FIAT FULLBACK 2017 Instructieboek (in Dutch)

Page 41 of 332

Terugzetten
Breng de rugleuning weer omhoog tot
ze stevig op haar plaats vastklikt.
Duw en trek zachtjes aan de rugleuning
om te controleren of ze goed vastzit.
Het stoelkussen opklappen
(anderhalve cabine)
De linker- en rechterstoelkussens
kunnen afzonderlijk worden opgeklapt.
Breng de stoelkussens omhoog om ze
op te klappen.
Zet het stoelkussen stevig vast door de
bevestigingsband (A) aan de
hoofdsteun (B) van de achterstoel te
bevestigen.Armleuning (dubbele cabine)
Klap de armleuning omlaag om haar te
gebruiken.
Duw de armleuning naar achteren (in de
rugleuning) tot ze in de stoel is
verzonken, om haar weer in de
oorspronkelijke stand te zetten.
(Dubbele cabine).Opmerking Gebruik de armleuning niet
om op te klimmen of te gaan zitten.
Hierdoor zou de armleuning kunnen
beschadigen.
Opmerking Het bovenoppervlak van de
armleuning bevat een bekerhouder voor
de passagiers op de achterbank.
Raadpleeg "Bekerhouder".
BELANGRIJK
32)Verstel de stoelen nooit tijdens het
rijden.
33)Probeer de stoel niet te verstellen
tijdens het rijden. Hierdoor kunt u de
controle over het voertuig verliezen en dit
kan leiden tot een ongeval. Als u de stoel
hebt versteld, controleer dan of hij goed op
zijn plaats vastzit, door te proberen de stoel
zonder gebruik van het verstelmechanisme
naar voren en naar achteren te
verschuiven.
34)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed vergrendeld is
door hem naar voren en naar achteren te
schuiven. Als de stoel niet vergrendeld is,
kan hij plotseling verschuiven en zou u de
controle over het voertuig kunnen verliezen.
35)Voor maximale bescherming moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken.
47AHA10399648AHA105121
49AHA103000
39

Page 42 of 332

36)Zorg ervoor dat de rugleuningen aan
beide zijden (niet zichtbare "rode
merktekens) goed zijn vergrendeld om te
voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kunnen klappen en zo eventueel
de passagiers kunnen verwonden.
37)Het is bijzonder gevaarlijk om mee te
rijden in de bagageruimte van een voertuig.
Bovendien mogen de bagageruimte en de
achterstoelen nooit gebruikt worden als
speelruimte voor kinderen. In geval van een
botsing lopen mensen of kinderen die
zonder beveiliging op deze plaatsen
worden vervoerd, een groter risico om
ernstig of dodelijk letsel op te lopen.
38)Vervoer geen passagiers op plaatsen in
uw voertuig die niet zijn uitgerust met
stoelen en veiligheidsgordels, en zorg
ervoor dat alle passagiers in uw voertuig
op een stoel zitten en een veiligheidsgordel
dragen, en dat kinderen in een kinderzitje
zitten.
39)Om het risico op persoonlijk letsel in
geval van een botsing of plotseling remmen
te verkleinen, moeten de rugleuningen altijd
rechtop staan als het voertuig in beweging
is. De bescherming die de
veiligheidsgordels bieden, kan enorm
afnemen als de rugleuning is gekanteld. Als
de rugleuning is gekanteld, is het risico dat
de passagier onder de veiligheidsgordel
door glijdt groter, wat kan leiden tot ernstig
letsel.
40)Plaats geen voorwerpen onder de
stoelen. Dit kan verhinderen dat de stoel
stevig vergrendelt en tot een ongeluk
leiden. Het kan ook schade aan de stoel of
andere onderdelen veroorzaken.41)Zorg er voor een correcte en veilige
werking van de veiligheidsgordel voor, dat
deze wordt versteld door of onder toezicht
van een volwassene.
42)Plaats tijdens het rijden geen kussen
o.i.d. tussen uw rug en de rugleuning. De
effectiviteit van de hoofdsteunen in geval
van een ongeval neemt daardoor af.
43)Het handbediende kantelmechanisme
van de rugleuning van de voorstoel is
veerbelast, waardoor de rugleuning van de
stoel naar voren klapt als de
vergrendelingshendel wordt bediend. Ga
tijdens gebruik van de hendel dichtbij de
rugleuning zitten of houd de rugleuning met
uw hand vast om de kantelbeweging onder
controle te houden.
44)Zorg er tijdens het verschuiven van de
stoelen voor dat u niet met uw hand of
voet vast komt te zitten.
45)Als het voertuig is uitgerust met een
achterbank, let dan op de passagiers op
de achterbank, als u de stoel naar achteren
schuift of kantelt.
46)De volgende personen zouden het bij
gebruik van de stoelverwarming te warm
kunnen krijgen of lichte brandwonden (rode
huid, brandblaren, enz.) op kunnen lopen:
kinderen, ouderen of zieke mensen,
mensen met een gevoelige huid,
oververmoeide mensen, mensen onder de
invloed van alcohol of slaapmiddelen
(griepmedicijnen, enz.).BELANGRIJK
10)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen slijtage
bij normaal gebruik van het voertuig. Er
moeten wel enkele voorzorgsmaatregelen
getroffen worden. Vermijd excessief
schuren tegen kledingaccessoires zoals
metalen gespen en klittenband die, als ze
veel druk uitoefenen in een klein gebied,
zouden kunnen afbreken, met beschadiging
van de bekleding als gevolg.
11)Zet op de stand "HI" voor een snelle
verwarming. Zet de verwarmingsschakelaar
op de stand "LO", als de stoel eenmaal
warm is, om de stoel warm te houden. Bij
gebruik van de stoelverwarming kunnen
kleine temperatuurschommelingen worden
waargenomen. Dit komt door de werking
van de interne thermostaat van de
verwarming en duidt niet op een storing.
12)Leg geen zware voorwerpen op de
stoel en steek er geen spelden, naalden of
andere puntige voorwerpen in.
13)Gebruik geen dekens, kussens of ander
warmte-isolerend materiaal op de stoel, als
de verwarming wordt gebruikt; hierdoor kan
het verwarmingselement oververhit raken.
14)Gebruik geen wasbenzine, petroleum,
benzine, alcohol of ander organisch
oplosmiddel om de stoelen te reinigen.
Hierdoor zou niet alleen de stoelhoes
kunnen beschadigen, maar ook het
verwarmingselement.
15)Als water of een andere vloeistof op de
stoel wordt gemorst, laat de stoel dan goed
drogen, voordat de verwarming weer wordt
gebruikt.
40
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 43 of 332

16)Zet de verwarming direct uit als ze
tijdens gebruik niet goed lijkt te werken.HOOFDSTEUNEN
47) 48) 49) 50) 51) 52)
Opmerking De hoofdsteunen van de
buitenste stoelen van de achterbank
kunnen niet in hoogte worden versteld.
Voorstoelen
Stel de hoogte van de hoofdsteun
dusdanig af dat het midden van de
hoofdsteun zo dicht mogelijk op
oorniveau zit, om het risico op letsel in
geval van een botsing te verkleinen.
Mensen die zo lang zijn dat het midden
van de hoofdsteun niet op oorniveau
kan worden afgesteld, moeten de
hoofdsteun zo hoog mogelijk zetten.
Trek de hoofdsteun omhoog, om hem
hoger te zetten.
Duw de hoofdsteun omlaag en houd
daarbij de knop voor de
hoogteverstelling (A) ingedrukt in de
richting van de pijl, om hem lager te
zetten.Duw na de verstelling de hoofdsteun
omlaag om te controleren of hij goed
vastzit.
Achterstoel midden
Om het risico op letsel tijdens een
ongeluk te verminderen, moet u de
hoofdsteun omhoog trekken en in de
vergrendelstand zetten.
Trek de hoofdsteun omhoog, om hem
hoger te zetten. Duw de hoofdsteun
omlaag en houd daarbij de knop voor
de hoogteverstelling (A) ingedrukt in de
richting van de pijl, om hem lager te
zetten. Duw na de verstelling de
hoofdsteun omlaag om te controleren
of hij goed vastzit.
50AHA10301351AHA103026
41

Page 44 of 332

De hoofdsteunen van de buitenste
stoelen van de achterbank kunnen niet
in hoogte worden versteld.
Verwijderen
Druk de knop voor de hoogteverstelling
(A) in en trek de hoofdsteun omhoog.
Monteren
Zorg ervoor dat de hoofdsteun de juiste
kant op is gericht, druk de knop voor
de hoogteverstelling (A) in de richting
van de pijl in en zet de hoofdsteun weer
op de rugleuning.
De poten van de hoofdsteun met de
inkepingen voor de verstelling (B)
moeten met de verstelknop (A)
ingedrukt, in de openingen worden
aangebracht (behalve de hoofdsteunen
van de buitenste stoel).
BELANGRIJK
47)De verstelling mag alleen in een
stilstaand voertuig en met uitgeschakelde
motor gebeuren. De hoofdsteunen moeten
zodanig versteld worden dat het hoofd en
niet de nek er tegenaan steunt. Alleen op
deze manier oefenen ze hun
beschermende werking uit. Voor een
optimale bescherming van de hoofdsteun,
moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat
men rechtop zit en het hoofd zich zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
48)Als de hoofdsteunen tijdens het rijden
niet op hun plaats zitten, kan dit in geval
van een ongeval leiden tot ernstig of
dodelijk letsel bij u en uw passagiers. Zorg
ervoor dat de hoofdsteunen altijd zijn
gemonteerd en op de juiste hoogte staan,
als er iemand in de stoel zit, om het risico
op letsel bij ongevallen te verkleinen.
52AHA10302653AHA103039
54AHA103042
55AHA103055
42
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 45 of 332

49)Leg nooit een kussen o.i.d. tegen de
rugleuning. Dit kan de werking van de
hoofdsteun negatief beïnvloeden, doordat
de afstand tussen uw hoofd en de
hoofdsteun groter wordt.
50)Als iemand op de middenstoel van de
achterbank zit, stel de hoogte van de
hoofdsteun dan dusdanig af dat deze op
zijn plaats vastklikt. Doe dit voordat u gaat
rijden. Anders zou dit in geval van een
botsing kunnen leiden tot ernstig letsel
(dubbele cabine).
51)Zorg ervoor dat de knop voor de
hoogteverstelling (A) correct is afgesteld,
zoals weergegeven op de afbeelding, en
beweeg de hoofdsteunen omhoog om te
controleren dat ze niet losraken van de
rugleuning.
52)De vorm en grootte van de hoofdsteun
variëren, afhankelijk van de stoel. Gebruik
altijd de juiste hoofdsteun die bij de stoel
wordt geleverd en monteer de hoofdsteun
niet verkeerd om.STUURWIEL
HOOGTE- EN
DIEPTEVERSTELLING
STUURWIEL
(Voertuigen uitgerust met
diepteverstelling)
1. Ontgrendel de hendel, terwijl u het
stuurwiel omhoog houdt.
2. Zet het stuurwiel op de gewenste
stand.
3. Zet het stuurwiel stevig vast door de
hendel helemaal omhoog te trekken.
A. Vergrendeld
B. Ontgrendeld
53) 54) 55)
STUURSLOT
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem
Vergrendelen
Verwijder de sleutel in de stand
"LOCK". Draai het stuurwiel tot het
vergrendelt.
Ontgrendelen
Draai de sleutel naar de stand "ACC",
terwijl u het stuurwiel enigszins naar
links en rechts draait.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
Vergrendelen
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de motorschakelaar en
de bedieningsmodus op "OFF" staan,
wordt het stuurslot geactiveerd.
56AA011080057AHA103808
43

Page 46 of 332

Opmerking Het stuurwiel gaat op slot
als de volgende handelingen worden
verricht, terwijl de bedieningsmodus op
"OFF" staat.
Open of sluit het bestuurdersportier.
Sluit alle portieren.
Open een van de portieren als alle
portieren gesloten zijn.
Vergrendel alle portieren met het
Keyless Entry-systeem of de Keyless
Operation-functie.
De versnellingspook (automatische
versnellingsbak) staat in de stand “P”
(parkeren).
Opmerking Als het portier wordt
geopend, maar het stuurwiel niet op
slot gaat, gaat de zoemer af om aan te
geven dat het stuurwiel niet is
vergrendeld.
Ontgrendelen
Het stuurwiel kan op de volgende
manieren worden ontgrendeld.
Zet de bedieningsmodus op "ACC".
Start de motor.
18) 19)
Opmerking Als het stuurwiel niet
ontgrendelt, knippert het
waarschuwingslampje, gaat de interne
zoemer af en gaat het
waarschuwingslampje branden. Draai
de motorschakelaar nogmaals, terwijl u
het stuurwiel enigszins naar links en
rechts draait.Opmerking Als het stuurslot niet naar
behoren werkt, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet de
bedieningsmodus op "OFF" en druk op
de vergrendelknop van de Keyless
Operation-sleutel. Druk vervolgens op
de motorschakelaar. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk, als het
waarschuwingslampje weer gaat
branden.
Opmerking Als er sprake is van een
storing in het stuurslot, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet
onmiddellijk het voertuig stil op een
veilige plaats en neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
CLAXONSCHAKELAAR
Druk op het stuurwiel op of rond de
claxonmarkering.
Type 1
58AHZ100903
59AHA103505
60AA0108106
44
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 47 of 332

Type 2
BELANGRIJK
53)Iedere verstelling van het stuurwiel mag
alleen worden uitgevoerd als het voertuig
stiltaat en de motor is uitgeschakeld.
54)Probeer het stuurwiel niet te verstellen
tijdens het rijden.
55)Het is strikt verboden aftermarket-
werkzaamheden uit te voeren waarbij
wijzigingen worden aangebracht aan de
stuurinrichting of stuurkolom (bijv. de
installatie van een diefstalbeveiliging).
Dergelijke handelingen kunnen de
prestaties en veiligheid van het systeem
beïnvloeden, de garantie ongeldig maken
en bovendien leiden tot het niet meer
voldoen van het voertuig aan de
typegoedkeuring.
BELANGRIJK
17)Verwijder de contactsleutel als het
voertuig wordt verlaten. In sommige landen
is het verboden om sleutels op
geparkeerde voertuigen achter te laten.
18)Als de motor tijdens het rijden afslaat,
open dan geen portieren en druk niet op de
vergrendelknop op de sleutel tot het
voertuig op een veilige plaats tot stilstand is
gekomen. Hierdoor zou het stuurwiel op
slot kunnen gaan, waardoor het onmogelijk
is het voertuig te besturen.
19)Neem de sleutel mee als u het voertuig
verlaat. Als uw voertuig gesleept moet
worden, voer dan de volgende handeling
uit om het stuurwiel te ontgrendelen: zet de
bedieningsmodus van voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak op
"ACC" of "ON", en zet de bedieningsmodus
van voertuigen met een automatische
versnellingsbak op "ON".
ACHTERUITKIJK-
SPIEGELS
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
56) 57) 58) 59)
Stel de achteruitkijkspiegel alleen af als
u de stoel hebt versteld, zodat u
duidelijk zicht naar achteren hebt.
Stel de achteruitkijkspiegel dusdanig af
dat hij u maximaal zicht door de
achterruit biedt.
61AHA107590
62AJA107381
45

Page 48 of 332

De verticale stand van de spiegel
afstellen
De spiegel kan omhoog en omlaag
worden bewogen om de positie af te
stellen.
De stand van de spiegel afstellen
De spiegel kan omhoog/omlaag en
naar links/rechts worden bewogen om
de positie af te stellen.Verblinding verminderen
Type 1:De hendel (A) onderaan de
spiegel kan worden gebruikt om de
spiegel dusdanig af te stellen dat u zo
min mogelijk last hebt van verblinding
door de koplampen van voertuigen die
in het donker achter u rijden.
1. Normaal 2. Anti-verblinding
Type 2:Wanneer de koplampen van de
voertuigen achter u heel fel zijn, wordt
de reflectiefactor van de
achteruitkijkspiegel automatisch
veranderd om de verblinding te
beperken.Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
wordt de reflectiefactor van de spiegel
automatische gewijzigd.
Opmerking Hang geen voorwerpen
aan, of spuit geen glasreiniger op de
sensor (1), want hierdoor kan de
gevoeligheid ervan worden beperkt.
BUITENSPIEGELS
De stand van de spiegel afstellen
56) 57) 58)
Handbediende buitenspiegels
Stel het spiegeloppervlak met de hand
af zoals aangegeven door de pijlen.
63AA0022369
64AA0108151
65AA0001425
66AA0094830
46
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 49 of 332

Elektrische, afstandsbediende
buitenspiegels (waar aanwezig)
De elektrische, afstandsbediende
buitenspiegels kunnen worden bediend
als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus in de stand "ON" of
"ACC" staat.
1. Zet de hendel (A) naar dezelfde kant
als de spiegel die moet worden
versteld.2. Druk de knop (B) naar links, rechts,
omhoog of omlaag om de stand van de
spiegel te verstellen.
3. Zet de hendel (A) weer in de
middelste stand.
De buitenspiegels in- en uitklappen
De buitenspiegel kan naar binnen
worden geklapt om schade tijdens het
parkeren op smalle plaatsen te
voorkomen.
20)
Voor voertuigen zonder
spiegelschakelaar
Klap de spiegel in door hem met de
hand naar de achterkant van het
voertuig te duwen. Klap de spiegel uit
door hem naar buiten, richting de
voorkant van het voertuig, te trekken tot
hij op zijn plaats vastklikt.
20)
Voor voertuigen met
spiegelschakelaar
Druk met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC",
op de spiegelschakelaar om de
spiegels in te klappen.
Druk nogmaals op de spiegelschakelaar
om de spiegels weer in de
oorspronkelijke stand te zetten.
Als de contactschakelaar naar de stand
"LOCK" is gedraaid en de
bedieningsmodus op "OFF" is gezet, is
het gedurende ongeveer 30 seconden
onmogelijk de spiegels met de
spiegelschakelaar in of uit te klappen.
Opmerking Zorg ervoor dat uw handen
niet bekneld raken als de spiegel
beweegt.
67AHA105280
68AH3100434
69AHA104935
70AA0022398
47

Page 50 of 332

Opmerking Als u de spiegel met de
hand verstelt of als de spiegel is
bewogen doordat u een persoon of
voorwerp hebt geraakt, kan de spiegel
mogelijk niet met de spiegelschakelaar
in de oorspronkelijke stand worden
teruggezet. Druk in dit geval op de
spiegelschakelaar om de spiegel in te
klappen en druk nogmaals op de
schakelaar om de spiegel in de
oorspronkelijke stand terug te zetten.
Opmerking Als het heeft gevroren en
de spiegels niet naar behoren werken,
druk dan niet herhaaldelijk op de
spiegelschakelaar. Hierdoor kunnen de
elektrische circuits van de motor van de
spiegel doorbranden.
De spiegels in- en uitklappen
zonder de spiegelschakelaar (waar
aanwezig)
Behalve voor voertuigen met
Keyless Entry- of Keyless
Operation-sleutel
De spiegels klappen automatisch uit als
het voertuig een snelheid van 30 km/u
bereikt.
Voertuigen met Keyless
Entry-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel van het Keyless Entry-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".Voertuigen met Keyless
Operation-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel of de Keyless Operation-functie
van het Keyless Operation-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Raadpleeg "Keyless Operation-
systeem: de Keyless Operation-functie
gebruiken".
De functies kunnen zoals hieronder
aangegeven, worden gewijzigd. Wendt
u tot het Fiat Servicenetwerk:
Automatisch uitklappen als het
bestuurdersportier wordt gesloten en
de volgende handeling wordt verricht. 1
— Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem:
draai de contactschakelaar naar de
stand "ON" of "ACC".2—Voertuigen
uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: zet de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC".
Automatisch inklappen als de
contactschakelaar naar de stand
"LOCK" is gedraaid of als de
bedieningsmodus op "OFF" is gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend.
Automatisch uitklappen als de
voertuigsnelheid 30 km/u behaalt (voor
voertuigen uitgerust met Keyless Entry-
of Keyless Operation-sleutel).
De automatische uitklapfunctie
uitschakelen.
Spiegelverwarming (waar aanwezig)
Druk op de
achterruitverwarmingsschakelaar om de
buitenspiegels te ontwasemen of
ontdooien.
Het indicatielampje (A) brandt, zolang
de achterruitverwarming aanstaat.
De verwarming schakelt na ongeveer
20 minuten automatisch uit, afhankelijk
van de buitentemperatuur.
Type 1
71AHA101396
48
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 340 next >