FIAT FULLBACK 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2017Pages: 332, PDF Size: 10.46 MB
Page 61 of 332

Als de ruitenwissers niet werken,
ondanks dat het regent.
Opmerking De ruitenwissers kunnen
automatisch worden geactiveerd als er
insecten of vreemde voorwerpen op de
regensensor op de voorruit zitten of als
de voorruit bevroren is. Als er
voorwerpen op de voorruit geplakt
zitten en de ruitenwissers die niet
kunnen verwijderen, stoppen de
ruitenwissers met wissen. Zet de
hendel in de stand "LO" of "HI" om de
ruitenwissers weer te gebruiken. Ook
kunnen de ruitenwissers automatisch
worden ingeschakeld door fel direct
zonlicht of elektromagnetische golven.
Zet de hendel in de stand "OFF" om de
ruitenwissers uit te schakelen.
Opmerking Raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk, als de voorruit wordt
vervangen of het glas rondom de
sensor wordt verstevigd.
De gevoeligheid van de
regensensor aanpassen
Met de hendel in de stand "AUTO"
(regensensor) kan de gevoeligheid van
de regensensor worden afgesteld door
knop (B) te draaien.+— Gevoeliger voor regen
-— Minder gevoelig voor regen
De volgende functies kunnen worden
geactiveerd:
De automatische werking
(regendruppelgevoelig) kan worden
veranderd in een intermitterende
werking (voertuigsnelheidsafhankelijk).
De automatische werking
(regendruppelgevoelig) kan worden
veranderd in een intermitterende
werking (behalve
voertuigsnelheidsafhankelijk). Wendt u
voor nadere informatie tot het Fiat
Servicenetwerk.Mistfunctie
Beweeg de hendel in de richting van de
pijl en laat hem weer los, om de
ruitenwissers één keer te activeren.
Gebruik deze functie als u door mist of
motregen rijdt. Als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC"
staat, werken de ruitenwissers maar
één keer als de hendel naar de stand
"MIST" wordt bewogen en weer wordt
losgelaten. De ruitenwissers werken
constant zolang de hendel in de stand
"MIST" staat.
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" staat,
werken de wissers eenmaal als de
hendel naar de stand "AUTO" wordt
bewogen en de knop (C) in de richting
van de "+" wordt gedraaid.
94AA0068217
95AG0002332
59
Page 62 of 332

Ruitensproeier
Als u de hendel naar u toe trekt, wordt
ruitensproeiervloeistof op de voorruit
gesproeid. Terwijl de
ruitensproeiervloeistof op de voorruit
wordt gesproeid, worden de
ruitenwissers verschillende keren
automatisch ingeschakeld. Als het
voertuig is uitgerust met
koplampsproeiers en de koplampen
aanstaan, worden de koplampsproeiers
eenmaal geactiveerd als de
ruitensproeier wordt geactiveerd.Schakelaar koplampsproeiers
De koplampsproeiers kunnen worden
bediend als de bedieningsmodus op
"ON" of "ACC" staat en de
lampschakelaar in de stand
staat.
Druk eenmaal op de knop en de
sproeiervloeistof wordt op de
koplampen gesproeid.Opmerking Als de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" of "ACC"
staat en de koplampen aan zijn, wordt
de koplampsproeier de eerste keer dat
aan de hendel voor de ruitensproeier
wordt getrokken om de ruitensproeier
te activeren, eenmaal geactiveerd.
Voorzorgsmaatregelen die moeten
worden getroffen bij gebruik van de
ruitenwissers en -sproeiers
Als de beweging van de
ruitenwissers halverwege een slag
wordt geblokkeerd door ijs of andere
aanslag op het glas, kan de werking
van de ruitenwissers tijdelijk gestaakt
worden om te voorkomen dat de motor
oververhit raakt. Zet in dit geval het
voertuig op een veilige plaats stil, zet de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "OFF" en
verwijder het ijs of de andere aanslag.
Controleer de ruitenwissers voordat ze
weer gebruikt worden, aangezien de
ruitenwissers weer gaan werken, zodra
de motor van de ruitenwissers is
afgekoeld.
Gebruik de ruitenwissers niet als de
ruit droog is. Hierdoor kan het
glasoppervlak krassen oplopen en
kunnen de wisserbladen vroegtijdig
slijten.
96AA007595897AG0009285
98AHA113797
60
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 63 of 332

Controleer voordat u de ruitenwissers
bij koud weer gebruikt, of de
wisserbladen niet aan het glas
vastgevroren zitten. Als de ruitenwissers
gebruikt worden terwijl de wisserbladen
aan het glas vastgevroren zitten, kan de
motor doorbranden.
Probeer de ruitensproeier niet langer
dan 20 seconden onafgebroken te
gebruiken. Schakel de ruitensproeier
niet in als het vloeistofreservoir leeg is.
Hierdoor kan de motor doorbranden.
Controleer regelmatig het peil van de
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
en vul indien nodig bij.
Voeg bij koud weer een aanbevolen
sproeieroplossing toe, waardoor de
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
niet bevriest. Doet u dit niet dan kan de
ruitensproeier stoppen met werken en
kunnen de onderdelen van het systeem
beschadigen.
BELANGRIJK
63)Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwissers niet meer werken,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.64)Eventuele waterstrepen kunnen de
ruitenwissers onnodig doen inschakelen.
65)Als de ruitensproeier bij koud weer
gebruikt wordt, kan de
ruitensproeiervloeistof die tegen de ruit
wordt gesproeid, bevriezen en het zicht
belemmeren. Verwarm de ruit met de
achterruitverwarming voordat de
ruitensproeiers worden gebruikt.
66)Met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" en de hendel in
de stand "AUTO", kunnen de ruitenwissers
in de onderstaande situaties automatisch
worden geactiveerd. Als uw handen
bekneld raken, kan dit leiden tot letsel of
defecte ruitenwissers. Zorg ervoor dat de
contactschakelaar in de stand "LOCK"
staat of zet de bedieningsmodus op "OFF",
of zet de hendel in de stand "OFF" om de
regensensor uit te schakelen: als het
buitenoppervlak van de voorruit wordt
gereinigd, en u de regensensor raakt of
met een doek reinigt; als u een
automatische wasstraat gebruikt; als een
fysieke schok op de voorruit of op de
regensensor plaats heeft.
BELANGRIJK
21)Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wastunnel.
AIRCONDITIONINGS-
SYSTEEM
Luchtroosters
1 — Middenrooster
2 — Zijrooster
Opmerking Plaats geen dranken op het
instrumentenpaneel. Als spetters in de
ventilatoren van de airconditioning
terechtkomen, kan het systeem
beschadigen.
Afstellingen van de luchtstroom en
stroomrichting
Middenroosters
Beweeg de knop (1) om de
luchtstroomrichting af te stellen.
Beweeg de knop (1) zover mogelijk
naar binnen om het luchtrooster te
sluiten.
99AHA106492
61
Page 64 of 332

A — dicht
B — open
Zijroosters
Beweeg de knop (A) om de
luchtstroomrichting af te stellen.
Beweeg de knop (A) zover mogelijk
naar buiten om het luchtrooster te
sluiten.
A — dicht
B — openOpmerking Op voertuigen met
airconditioning zou de koele lucht als
damp uit de luchtroosters kunnen
komen. Dat komt doordat vochtige
lucht plotseling wordt gekoeld door de
airconditioning. Dit trekt even later weer
weg.
Opmerking Mors geen dranken, enz. in
de luchtroosters. Dit zou nadelige
gevolgen kunnen hebben voor de
werking van de airconditioning.
Modusselectie
Draai aan de modusselectieschakelaar,
om de stand en de hoeveelheid lucht
die uit de luchtroosters komt, te
wijzigen (raadpleeg
"Modusselectieschakelaar"). Druk op
voertuigen met een airconditioning met
automatische klimaatregeling op de
MODE-schakelaar of de
achterruitverwarmingsschakelaar
(raadpleeg "MODE-schakelaar" en
"Achterruitverwarmingsschakelaar").
In de volgende afbeeldingen worden de
verschillende hoeveelheden lucht
weergegeven die uit de luchtroosters
komen.
100AHA101468
101AHA101471
62
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 65 of 332

Modusselectie en luchtstroom uit luchtroosters
Gezichtsstand Voet-/gezichtsstand Voetstand
Voet-/ontwasemstand Ontwasemstand
Opmerking Voor voertuigen met het Start&Stop-systeem, beslaan de ruiten mogelijk niet tijdens het gebruik van het systeem.
Druk op de achterruitverwarmingsschakelaar als de ruiten beslaan, om de ruiten schoon te maken.
63
Page 66 of 332

Verwarming /
handmatige
airconditioning
De verwarming / airconditioning kan
alleen worden gebruikt, als de motor
draait.
2)
22)
Bedieningspaneel
1. Modusselectieschakelaar
2. Achterruitverwarmingsschakelaar
3. Ventilatorsnelheidsschakelaar
4. Airconditioningsschakelaar
5. Temperatuurregelingsschakelaar
6. Luchtselectieschakelaar
Ventilatorsnelheidsschakelaar
Selecteer de ventilatorsnelheid door de
ventilatorsnelheidsschakelaar rechts- of
linksom te draaien.
Als de schakelaar naar rechts wordt
gedraaid, neemt de ventilatorsnelheid
geleidelijk toe.Temperatuurregelingsschakelaar
Draai de
temperatuurregelingsschakelaar
rechtsom voor warmere lucht. Draai de
schakelaar linksom voor koelere lucht.
Opmerking Zolang de temperatuur van
de motorkoelvloeistof laag is, is de
temperatuur van de lucht die uit de
verwarming komt, zelfs als u de
schakelaar op warme lucht hebt gezet,
koel/koud tot de motor is opgewarmd.Modusselectieschakelaar
Draai de modusselectieschakelaar om
de plaats waar de lucht uit de
luchtroosters stroomt, te wijzigen
(raadpleeg "Modusselectie").
24)
Opmerking Als de
modusselectieschakelaar tussen de
standen
enstaat, stroomt de
lucht hoofdzakelijk door het bovenste
gedeelte van het interieur. Als de
modusselectieschakelaar tussen de
standen
enstaat, stroomt de
lucht hoofdzakelijk door de beenruimte.
Opmerking Als de
modusselectieschakelaar tussen de
standen
enstaat, stroomt de
lucht hoofdzakelijk door de beenruimte.
Als de modusselectieschakelaar tussen
de standen
enstaat, stroomt de
lucht hoofdzakelijk naar de voorruit en
de portierruiten.
107AHA106694
108AHA101497
109AHA106708
110AHA104342
64
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 67 of 332

Luchtselectieschakelaar
Gebruik de luchtselectieschakelaar om
de luchtselectie te veranderen.
Buitenlucht wordt in het
interieur geblazen.
De lucht in het interieur wordt
gerecirculeerd.
25)
Opmerking Gebruik onder normale
omstandigheden de stand(buiten)
om de voor- en zijruiten schoon te
houden en condens of ijs van de
voorruit te verwijderen. Gebruik de
stand
(recirculatie), als een hoge
koeltemperatuur gewenst is of als de
buitenlucht stoffig of anderszins
verontreinigd is. Schakel regelmatig
naar de stand
(buiten) voor meer
ventilatie, zodat de ruiten niet beslaan.Airconditioningsschakelaar
Druk op de schakelaar om de
airconditioning in te schakelen;
indicatielampje (A) gaat branden.
Druk opnieuw op de schakelaar om de
airconditioning uit te schakelen.
Het airconditioningssysteem
bedienen
De selectieschakelaars en -hendels
voor uw doeleinden worden
weergegeven in de afbeelding.Verwarming
Opmerking Zet de ventilatorsnelheid op
stand 3 voor maximale warmte.
Verkoelen (handmatige
airconditioning)26)
111AHA106711
112AHA106724
113AH3100519
114AH3100522
65
Page 68 of 332

Combinatie van onverwarmde en
verwarmde lucht
Ontwasemen van de voor- en
portierruiten
67)
Normaal ontwasemenSnel ontwasemen
Opmerking Richt de luchtstroom van
de zijroosters voor een effectieve
ontwaseming naar de portierruiten.
Zet de temperatuurregelingsschakelaar
niet op de maximale koelstand. De
koele lucht blaast tegen de ruiten en
voorkomt condensvorming.
Introductie van buitenlucht
115AH3100535
116AH3100548
117AH3100551
118AH3100564
66
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 69 of 332

AIRCONDITIONING MET AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING
(indien aanwezig)
De airconditioning kan alleen worden gebruikt, als de motor draait.
22)
Automatische klimaatregeling
1. Temperatuurregelingsschakelaar 2. Airconditioningsschakelaar 3. MODE-schakelaar 4. Ventilatorsnelheidsschakelaar
5. Luchtselectieschakelaar 6. Achterruitverwarmingsschakelaar 7. AUTO-schakelaar 8. Achterruitverwarmingsschakelaar
9. OFF-schakelaar 10. Temperatuurweergave 11. Aanduiding airconditioning 12. Modusselectieweergave
13. Ventilatorsnelheidsweergave
119AH1100300
67
Page 70 of 332

Automa0tische dual-zone klimaatregeling
1. Temperatuurregelingsschakelaar bestuurderszijde (voertuigen met linkse besturing) — Temperatuurregelingsschakelaar
passagierszijde (voertuigen met rechtse besturing) 2. Airconditioningsschakelaar 3. Ventilatorsnelheidsschakelaar
4. MODE-schakelaar 5. Temperatuurregelingsschakelaar passagierszijde (voertuigen met linkse besturing) —
Temperatuurregelingsschakelaar bestuurderszijde (voertuigen met rechtse besturing) 6. Luchtselectieschakelaar
7. Achterruitverwarmingsschakelaar 8. AUTO-schakelaar 9. Achterruitverwarmingsschakelaar 10. OFF-schakelaar
11. Temperatuurweergave bestuurderszijde (voertuigen met linkse besturing) — Temperatuurweergave passagierszijde
(voertuigen met rechtse besturing) 12. DUAL-aanduiding 13. Modusselectieweergave 14. Temperatuurweergave
passagierszijde (voertuigen met linkse besturing) — Temperatuurweergave bestuurderszijde (voertuigen met rechtse besturing)
15. Aanduiding airconditioning 16. Ventilatorsnelheidsweergave
120AA1008694
68
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG