiersstoel
is vastgeklikt. De gesp van de veiligheidsgordel kan de mate van opblazen van de geavanceerde voorairbagsaanpassen.
Dit voertuig is uitgerust met extra gordijn-zijairbags
(SABIC), ter bescherming van de bestuurder en passa-
giers voor en achter die naast een raam zitten. De
gordijnairbags (SABIC) bevinden zich boven de zijra-
men, de afdekkappen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG.
Deze auto is ook voorzien van in de stoelen gemon-
teerde zijairbags (SAB). De airbags zijn gemarkeerd
met een airbaglabel aan de buitenzijde van de voorstoe-len.
(afb. 129)
Locaties van de geavanceerde voorairbags en knieairbags
1 — Geavanceerde voorairbags voor bestuurder en passagier
2 — Kniebescherming 167
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 175 of 289

OPMERKING:
 De airbagpanelen zullen in de interieurbekleding am-
per opvallen, maar springen wel degelijk open tijdens
het opblazen van de airbag.
 Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar een
erkende dealer te worden gebracht.
Componenten van het airbagsysteem
Uw auto kan zijn uitgerust met de volgende onderdelen
van het airbagsysteem:
 Beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
 Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
 Stuur en stuurkolom
 Instrumentenpaneel
 Kniebescherming
 Geavanceerde voorairbag aan bestuurderszijde
 Geavanceerde voorairbag aan passagierszijde
 Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
 Opblaasbare gordijn-zijairbags (SABIC)
 Sensors frontale en zijbotsingen
 Gordelspanners voorin, gesp van gordelsluiting
 Extra actieve hoofdsteun voor bestuurder envoorpassagier
KENMERKEN GEAVANCEERDE
VOORAIRBAGS
Het systeem van de geavanceerde voorairbags bestaat
uit airbags aan de bestuurderszijde en aan de passa-
gierszijde die zich in meerdere stadia ontvouwen. Dit
systeem reageert overeenkomstig de kracht en de aard van de botsing die worden vastgesteld door het be-
schermingssysteem voor de inzittenden (ORC), dat
informatie kan ontvangen van de botsingsensors.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmiddellijk ge-
activeerd tijdens een botsing waarbij ontvouwing van
de airbag noodzakelijk is. Deze geringe opblazing wordt
gebruikt voor minder zware botsingen. Bij zwaardere
botsingen wordt een krachtiger opblazing toegepast.
WAARSCHUWING!
 Er mogen geen voorwerpen boven of
nabij de airbag op het instrumentenpa-
neel worden geplaatst , omdat deze objecten let-
sel kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij de
airbag wordt opgeblazen.
 Plaats niets op of rond de airbagpanelen en
probeer deze nooit met de hand te openen. Het is
mogelijk dat u de airbags beschadigt . Bovendien
kunt u gewond raken omdat de airbags mogelijk
niet meer functioneren. De beschermpanelen van
de airbagkussens gaan alleen open als de airbags
worden opgeblazen.
 Boor of snijd nooit in de kniebeschermrand en
blijf er ook verder van af.
 Monteer geen accessoires aan de kniebescher-
ming zoals alarmverlichting, stereo-installaties,
27 MC apparatuur, enz.
168
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 176 of 289

Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
De extra zijairbags in de voorstoelen bieden de inzit-
tenden betere bescherming tegen zijdelingse botsin-
gen. De extra zijairbag in de voorstoel is gemarkeerd
met een airbaglabel dat op de buitenzijde van de voor-
stoelen is aangebracht. (afb. 130)
Als de airbag zich ontvouwt, gaat de naad tussen de
voor- en zijkant van de stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat bij een botsing
aan de linkerkant alleen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rechterzijde alleen de
rechterairbag.
Extra opblaasbaar gordijn-zijairbag (SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die de carrosserie
biedt, kunnen de extra gordijn-zijairbags de inzittenden
op de voor- en achterstoelen aan het raam beschermen
bij zijdelingse botsingen en over de kop slaan. Elkeairbag heeft opblaasruimten die zich naast het hoofd
van de passagiers aan het raam bevinden en zo de kans
op hoofdletsel bij botsingen van opzij beperken. De
gordijnen ontvouwen zich naar beneden en bedekken
beide ramen aan de kant van de botsing. (afb. 131) OPMERKING:
 Wanneer het voertuig over de kop slaat, kunnen de
gordelspanners en/of de extra zijairbags in de voor-
stoelen en/of de extra gordijn-zijairbags worden geac-
tiveerd.
 De airbagpanelen zullen in de interieurbekleding am-
per opvallen, maar springen wel degelijk open tijdens
het opblazen van de airbag.(afb. 130)
Label in de stoel aangebrachte zijairbag
(afb. 131) Extra gordijn-zijairbags 169
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 177 of 289

 Als u zich tijdens het activeren te dicht bij de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra gordijn-
zijairbags bevindt, kunt u ernstig of dodelijk letseloplopen.
Het systeem bevat sensoren voor zijdelingse botsingen
die zijn geijkt om de zijairbags te activeren bij botsingen
die bescherming van de inzittenden door airbags nood-
zakelijk maken.
WAARSCHUWING!
 Uw auto is uitgerust met extra
gordijn-zijairbags aan de linker- en rech-
terzijde. Stapel bagage of andere lading niet der-
mate hoog op dat de afdekpanelen van de extra
gordijn-zijairbags worden geblokkeerd. In de om-
geving van de extra gordijn-zijairbag mogen zich
geen obstakels bevinden.
 Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de zijair-
bags. De werking van de airbags kan zo verslech-
teren en/of voorwerpen kunnen met kracht tegen
u aan slaan en zo ernstig letsel veroorzaken.
Stootranden voor kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de bestuurder
en de voorpassagier te beschermen en hen correct te
laten zitten bij het eventueel opblazen van de geavan-
ceerde airbags voorin.
In combinatie met de autogordels, gordelspanners en
kniebescherming geven de geavanceerde voorairbags extra bescherming aan de bestuurder en voorpassagier.
Ook de zijairbags zorgen in combinatie met de auto-
gordels voor een betere bescherming van de inzitten-den.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om het risico
op letsel door een opgeblazen airbag te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed
vastgegespt op de achterbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in achterwaarts
geplaatste kinderzitjes worden vervoerd
op de voorstoel van auto's met een geavanceerde
voorairbag aan passagierszijde. Bij het opblazen
kan de airbag ernstig en zelfs dodelijk letsel aan
kinderen in die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn om de autogordel
op de juiste wijze te dragen (zie het hoofdstuk Kinder-
zitjes) moeten veilig op de achterbank worden ver-
voerd in een kinderzitje of een verhogingszitje met
gordelbevestiging. Oudere kinderen die geen kinder-
zitje of vast te gespen verhogingszitje gebruiken, horen
op de achterbank te zitten en de autogordel om te
gespen. Sta nooit toe dat kinderen de schoudergordel
onder de arm door dragen of achter de rug langs latenlopen.
Lees de instructies bij het baby- of kinderzitje, zodat u
zeker weet dat u het zitje goed gebruikt.
170
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 178 of 289

Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsvei-
ligheidsgordel op de juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en voorpassagier zo
ver naar achteren als praktisch mogelijk is, zodat de
geavanceerde voorairbags ruimte hebben om te kun-
nen worden opgeblazen.
Zit daarom niet tegen het portier of het raam geleund.
Als de auto zijairbags heeft, worden die tijdens een
aanrijding krachtig opgeblazen in de ruimte tussen uzelf
en het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto veranderd moet
worden om gebruik door een invalide mogelijk te
maken, neem dan contact op met klantenservice. De
telefoonnummers worden vermeld in het hoofdstuk
"Als u gebruik wilt maken van klantenservice".
WAARSCHUWING!
 Als u alleen op de airbags vertrouwt ,
kan dit bij een aanrijding leiden tot ern-
stig letsel. De airbags werken in combinatie met
uw autogordel om u op de juiste wijze te bescher-
men. Bij sommige aanrijdingen worden de air-
bags niet opgeblazen. Draag uw autogordels al-
tijd, ook als uw auto is uitgerust met airbags.
(Vervolgd)(Vervolgd)
 Als u tijdens het activeren van de geavanceerde
voorairbag te dicht op het stuur of bij het instru-
mentenpaneel zit , kunt u ernstig of dodelijk letsel
oplopen. Airbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Ga achterover zitten en
strek uw armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt bedienen.
 De zijairbags hebben ook ruimte nodig om zich
te ontplooien. Zit daarom niet tegen het portier
of het raam geleund. Zit rechtop op het midden
van de stoel.
SENSOREN EN REGELKNOPPEN VOOR
OPBLAZEN AIRBAGS
Beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC)Het Beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC) maakt deel uit van een voorgeschreven veilig-
heidssysteem dat vereist wordt voor dit voertuig.
Het ORC bepaalt of het nodig is de voor- en/of zijair-
bags op te blazen bij een frontale of zijwaartse botsing.
Op basis van de signalen van de botsingssensoren
activeert een centrale elektronische ORC zo nodig de
geavanceerde voorairbags, gordijn-zijairbags, extra zij-
airbags in de stoelen en de gordelspanners vóór, naar-
gelang de aard en de ernst van de botsing.
Geavanceerde voorairbags zijn bedoeld om extra be-
scherming te bieden doordat ze een aanvulling vormen 171
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 179 of 289

op de autogordels bij bepaalde frontale botsingen,
afhankelijk van de ernst en aard van de aanrijding.
Geavanceerde voorairbags zijn niet bedoeld voor het
verminderen van het risico op letsel bij botsingen van
achteren, botsingen van opzij of over de kop slaan.
De geavanceerde voorairbags worden niet opgeblazen
bij alle frontale botsingen, ook niet bij sommige fron-
tale botsingen die ernstige schade aan het voertuig tot
gevolg hebben — bijvoorbeeld sommige aanrijdingen
met palen, met (onder) vrachtwagens en aanrijdingen
onder een hoek. Daarentegen kunnen de geavanceerde
voorairbags, afhankelijk van de aard van de botsing en
de plaats waar de auto wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade aan de
voorkant van het voertuig tot gevolg hebben, maar die
aanvankelijk een grote afname van de snelheid veroor-
zaken.
De zijairbags worden niet opgeblazen bij alle zijdelingse
botsingen. Het opblazen van de zijairbags is afhankelijk
van de ernst en aard van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig
meten, zijn de snelheid van het voertuig en de schade
op zichzelf geen goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen noodzakelijk
voor uw bescherming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een airbag die wordtopgeblazen.Het beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
bewaakt de gereedheid van de elektronische onderde-
len van het airbagsysteem wanneer het contactslot in
de stand ON/RUN staat. Als het contactslot in de
stand OFF of ACC staat, is het airbagsysteem niet
ingeschakeld en zullen de airbags niet worden opgebla-zen.
Het ORC beschikt over een reservevoeding die de
airbags kan ontvouwen, zelfs als de accu leeg is of
wordt losgekoppeld voordat de airbags worden geacti-
veerd.
De ORC schakelt ook het airbag-
waarschuwingslampje op het instrumenten-
paneel in voor een zelftest gedurende 4 tot
8 seconden, wanneer het contact voor de
eerste keer wordt aangezet. Na de zelftest gaat het
lampje uit. Als het ORC een storing in het systeem
detecteert, gaat het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem knipperen of constant branden. Een en-
kel geluidssignaal klinkt als het lampje gaat branden na
de eerste keer starten.
Het ORC bevat ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem in het instru-
mentenpaneel laten branden wanneer een storing
wordt geconstateerd die het airbagsysteem zou kun-
nen beïnvloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect.
172UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 180 of 289

WAARSCHUWING!
Wanneer u een airbag-
waarschuwingslampje op uw instrumen-
tenpaneel negeert , kan dat betekenen dat de
airbags u bij een aanrijding niet beschermen. Als
het lampje niet gaat branden als u de contact-
sleutel omdraait , blijft branden nadat u de auto
hebt gestart of gaat branden tijdens het rijden,
moet u het airbagsysteem onmiddellijk laten
controleren door een erkende dealer.
Opblaasmodules voor de geavanceerde
voorairbag aan bestuurders- en passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde voorairbags
aan bestuurders- en passagierszijde bevinden zich in
het midden van het stuurwiel en aan de rechterzijde
van het instrumentenpaneel. Het ORC zendt een sig-
naal naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de geavanceerde voorair-
bags moeten worden geactiveerd. Er ontwikkelt zich
een grote hoeveelheid niet-giftig gas om de geavan-
ceerde voorairbags op te blazen. De airbags kunnen in
verschillende mate worden opgeblazen, afhankelijk van
de aard en ernst van de botsing. Het afdekpaneel op de
stuurwielnaaf en op de bovenzijde van het dashboard
komen los en klappen opzij terwijl de airbags volledig
worden opgeblazen. Het volledig opblazen van de air-
bags duurt circa 50 tot 70 milliseconden. Dit is onge-
veer de helft van de tijd die nodig is om met uw ogen te
knipperen. De airbags lopen vervolgens snel leeg ter- wijl ze de bestuurder en de voorpassagier nog bescher-
ming bieden.
Het gas in de geavanceerde voorairbag wordt afge-
voerd via de ventilatieopeningen in de zijkanten van de
airbag. Op deze wijze belemmeren de airbags de bestu-
ring van de auto niet.
Opblaasmodules voor de extra zijairbag in de
voorstoel
De extra zijairbags in de voorstoelen worden uitslui-
tend bij bepaalde zijdelingse botsingen geactiveerd.
Het ORC bepaalt op basis van de aard en ernst van een
zijdelingse botsing of de zijairbags moeten wordenopgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de botsing kan het
opblaasmechanisme van de zijairbag aan de zijde van de
botsing geactiveerd worden, waardoor een hoeveel-
heid niet-giftig gas vrijkomt. De zich opblazende zij-
airbag komt via de voegnaad in de stoel naar buiten in
de ruimte tussen de inzittende en het portier. De
zij-airbag worden volledig opgeblazen in ongeveer 10
milliseconden. De zijairbag wordt zo snel en krachtig
opgeblazen dat u gewond kunt raken wanneer u niet
goed in de stoel zit, of wanneer zich voorwerpen
bevinden in de ruimte waar de airbag zich ontvouwt.
Dat geldt vooral voor kinderen.
Opblaasmodules voor de extra gordijn-
zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwerking beperkt blijft
tot een bepaalde zone aan de zijkant van het voertuig,
173
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 290 next >