FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2011, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2011Pages: 289, PDF Size: 5.06 MB
Page 201 of 289

TREKGEWICHTEN (MAXIMALE AANHANGERGEWICHTEN)
In de onderstaande tabel worden de maximale aanhangergewichten voor uw type aandrijflijn weergegeven.
Motor/
Transmissie Voorste
gedeelte Max. BGA
(Bruto gewicht
aanhanger)
(model voor 5 passagiers) Max. BGA
(Bruto gewicht
aanhanger)
(model voor 7 passagiers) Max.
disselgewicht
(model voor 5 passagiers) Max.
disselgewicht
(model voor 7 passagiers)
2,0 l diesel/
handgeschakeld 3,7 m2 1.100 kg 1.100 kg 55 kg 55 kg
Raadpleeg de plaatselijk geldende verkeerswetgeving voor de maximumsnelheid als u een aanhanger trekt.
Het disselgewicht van de aanhanger moet worden opgeteld bij het gewicht van inzittenden en bagage en mag nooit
hoger zijn dan de waarde die is aangegeven op de banden- en beladingstabel.
AANHANGER- EN DISSELGEWICHT
Lading die schommelt boven de wielen of achteraan
zwaarder is dan vooraan, kan leiden tot ernstige
zijwaartse slingeringen waardoor de bestuurder de
controle over auto en aanhanger kan verliezen. Het
onvoldoende voorin plaatsen van vracht vormt een
belangrijke oorzaak van ongevallen met aanhangers.
Overschrijd nooit het maximale disselgewicht dat op
uw trekhaak is gestempeld.
Houd rekening met het volgende bij het berekenen van
het gewicht op de achteras van de auto:
Het door de aanhanger uitgeoefende verticale ge- wicht op de trekhaak.
Het gewicht van alle lading en uitrusting die in of aan de auto is aangebracht.
Het gewicht van de bestuurder en alle passagiers. OPMERKING:
Denk eraan dat alle gewicht dat u in
of op de aanhanger plaatst, bijdraagt aan de belasting
van de auto. Extra in de fabriek of door de dealer
geplaatste accessoires moeten ook worden meegeno-
men bij de berekening van de totale belasting van uw
auto. Zie de banden- en beladingtabel op de binnenkant
van het bestuurdersportier of op de B-stijl aan bestuur-
derszijde voor het maximale totaalgewicht van inzit-
tenden en bagage.
VEREISTEN VOOR TREKKEN AANHANGER
Voor een juiste inrijperiode van de aandrijflijn van uw
nieuwe auto wordt aanbevolen de onderstaande richt-
lijnen te volgen:
194
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 202 of 289

Tijdens de eerste 805 km die met uw
nieuwe voertuig worden gereden, mag
geen aanhangwagen worden aangekop-
peld. Hierdoor kunnen de motor, de as of andere
onderdelen beschadigd raken.
Daarna mag tijdens de eerste 805 km die met
een aanhangwagen worden gereden niet harder
dan 80 km/u worden gereden en niet vol gas uit
stilstand worden weggereden. Op deze manier
kunnen de motor en overige onderdelen van het
voertuig op juiste wijze worden ingereden onder
zwaardere belasting.
Voer de onderhoudsbeurten uit zoals aangegeven in
het Onderhoudsschema. Als u wilt gaan rijden met een
aanhangwagen, mag de maximaal toelaatbare asbelas-
ting (GAWR) nooit worden overschreden.
WAARSCHUWING!
Onjuist trekken van een aanhanger kan
leiden tot ongevallen en letsel. Volg de
onderstaande richtlijnen om uw aanhanger zo
veilig mogelijk te trekken:
(Vervolgd)(Vervolgd)
Zorg dat de vracht stevig is vastgezet en tijdens
het rijden niet kan schuiven. Als u de vracht niet
goed vastzet , kunnen tijdens het rijden verande-
ringen in de gewichtsverdeling optreden die u als
bestuurder niet kunt controleren. U kunt de con-
trole over het stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken.
Trekhaken mogen uitsluitend door bevoegde
vakmensen worden gemonteerd.
Als u vracht vervoert of een aanhanger trekt ,
belaad de auto of de aanhanger dan nooit te
zwaar. Overbelading kan ertoe leiden dat u de
macht over het stuur verliest , tot slechte presta-
ties of beschadiging van de remmen, assen, mo-
tor, transmissie, de stuurinrichting, het chassis of
de banden.
Breng altijd veiligheidskettingen aan tussen uw
auto en uw aanhanger. Maak de kettingen altijd
vast aan het frame of de daarvoor bestemde
haken aan de trekhaak.Voer de kettingen kruise-
lings onder de dissel door en zorg dat deze vol-
doende lang zijn om bochten te kunnen nemen.
Parkeer een auto met aanhanger nooit op een
helling. Als u een auto met aanhanger parkeert ,
bekrachtig dan altijd de handrem van de auto.
Plaats altijd blokken voor de wielen van de aan-
hanger.
(Vervolgd)195
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 203 of 289

(Vervolgd)
Overschrijd nooit het GCWR. Het totale gewicht moet worden verdeeld
tussen de auto en de aanhanger, zodat de
volgende vier waarden niet worden over-
schreden:
1. Maximaal voertuiggewicht
2. GTW
3. GAWR
4. Disselgewichtwaarde voor de gebruikte
trekhaak.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– Banden Probeer de aanhanger niet te trekken wanneer een nood-
reservewiel is gemonteerd.
Voor een comfortabel en veilig gebruik van uw auto is een juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Zie "Banden
– algemene informatie" in "Technische gegevens" voor het
op de juiste wijze op spanning brengen van de banden.
Controleer de bandenspanning van de aanhanger alvorens deze te gebruiken.
Controleer de banden op slijtage of zichtbare bescha di-
gingen alvorens de aanhanger te gebruiken. Zie "Banden
— algemene informatie" in "Technische gegevens" voor
het op de juiste wijze inspecteren van de banden.
Raadpleeg bij het verwisselen van banden het gedeelte "Banden – algemene informatie" in "Technische gegevens"
voor het op de juiste wijze verwisselen van banden. Het
vervangen van banden door exemplaren met een hogere belastingscapaciteit leidt niet tot verhoging van de
GVWR- en GAWR-limieten van de auto.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– Aanhangerremmen Sluit het hydraulische remsysteem of vacuümsysteem van
uw auto niet
aan op dat van de aanhanger. Dit kan
leiden tot onjuist remgedrag en lichamelijk letsel.
Bij het trekken van een aanhanger met hydraulisch ger e-
gelde remmen is geen elektronische remregelmodule
voor de aanhanger vereist.
Aanhangwagenremmen worden aanbevolen voor aan-
hangwagens van meer dan 450 kg en zijn verplicht op
aanhangwagens van meer dan 750 kg.
Als de aanhangwagen geladen meer
weegt dan 450 kg, moet deze zijn voor-
zien van eigen remmen met voldoende
capaciteit .Wanneer dit niet het geval is, slijten de
remvoeringen sneller, is meer pedaalkracht ver-
eist en wordt de remweg langer.
WAARSCHUWING!
Sluit de remmen van de aanhanger
niet aan op de hydraulische remleidin-
gen van uw auto. Dit kan leiden tot overbelasting
en uitval van het remsysteem. Dan kan het voor-
komen dat u niet kunt remmen wanneer dit
nodig is en zo een ongeval veroorzaakt .
(Vervolgd)
196
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 204 of 289

(Vervolgd)
Bij het trekken van een aanhanger moet u
rekening houden met een langere remweg. Bij het
trekken van een aanhanger dient u extra afstand
te bewaren tot het voorliggende voertuig. Een te
kleine afstand tot uw voorganger kan leiden tot
een ongeval.
Vereisten voor het trekken van een
aanhangwagen — verlichting en bedrading
Ongeacht het formaat van de aanhanger moet deze zijn
voorzien van remlichten, richtingaanwijzers en een
mistachterlicht.
De trekhaakset kan een bedradingsbundel met zeven of
dertien pennen bevatten. Gebruik een door de fabriek
goedgekeurde bedradingsbundel en stekker. OPMERKING: Probeer niet om de bedrading van de
auto door splitsing te verbinden met die van de aan-
hanger.
De elektrische aansluitingen zijn compleet, u hoeft
alleen de bedradingsbundel aan te sluiten op de stekker
van de aanhanger. (afb. 138)Aantal
pennen Functie Kleur draad
1 Linkerrichtingaanwijzer Geel
2 Mistlamp achter Blauw
3 Aarde/gemeenschappelijke retourlijn Wit
4 Rechterrichtingaanwijzer Groen
Aantal
pennen Functie Kleur draad
5 Positieverlichting rechtsachter,
zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter.
b
Bruin
6 Remlichten Rood
7 Positieverlichting linksachter,
zijmarkeringsverlichting en
verlichting kentekenplaat achter.
b
Zwart
bDe verlichting van de kentekenplaat achter wordt zo
aangesloten dat geen enkel lampje een gemeenschappelijke
verbinding heeft met zowel pen 5 als 7.(afb. 138)
Zevenpens connector 197
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 205 of 289

(afb. 139)
Aantal
pennen Functie Kleur draad
1 Linkerrichtingaanwijzer Geel
2 Mistlamp achter Blauw
3
a
Aarde/gemeenschappelijke retourlijn voor contacten
(pennen) 1 en 2 en 4 tot 8 Wit
4 Rechterrichtingaanwijzer Groen
5 Positieverlichting rechtsachter,
zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter.
b
Bruin
6 Remlichten Rood
Aantal
pennen Functie Kleur draad
7 Positieverlichting linksachter,
zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat
achter.
b
Zwart
8 Achteruitrijlichten Rood/zwart
9 Vaste voedingsbron (+12V) Bruin/wit
10 Door contactschakelaar bediende voedingsbron
(+12V) Rood
11
a
Retourlijn voor contact (pen) 10 Wit
12 Reserve voor latere toewijzing Rood/blauw
13
a
Retourlijn voor contact (pen) 9 Wit
Opmerking: de toewijzing van pen 12 is veranderd van
"Code voor gekoppelde aanhanger" in "Reserve voor
latere toewijzing".
aDe drie retourlijnen mogen niet elektrisch in de
aanhanger worden aangesloten.bDe verlichting van de kentekenplaat achter wordt zo
aangesloten dat geen enkel lampje een
gemeenschappelijke verbinding heeft met zowel pen
5 als 7.
(afb. 139)
Connector met dertien pennen
198
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 206 of 289

WENKEN VOOR HET TREKKEN VAN EEN AANHANGER
Oefen het nemen van bochten, remmen en achteruit-
rijden met de aanhanger in een gebied zonder druk
verkeer voordat u met de aanhanger de weg op gaat.
Handgeschakelde versnellingsbak
Als u een auto met handgeschakelde versnellingsbak
gebruikt voor het trekken van een aanhangwagen,
moet u altijd in de EERSTE versnelling wegrijden om te
voorkomen dat de koppeling gaat slippen.
Elektronische snelheidsregeling—indien
aanwezig Niet te gebruiken in heuvelachtige omgevingen of metzware belading.
Als de rijsnelheid bij gebruik van de snelheidsregeling regelmatig daalt met meer dan 16 km/u, schakel het
systeem dan uit totdat u weer een kruissnelheid kuntaanhouden.
Gebruik de snelheidsregeling in vlak terrein en bij lichte belading om de brandstofzuinigheid te verbeteren.
Koelsysteem
Doe het volgende om het risico op oververhitting van
de motor of de versnellingsbak te beperken: Rijden in stadsverkeerAls u kort moet stilstaan, zet dan de keuzehendel in
NEUTRAL en verhoog het stationair toerental. Rijden op de snelwegMinder snelheid. AirconditioningSchakel de airconditioning tijdelijk uit.
199
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 207 of 289

TREKHAAKBEVESTIGING
Uw auto heeft extra apparatuur nodig om veilig en
efficiënt een aanhanger te kunnen trekken. De trek-
haak moet aan uw auto zijn bevestigd met behulp van
de speciale bevestigingspunten aan het autochassis. In
de volgende afbeelding ziet u de correcte bevestigings-
punten. Andere apparatuur, zoals stabilisatoren, hulp-
remmen en extra brede spiegels, zijn eveneens ver-
plicht, of worden in ieder geval ten zeerste aanbevolen.
(afb. 140)
Bevestigingspunten trekhaak en overhanglengte
A N.v.t.
B 366,71 mm
C 501,62 mm
D 628,69 mm
E (max. overhanglengte) 1.051,93 mm
F 472,00 mm
(afb. 140)
200
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 208 of 289

TREKKEN ACHTER EEN
MOTORHOME
SLEPEN VAN DEZE AUTO ACHTER EEN
ANDERE AUTOSleepmethode Wielen vande grondHandgeschakelde
versnellingsbak
Slepen met alle
wielen op de grond Geen
Transmissie in
de stand NEUTRAL
Sleutel in stand
ACC
Slepen met behulp
van dolly Voor OK
Achter NEE
Op aanhanger ALLEOK
OPMERKING: Voertuigen met een handgescha-
kelde versnellingsbak mogen bij de wettelijk toege-
stane snelheid op hoofdwegen over onbepaalde af-
stand gesleept worden met alle vier wielen op de grond
als de handgeschakelde versnellingsbak in de stand
NEUTRAL staat en de contactsleutel in de stand ACC
staat. OPMERKING: Deze auto kan op een dieplader of
een autotrailer getrokken worden mits alle vier wielen
VAN de grond zijn.
Wanneer dit voertuig in strijd met de
bovenvermelde voorschriften wordt g e-
trokken, kan er ernstige beschadiging van
de versnellingsbak optreden. Beschadigingen, ver-
oorzaakt door onjuist slepen, vallen niet onder de
garantie van de auto.
201
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 209 of 289

WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN
INSTRUMENTENGROEP (afb. 141)
(afb. 141)
202
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 210 of 289

BESCHRIJVING
INSTRUMENTENGROEP
1. Waarschuwingslampje voor het airbagsysteemNadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gezet, gaat dit waarschuwingslampje
gedurende ongeveer vier tot zes seconden
branden om de werking ervan te controleren.
Wanneer het lampje niet brandt tijdens het starten,
blijft branden of gaat branden tijdens het rijden, moet
het systeem zo snel mogelijk door een erkende dealer
worden nagekeken. Raadpleeg “Veiligheidsgordelsyste-
men” in “Veiligheid” voor meer informatie.
2. Storingsindicatielampje (MIL)
Het storingsindicatielampje maakt deel uit van
het boorddiagnosesysteem (OBD) dat de elek-
tronische regelingen van de motor en de ver-
snellingsbak controleert. Het lampje gaat branden als
de contactsleutel in de stand ON/RUN wordt gezet,
voordat de motor start. Als het lampje niet gaat bran-
den wanneer u de sleutel van OFF naar ON draait, laat
uw auto dan direct controleren op storingen.
Door sommige omstandigheden, zoals een losse of
afwezige tankdop, slechte brandstofkwaliteit e.d., kan
na het aanslaan van de motor de storingsindicator
(MIL) gaan branden. De auto moet worden afgeleverd
voor onderhoud als het foutmeldingslampje aan blijft
tijdens een paar ritten zoals die voor u gebruikelijk zijn.
In de meeste gevallen kan dan normaal met de auto
worden gereden en is slepen niet nodig.
Langdurig rijden met het lampje aan kan
schade aan de motorbediening veroorza-
ken. Het kan ook van invloed zijn op de
brandstofzuinigheid en de rijprestatie. Als het
lampje knippert , zal de katalysator vrij snel ern-
stig defect raken en zal het motorvermogen afne-
men. Raadpleeg onmiddellijk uw dealer.
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator, zo-
als hierboven beschreven, kan warmer
worden dan een katalysator die wel goed werkt .
Hierdoor kan brand ontstaan als u langzaam
rijdt of boven brandbare stoffen parkeert , zoals
droge planten of hout of karton enz. Dit kan de
dood of ernstig letsel tot gevolg hebben voor de
bestuurder, de passagiers of anderen.
3. Controle-/storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) — indien aanwezig Het controle-/storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) op het instru-
mentenpaneel gaat branden wanneer de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN wordt
gezet. Wanneer de motor draait, behoort dit lampje uit
te gaan. Wanneer het ESC-indicatie-/storingslampje
permanent blijft branden terwijl de motor draait, is een
storing gedetecteerd in het ESC-systeem. Als het
lampje blijft branden nadat er verschillende keren is
gestart en het voertuig meerdere kilometers heeft
203UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD