FIAT FULLBACK 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2017Pages: 332, PDF Size: 10.46 MB
Page 31 of 332
Als u het bestuurdersportier opent of de
motorschakelaar weer bedient, wordt
de stroomtoevoer hersteld.
Opmerking Als de stroomtoevoer van
"ACC" automatisch is onderbroken, kan
het stuurwiel niet meer op slot en
kunnen de portieren niet worden
vergrendeld of ontgrendeld met de
Keyless Entry- of Keyless
Operation-sleutel.
Opmerking De functies kunnen als
volgt worden aangepast:
De tijd die verstrijkt voordat wordt
overgegaan tot de automatische
stroomonderbreking, kan worden
verlengd tot ongeveer 60 minuten.
De automatische
stroomonderbreking van "ACC" kan
worden uitgeschakeld. Wendt u voor
nadere informatie tot het Fiat
Servicenetwerk.
Herinneringssysteem
bedieningsmodus OFF
Als de bedieningsmodus op een andere
modus dan "OFF" staat, u alle portieren
sluit en vervolgens de portieren tracht te
vergrendelen door op de
vergrendel-/ontgrendelknop van het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier te drukken, gaat een
waarschuwingslampje knipperen en
gaat de externe zoemer af, en kunt u
de portieren niet vergrendelen.
Herinneringssysteem
bedieningsmodus "ON"
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de motor is afgezet en
de bedieningsmodus op een andere
modus dan "OFF" staat, gaat de interne
herinneringszoemer van
bedieningsmodus "ON" intermitterend
af om u eraan te herinneren dat de
bedieningsmodus op "OFF" moet
worden gezet.
BELANGRIJK
6)Neem de sleutel tijdens het rijden niet uit
het contactslot. Het stuurwiel gaat dan
namelijk op slot, waardoor u de controle
over het voertuig verliest.
7)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet
men het laten controleren bij het Fiat
Servicenetwerk alvorens te gaan rijden.
8)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als het voertuig wordt verlaten,
om onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen te voorkomen.
Vergeet niet de handrem aan te trekken.
Schakel de 1e versnelling in als het voertuig
op een helling omhoog staat geparkeerd
en de achteruitversnelling bij een helling
omlaag. Laat nooit kinderen zonder
toezicht in het voertuig achter.
9)Verwijder de sleutel nooit terwijl het
voertuig rijdt. Het stuurwiel zal blokkeren
zodra eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook
voor voertuigen die gesleept worden.
10)Het is ten strengste verboden om
aftermarket-werkzaamheden uit te voeren
waarbij wijzigingen aan de stuurinrichting of
de stuurkolom betrokken zijn (bijv.:
installatie van een diefstalbeveiliging).
Dergelijke handelingen kunnen de
prestaties, de garantie en de veiligheid
negatief beïnvloeden, waardoor het
voertuig niet meer aan de typegoedkeuring
voldoet.
27AHA103505
29
Page 32 of 332
BELANGRIJK
1)Als de motor tijdens het rijden wordt
afgezet, werkt het servomechanisme van
de remmen niet meer en neemt de
remwerking af. Bovendien werkt de
stuurbekrachtiging niet en moet meer
moeite worden gedaan om te sturen.
2)Laat de sleutel niet lange tijd in de stand
"ON" staan, terwijl de motor niet draait,
want daardoor loopt de accu leeg.
3)Draai de sleutel niet naar de stand
"START", terwijl de motor draait. Hierdoor
zou de startmotor kunnen beschadigen.
4)Het indicatielampje (A) fig. 24 knippert
oranje in geval van problemen of storingen
van het Keyless Operation-systeem.
Gebruik het voertuig nooit als het
indicatielampje op de motorschakelaar
oranje knippert. Neem direct contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
5)Gebruik de motorschakelaar niet, als
deze niet soepel werkt en lijkt te blijven
hangen. Neem direct contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
6)Zet de bedieningsmodus op "OFF", als
de motor niet draait. Als de
bedieningsmodus lange tijd op "ON" of
"ACC" staat, terwijl de motor niet draait,
kan de accu leeglopen, waardoor de motor
niet meer kan worden gestart en het
stuurwiel niet meer kan worden vergrendeld
of ontgrendeld.7)Als de accu wordt ontkoppeld, blijft de
huidige bedieningsmodus in het geheugen
opgeslagen. Als de accu weer wordt
aangesloten, wordt automatisch de
opgeslagen bedieningsmodus
geselecteerd. Zorg ervoor dat de
bedieningsmodus op "OFF" staat, voordat
de accu wordt ontkoppeld voor reparatie of
vervanging. Wees voorzichtig als de accu
leeg is en u niet weet in welke
bedieningsmodus het voertuig staat.
8)De bedieningsmodus kan niet van "OFF"
naar "ACC" of "ON" worden veranderd, als
de Keyless Operation-sleutel niet in het
voertuig wordt gedetecteerd. Raadpleeg
"Keyless Operation-systeem:
werkingsbereik voor het starten van de
motor en het wijzigen van de
bedieningsmodus".
9)Als de Keyless Operation-sleutel zich in
het voertuig bevindt, maar de
bedieningsmodus niet verandert, is de
batterij van de Keyless Operation-sleutel
mogelijk leeg.
PORTIEREN
11) 12) 13)
Opmerking Om te voorkomen dat de
sleutel in het voertuig wordt opgesloten,
kan de slotschakelaar op het
bestuurdersportier noch de sleutel
worden gebruikt om het
bestuurdersportier te vergrendelen, als
het portier open is.
Vergrendelen of ontgrendelen met
de sleutel
A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Als de portieren van
voertuigen met centrale
portiervergrendeling met de sleutel
worden vergrendeld of ontgrendeld,
worden alle portieren vergrendeld of
ontgrendeld. Raadpleeg "Centrale
portiervergrendeling".
28AHA105453
30
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 33 of 332
Opmerking Als het voertuig is uitgerust
met het Keyless Operation-systeem,
kan het bestuurdersportier met de
reservesleutel worden vergrendeld of
ontgrendeld. Raadpleeg
"Reservesleutel".
Vergrendelen of ontgrendelen
vanuit het voertuig
A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Het bestuurdersportier kan
worden geopend zonder de
slotschakelaar te gebruiken, door aan
de interne handgreep te trekken. Op
voertuigen met centrale
portiervergrendeling worden alle
portieren tegelijkertijd ontgrendeld.Opmerking Op voertuigen met een
Dead Lock-systeem, kan het portier
niet worden ontgrendeld door de
slotschakelaar naar de kant voor
ontgrendeling te drukken, terwijl het
Dead Lock-systeem is ingeschakeld.
(Raadpleeg "Dead Lock-systeem").
Vergrendelen zonder sleutel
Zet de interne slotschakelaar (1) in de
vergrendelde stand en sluit het portier
(2).
Opmerking Het bestuurdersportier kan
niet met de interne slotschakelaar
worden vergrendeld, terwijl het
bestuurdersportier openstaat.Herinnering contactsleutel
Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem
Als de contactschakelaar uit is gedraaid
en het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in het
contactslot zit, gaat de
herinneringszoemer van de sleutel
intermitterend af om u eraan te
herinneren dat u de sleutel moet
verwijderen.
Preventiemechanisme "sleutel
vergeten"
Als de sleutel in het contactslot zit of de
bedieningsmodus op een andere
modus dan "OFF" staat, het
bestuurdersportier openstaat en u de
slotschakelaar naar voren duwt, keert
de slotschakelaar automatisch terug
naar de ontgrendelde stand.
Het achterportier openen of sluiten
(anderhalve cabine)
Het achterportier kan worden geopend
of gesloten, terwijl het voorportier
openstaat.
1. Zet het voorportier ver open.
2. Trek aan de handgreep (A) van het
achterportier.
3. Open het achterportier.
4. Als deze portieren worden gesloten,
sluit dan het voorportier pas als het
achterportier is gesloten.
29AHA10546630AHA105479
31
Page 34 of 332
14) 15) 16) 17) 18) 19)
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Als de portieren herhaaldelijk continu
worden vergrendeld en ontgrendeld,
zou het ingebouwde beveiligingscircuit
van de centrale portiervergrendeling in
werking kunnen treden en de werking
van het systeem kunnen verhinderen.
Wacht in dit geval ongeveer 1 minuut
voordat u de centrale
portiervergrendeling weer gebruikt.
Alle portieren kunnen worden
vergrendeld en ontgrendeld, zoals
hieronder beschreven.
Het bestuurdersportier met sleutel
Met gebruik van de sleutel om het
bestuurdersportier te vergrendelen of
ontgrendelen.A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Als het voertuig is uitgerust
met het Keyless Operation-systeem,
kan het bestuurdersportier met de
reservesleutel worden vergrendeld of
ontgrendeld. Raadpleeg
"Reservesleutel".
Bestuurdersportier met interne
slotschakelaar
Met gebruik van de slotschakelaar op
het bestuurdersportier kunnen alle
portieren worden vergrendeld of
ontgrendeld.A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Zorg ervoor dat u tijdens
het uitstappen de portieren niet
vergrendelt als de sleutel zich nog in het
voertuig bevindt.
Voertuigsnelheid gevoeldige
automatische portiervergrendeling
(met impactgevoelig
ontgrendelmechanisme)
Alle portieren vergrendelen automatisch
wanneer de voertuigsnelheid ongeveer
de 15 km/u overschrijdt. Bovendien
ontgrendelen alle portieren bij een harde
botsing met een ander voertuig, die
heel gevaarlijk kan zijn voor de
inzittenden. Dit is zo bedacht voor
reddingswerkzaamheden wanneer er
een onverwacht ongeluk gebeurt.
20)
31AHA10403632AHA10545333AHA105466
32
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 35 of 332
Opmerking Zelfs als het voertuig leidt
onder significante vervorming door een
botsing, etc. kan het, afhankelijk van de
locatie en hoek van de botsing, en van
de vorm en conditie van het andere
voorwerp in de botsing, zijn dat de
portieren niet ontgrendeld worden. De
graad van vervorming of schade aan
het voertuig hoeft niet persé overeen te
komen met het ontgrendelen van de
portieren.
Opmerking Deze functies worden
geactiveerd wanneer het voertuig de
fabriek verlaat. Als u deze functies wilt
activeren of deactiveren, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Ontgrendelen met de
contactschakelaar, de
motorschakelaar of de kieshendel
Alle portieren kunnen altijd worden
ontgrendeld op de volgende wijze.
Voertuigen met handgeschakelde
versnellingsbak - Als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "LOCK" wordt
gezet of de werkingsmodus in OFF is
gezet.
Voertuigen met automatische
versnellingsbak - De hendel van de
kiesschakelaar in “P” (PARK) terwijl de
werkingsmodus in ON is gezet. Of de
bedieningsmodus staat in "OFF".
Deze functies worden gedeactiveerd
wanneer het voertuig de fabriek verlaat.Als u deze functies wilt activeren of
deactiveren, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
DEAD LOCK-SYSTEEM
Het Dead Lock-systeem helpt diefstal
voorkomen. Als het Keyless
Entry-systeem of de Keyless
Operation-functie is gebruikt om alle
portieren te vergrendelen, zorgt het
Dead Lock-systeem ervoor dat het
onmogelijk is om de portieren te
ontgrendelen met de interne
slotschakelaars.
Opmerking Schakel het Dead
Lock-systeem niet in terwijl er iemand in
het voertuig aanwezig is. Als het Dead
Lock-systeem is ingeschakeld, kunnen
de portieren niet worden ontgrendeld
met de interne slotschakelaars. Als u
het Dead Lock-systeem abusievelijk
inschakelt, gebruik dan de
ontgrendelknop op de sleutel of de
Keyless Operation-functie om de
portieren te ontgrendelen.
Instelling van het systeem
1. Draai de contactschakelaar in de
stand "LOCK" en verwijder de sleutel
(voertuigen met het Keyless
Entry-systeem), of zet de
bedieningsmodus op "OFF" (voertuigen
met het Keyless Operation-systeem).
2. Stap uit het voertuig. Sluit alle
portieren.3. Druk op de vergrendelknop (A) op de
sleutel, of de vergrendel-/
ontgrendelknop (C) op het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier om alle portieren te
vergrendelen. De richtingaanwijzers
knipperen één keer.
4. Druk binnen 2 seconden opnieuw op
de knop. De richtingaanwijzers
knipperen drie keer om aan te geven
dat het Dead Lock-systeem is
ingeschakeld.
34AA0111155
35AHA106450
33
Page 36 of 332
Opmerking Als de vergrendelknop (A)
op de sleutel nogmaals wordt
ingedrukt, terwijl het Dead
Lock-systeem is ingeschakeld,
knipperen de richtingaanwijzers drie
keer om te bevestigen dat het Dead
Lock-systeem is ingeschakeld.
Het systeem uitschakelen
Als de volgende handeling is verricht,
worden alle portieren ontgrendeld en
het Dead Lock-systeem uitgeschakeld.
De ontgrendelknop (B) op de sleutel
wordt ingedrukt.
De vergrendel-/ontgrendelknop (C)
van het bestuurdersportier of voorste
passagiersportier wordt ingedrukt,
terwijl u de Keyless Operation-sleutel bij
u draagt.
Opmerking Als binnen 30 seconden na
de ontgrendeling geen portier wordt
geopend, worden de portieren
automatisch opnieuw vergrendeld en
wordt het Dead Lock-systeem weer
ingeschakeld.
Opmerking Zelfs als het niet mogelijk
is het Keyless Entry-systeem of de
Keyless Operation-functie te gebruiken
om de portieren te ontgrendelen, kan
het bestuurdersportier met de sleutel
worden ontgrendeld. Als de sleutel
wordt gebruikt om het
bestuurdersportier te ontgrendelen,
wordt het Dead Lock-systeem alleen
uitgeschakeld voor het
bestuurdersportier.Als u vervolgens alle andere portieren
wilt ontgrendelen, draai dan de
contactschakelaar naar de stand "ON"
of "ACC" of zet de bedieningsmodus
op "ON" of "ACC".
Opmerking De tijd die verstrijkt tussen
het indrukken van de ontgrendelknop
(B) op de sleutel of de vergrendel-/
ontgrendelknop van het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier en de automatische
vergrendeling, kan worden aangepast.
Neem voor meer informatie contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Opmerking Het is mogelijk de portieren
te vergrendelen en tegelijkertijd het
Dead Lock-systeem in te schakelen
door maar één keer op de
vergrendelknop (A) op de sleutel, of de
vergrendel-/ontgrendelknop van het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier te drukken. Neem
voor meer informatie contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
Het systeem testen
Open alle portierruiten en schakel het
Dead Lock-systeem in. (Raadpleeg
"Instelling van het systeem".) Reik na
inschakeling van het Dead
Lock-systeem door de ruiten in het
voertuig en stel vast dat u de portieren
niet kunt ontgrendelen met de
slotschakelaars.Opmerking Neem voor advies over het
inschakelen van het Dead
Lock-systeem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
ACHTERPORTIEREN MET
KINDERSLOT (dubbele
cabine)
A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Het kinderslot helpt voorkomen dat de
portieren abusievelijk worden geopend,
vooral met kleine kinderen op de
achterbank.
Op ieder portier is een hendel
aangebracht. Als de hendel in de
vergrendelde stand staat, kan het
portier niet met de interne handgreep
worden geopend.
36AHA101862
34
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 37 of 332
Om een met kinderslot vergrendeld
portier te openen, moet de externe
handgreep worden gebruikt. Als de
hendel in de ontgrendelde stand staat,
werkt het kinderslot niet.
21) 22) 23)
ACHTERKLEP
Openen
Trek de handgreep omhoog en doe de
achterklep omlaag.Sluiten
Doe de achterklep omhoog en sluit
hem met genoeg kracht om hem stevig
op zijn plaats te vergrendelen.
24) 25) 26) 27) 28) 29)
Omlaag laten
30) 31)
De achterklep kan in twee niveaus
omlaag worden gelaten, met
uitzondering van sommige modellen.
Om de klep naar het eerste niveau
omlaag te laten, dient u als volgt te
werk te gaan:
1 — Laat de achterklep omlaag tot de
eerste positie. Til de klep dan op tot de
weergegeven positie in de afbeelding,
terwijl u de schakel of draad (1)
vasthoudt.2 — Verwijder de draad (1) aan een
zijde, terwijl u de opening uitlijnt met de
draad met de haak (2).37AHA101875
38AHA101888
39AHA113263
40AHA113276
35
Page 38 of 332
3 — Verwijder de draad aan de andere
kant op dezelfde wijze en laat de
achterklep langzaam omlaag.
BELANGRIJK
11)Zorg ervoor dat alle portieren gesloten
zijn: rijden met niet goed gesloten portieren
is gevaarlijk.
12)Laat kinderen NOOIT zonder toezicht
achter in de auto, laat staan dat u de auto
verlaat met ontgrendelde portieren op een
plaats die gemakkelijk toegankelijk is voor
kinderen. Kinderen kunnen zich ernstig of
zelfs dodelijk verwonden. Zorg er ook voor
dat kinderen niet onverstandig handelen
13)Zorg ervoor dat u de portieren niet
vergrendelt als de sleutel zich nog in het
voertuig bevindt.14)Controleer voordat u het achterportier
opent, of de passagier op de voorstoel de
veiligheidsgordel af heeft gedaan. Als u het
achterportier opent, terwijl de voorste
veiligheidsgordel nog niet is afgedaan, kan
de passagier op de voorstoel bekneld
raken door de veiligheidsgordel en ernstig
letsel oplopen.
15)Zorg er bij het sluiten van het
achterportier voor dat u niet met uw
handen of vingers tussen het portier komt.
16)Zorg ervoor dat het achterportier stevig
dicht zit, voordat u wegrijdt. Als een portier
niet goed dicht zit, gaat het
waarschuwingslampje voor een niet goed
gesloten portier branden. Als het
achterportier niet goed dicht zit, kan het
tijdens het rijden opengaan, wat kan leiden
tot ongevallen; passagiers kunnen bijv. uit
het voertuig worden geslingerd.
17)Neem het volgende in acht als u het
achterportier opent of sluit. Niet-
inachtneming kan leiden tot schade aan uw
voertuig. Open of sluit het achterportier en
het voorportier niet tegelijkertijd.
18)Open of sluit het achterportier niet als
het voorportier niet volledig openstaat.
19)Sluit het achterportier niet nadat het
voorportier is gesloten.20)Wanneer de
voertuigsnelheidsgevoelige automatische
portiervergrendeling/botsinggevoelig
ontgrendelmechanisme misschien niet
werkt in de volgende omstandigheden, laat
het voertuig dan onmiddellijk controleren bij
een Fiat Servicenetwerk. 1- Het portier
vergrendelt automatisch wanneer de
voertuigsnelheid ongeveer de 15 km/u
overschrijdt. 2 - Het portier ontgrendelt
automatisch tijdens het rijden. 3 – Zelfs als
de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" staat, gaat het
SRS-waarschuwingslampje niet branden of
blijft branden. 4 – Het SRS-
waarschuwingslampje gaat tijdens het
rijden branden. 5 - Het centrale
portiervergrendelingssysteem is stuk.
21)Als een kind op de achterbank wordt
vervoerd, gebruik dan het kinderslot om te
voorkomen dat een portier abusievelijk
wordt geopend en een ongeval wordt
veroorzaakt.
22)Als bij ingeschakeld kinderslot en de
hiervoor beschreven vergrendelingswijze
de binnenhandgreep van een achterportier
wordt bediend, lukt het niet om het portier
te openen, om het portier te openen moet
de handgreep aan de buitenkant gebruikt
worden. Bij inschakeling van de
noodvergrendeling wordt de knop van de
centrale portiervergrendeling/ontgrendeling
niet buiten werking gesteld.
23)Gebruik dit systeem altijd wanneer er
kinderen worden vervoerd. Controleer na
inschakeling van het kinderslot bij beide
achterportieren of het slot daadwerkelijk is
ingeschakeld door aan de handgreep aan
de binnenzijde van de portieren te trekken.
41AHA112934
36
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 39 of 332
24)Ga tijdens het laden en lossen van
bagage niet achter de uitlaatpijp staan. De
hitte van de uitlaatpijp kan leiden tot
brandwonden.
25)Zorg ervoor dat uw vingers niet tussen
de achterklep komen.
26)Leg geen gewicht op de achterklep.
27)Zorg ervoor dat de achterklep stevig
dicht zit, voordat u wegrijdt. Als de
achterklep opengaat tijdens het rijden,
kunnen de voorwerpen in de bagageruimte
eruit vallen en op de weg terechtkomen.
28)Als het dead lock systeem is
ingeschakeld, dan is het niet meer mogelijk
om de portieren vanuit het interieur te
openen. Controleer daarom, voordat het
voertuig wordt verlaten, of er niemand
meer aan boord is. Wanneer de batterij van
de afstandsbediening leeg is, kan het
systeem alleen worden uitgeschakeld door
de metalen baard van de sleutel in beide
portiersloten te steken en te draaien, zoals
hiervoor is beschreven: in dit geval blijft het
systeem alleen op de achterdeuren
ingeschakeld.
29)Dit veerbelaste systeem heeft
inschakelingskrachten die ontwikkeld zijn
voor optimaal comfort. Bij een botsing of
een windstoot kunnen de veren loshaken
waardoor de deuren plots kunnen
dichtvallen.
30)Op voertuigen met achterbumper, dient
u de achterklep niet omlaag te laten omdat
de achterklep dan kan beschadigen.
31)Sluit nooit de achterklep als de schakel
of draad niet vastzit.STOELEN
STOELVERSTELLING
Stel de bestuurdersstoel dusdanig af
dat u comfortabel zit, goed bij de
pedalen, het stuurwiel, de schakelaars,
enz. kunt, en altijd goed zicht hebt.
32) 33) 34) 35) 36) 37) 38) 39) 40) 41) 42) 43) 44) 45)
10)
VOORSTOELEN
Handmatig
1 — Voor- of achterwaarts verstellen:
Trek de hendel omhoog, zet de stoel in
de gewenste stand en laat de hendel
weer los.
2 — Rugleuning kantelen: Trek de
hendel omhoog, leun tot de gewenste
stand naar achteren en laat de hendel
weer los.3 — Hoogte van het stoelkussen
verstellen (alleen aan de
bestuurderszijde van de anderhalve en
dubbele cabine): Draai aan de knop en
zet het stoelkussen op de gewenste
hoogte.
Elektrisch (waar aanwezig)
1 — Voor- of achterwaarts verstellen:
Bedien de schakelaar zoals
aangegeven door de pijlen en zet de
stoel in de gewenste stand.
2 — Rugleuning kantelen: Bedien de
schakelaar zoals aangegeven door de
pijlen en zet de rugleuning in de
gewenste stand.
3 — Hoogte van de stoel verstellen:
Bedien de schakelaar zoals
aangegeven door de pijlen en zet de
stoel op de gewenste hoogte. Als de
volledige schakelaar wordt bediend,
beweegt de gehele stoel.
42AHA105626
43AHA105639
37
Page 40 of 332
4 — Hoek van het stoelkussen
verstellen: Bedien de schakelaar zoals
aangegeven door de pijlen en zet het
stoelkussen in de gewenste hoek.
Opmerking Bedien de schakelaar met
draaiende motor, om te voorkomen dat
de accu leegraakt.
Passagiersstoel (enkele cabine en
dubbele cabine)
Klap de rugleuning van de
passagiersstoel naar voren, om
toegang te krijgen tot de
gereedschapskist (enkele cabine).
Raadpleeg "Gereedschap, krik en
krikhandgreep". Trek aan de band en
klap de rugleuning naar voren.
Trek aan de band, leun tot de gewenste
stand naar achteren en laat de band
weer los, om de rugleuning naar
achteren te kantelen.Verwarmde stoelen
De stoelverwaming kan worden
bediend met de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON". Bedien
de schakelaar zoals aangegeven door
de pijlen. Het indicatielampje (A) brandt,
zolang de verwarming aanstaat.
1. (HI) — Verwarming hoog (voor snelle
verwarming). 2. Verwarming uit.
3. (LO) — Verwarming laag (om de
stoel warm te houden).
46)
11) 12) 13) 14) 15) 16)
ACHTERBANK
(anderhalve en dubbele
cabine)
Als iemand in het midden van de
achterbank zit, stel de hoogte van de
hoofdsteun dan dusdanig af dat deze
op zijn plaats vastklikt. Raadpleeg
"Hoofdsteunen".
De rugleuning naar voren klappen
(dubbele cabine)
Trek de band bovenop de rugleuning
omhoog en klap de rugleuning naar
voren.
44AHA105642
45AHA106216
46AHA102999
38
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG