Hyundai H-1 (Grand Starex) 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 111 of 247

2
INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
45
Het luchtfilter bevindt zich in het inlaatluchtkanaal achter hetruitensproeierreservoir. Het voorkomt dat vervuilde lucht de auto binnendringt. Voor het vervangen van het filter vande airconditioning, zie pagina 8-14.
LET OP:
o Vervang het filter elke 15.000 km of eenmaal per jaar. Als de auto onder zware omstandigheden, zoals stoffige of slechte wegen, wordt gebruikt, moet het luchtfilter vaker wordengecontroleerd en vervangen.
o Als de luchtstroom plotseling
sterk afneemt, moet het door eenHyunday dealer worden gecontroleerd.
!

Page 112 of 247

2INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
46STEREO GELUIDSINSTALLATIE
Bergen
Gebouwen
Belemmerd gebied
FM radiostation
ijzeren bruggenOnbelemmerd gebied
FM signalen worden met een hoge frequentie uitgezonden en volgen hierbij niet het aardoppervlak. Daaromontstaat bij FM uitzendingen op een relatief korte afstand van het radiostation vervorming. Bovendienondervinden FM signalen nadelige invloeden door gebouwen, bergen of andere obstakels. Dit kan eengeluidsweergave tot gevolg hebben waardoor u veronderstelt dat uw geluidsinstallatie niet in orde is. Devolgende condities zijn normaal en duiden niet op een storing:
radiostation, andere krachtige stations of de aanwezigheid van gebouwen,bruggen of grotere obstakels in het desbetreffende gebied.
SR010A1-FX (Indien gemonteerd) De werking van een autoradio
FM-ontvangst Ionosfeer
AM en FM radiosignalen worden door het radiostation uitgezonden. Deze signalen worden ontvangen door de radioantenne op het spatscherm vanuw wagen. Dit signaal wordt dan ontvangen door de radio en doorgestuurd naar de luidsprekers.Als een krachtig radiosignaal uw wagen bereikt zorgt de moderne techniek van uw geluidsinstallatie voor een hogekwaliteit van de geluidsweergave. In sommige gevallen is het ontvangen signaal echter niet krachtig en helder.Dit kan worden veroorzaakt door bijvoorbeeld de afstand tot het
B750A01L AM-ontvangst
Ionosfeer
B750A02L
B750A03L
In het algemeen is de ontvangst van AM signalen beter dan van FM signalen. Dit komt doordat AMradiogolven met een lage frequentie worden uitgezonden. Deze lange golven met een lage frequentie volgenhet aardoppervlak en verplaatsen zich niet recht in de atmosfeer. Bovendien ontwijken ze obstakels zodat over hetalgemeen een betere signaal- weergave het gevolg is. Daarom kan een AM uitzending over een grotereafstand dan een FM uitzending worden ontvangen.

Page 113 of 247

2
INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
47
B750B02Y-AXT Gebruik van een mobiele telefoon of radiozender Bij gebruik van een mobiele telefoon in de auto kan de audio-apparatuurstorende geluiden voortbrengen. Dit betekent niet dat er iets verkeerd is met de audio-apparatuur. In dat gevalmoet de mobiele telefoon op een zo groot mogelijke afstand van de audio- apparatuur worden gebruikt.
!
LET OP:
Bij gebruik van een mobiele telefoon of een radiozender in de auto, moet een afzonderlijke antenne wordengemonteerd. Door het gebruik van een mobiele telefoon of radiozender met een interne antenne, kunnenstoringen aan de elektrische installatie van de auto worden veroorzaakt en kan de veiligewerking van de auto in gevaar komen.
o Vervorming. Tijdens het rijden kan
de afstand ten opzichte van het radiostation gewijzigd worden, hetsignaal wordt zwakker en er treedt vervorming op. In een dergelijk geval adviseren wij u op een ander enkrachtiger station af te stemmen.
o "Flutter" - Zwakke FM signalen of
grote obstakels tussen de zendenen de radio vervormen het signaal waardoor er flutter ontstaat. Deze storing kan iets worden onderdruktdoor de hoge tonen te verminderen. o Bij het zwakker worden van het FM
signaal is het mogelijk dat het signaalvan een nabij gelegen, krachtigezender op dezelfde frequentie wordt ontvangen. Dit komt omdat uw radio is ontworpen om op het sterkste signaalaf te stemmen. In dit geval adviseren wij u een andere zender op te zoeken.
o Als radiosignalen vanuit diverse
richtingen worden ontvangen heeft ditvervorming tot gevolg. Dit kan worden veroorzaakt door een direct en eengereflecteerd signaal van hetzelfde station of door signalen van twee sta- tions met dicht bij elkaar liggendefrequenties. In dit geval adviseren wij u op een andere zender af te stemmen.
B750A04L
B750A05L

Page 114 of 247

2INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
48
B850A01F-AXT Juiste behandeling Behandel de CD zoals aangegeven. Laat de CD niet vallen. Houd de CD zodanig vast dat geen vingerafdrukkenop het oppervlak komen. Als de CD bekrast is kan de CD overslaan bij het afspelen. Plak geen stickers, papier ofplakband op de CD. Schrijf niet op de CD. Beschadigde CD Speel geen beschadigde, vervormde of gebroken CD's af. Hierdoor kanernstige beschadiging van het afspeelmechanisme optreden. Opslaan Berg de CD's, als ze niet gebruikt worden, op in hun originele doosjes enleg ze op een koele, stofvrije plaats uit de zon. Pak de CD niet met de hand vast terwijlde lade in het apparaat wordt getrokken. Trek de speler niet uit het dashboardvlak nadat een CD is aangebracht of de uitwerptoets is ingedrukt. Als de speler wordt verwijder voordat eenhandeling volledig is uitgevoerd kan de CD beschadigd raken. Probeer geen CD aan te brengen alsde speler uit het dashboard is verwijderd of de voedingsspanning is uitgeschakeld.
BEHANDELING VAN DE CD'S
B850A01L
!WAARSCHUWING:
Gebruik geen autotelefoon tijdens het rijden; parkeer de auto op een veilige plaats bij gebruik van een autotelefoon.

Page 115 of 247

2
INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
49
B850A02L
Houd uw CD's schoon Vingerafdrukken, stof en vuil op het oppervlak van de CD's kunnen overslaan tijdens het afspelen veroorzaken. Veeg het oppervlakschoon met een schone zachte doek. Als het oppervlak ernstig vervuild is, kan het worden schoongemaakt meteen schone zachte doek die is bevochtigd met een mild, neutraal oplosmiddel. Zie de afbeelding.
ONDERHOUD VAN DE CASSETTETAPES
HSRFL860
SR040B1-FX
Een juiste behandeling van de cassettetapes verlengt de levensduur en verhoogt uw luisterplezier. Stel uwtapes niet bloot aan direct zonlicht, extreme koude of stoffige omstandigheden. Bewaar de cassettesaltijd in hun doosjes. Onder extreem hoge of lage temperaturen moet worden gewachttot het interieur tot een normale waarde is opgewarmd resp. Afgekoeld voordat u een tape afspeelt. Neem de cassetteuit het toestel als hij niet wordt gebruikt. Dit voorkomt beschadigingen aan de cassettespeler en de cassettetape. Wij adviseren dringend het gebruikvan C-60 cassettes (60 minutenspeelduur). De C-120 of C-180 cassettetape is extreem dun waardoor deze in het mechanisme kan vastlopen.
o Het label op de cassette mag niet
los zitten, omdat dit het uitwerpen van de cassette bemoeilijkt.
o Raak de tape niet aan en let er tevens op dat de tape niet vochtigwordt.
o Houd alle magnetische voorwerpen zoals elektromotoren, luidsprekersof transformators uit de buurt van uw cassettetapes en cassettespeler.
B860A01L

Page 116 of 247

2INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
50
o Na verloop van tijd zet zich op de
weergavekop, de capstan en de geleidingen vuil af hetgeen van invloed is op de geluidskwaliteit. Hierdoor kan bijvoorbeeld een"zwevend" geluid ontstaan. Maak daarom éénmaal per maand gebruik van een reinigingscassette of vanspeciaal daarvoor verkrijgbare produkten. Volg hierbij de gebruiksaanwijzing van de fabrikantstrikt op. De onderdelen van de cassettespeler mogen niet worden gesmeerd.
o Controleer altijd of de tape strak ligt voordat hij in de cassettespeler wordtaangebracht. Is dit niet het gevalsteek dan een potlood in de spoelopening en draai de cassettetape strak. N.B.: Controleer alvorens de cassette aan te brengen of de band strak op de spoelen zit. Als dit niet zo is, trek hem dan strakdoor een van de spoelen met een potlood of een vinger te verdraaien. Breng de cassette niet aan als hetlabel loszit, omdat het mogelijk is dat dit het aandrijfmechanisme blokkeert als wordt geprobeerd decassette te verwijderen. Zorg ervoor dat cassettes niet worden blootgesteld aan hogetemperaturen of een hoge vochtigheid, bijv. bovenop het dashboard of in het toestel.
Weergavekop
WattenstaafjeB860A02L
B860A03L
o Bewaar de cassettes op een koele
en droge plaats met de open zijde naar beneden gekeerd zodat wordt voorkomen dat stof binnendringt.
o Voorkom het herhaald snel
terugspoelen voor het opnieuwweergeven van een bepaald muziekgedeelte. Dit kan op den duurhet slecht opspoelen van de cas- sette tot gevolg hebben en ook van invloed zijn op de geluidsweergave.Soms kan dit worden gecorrigeerd door de tape enkele malen geheel op- en af te spoelen. Als dit niet hetgewenste resultaat oplevert, mag de cassette niet meer worden gebruikt.

Page 117 of 247

2
INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
51ANTENNE
SR050B1-FX Handbediende antenne De wagen is voorzien van een handbediende roestvrijstalen antenne voor het ontvangen van zowel AM als FM signalen. Trek de antenne uit zoalsop de afbeelding wordt aangegeven. N.B.: Let erop dat de antenne geheel is ingeschoven voordat u een automatische wasinstallatie of een lage ruimte binnenrijdt. B870C02P
Wanneer een cassette erg koud ofwarm is, moet worden gewacht totdeze weer de normale temperatuur heeft bereikt alvorens hem in het toestel aan te brengen.
YB790B2-AX Elektrische antenne (Indien aanwezig)
De antenne zal automatisch omhoog komen zodra de radio wordt aangezet, en de contact sleutel op "ON" of "ACC" staat. De antenne zal automatisch teruggaan als de radio wordt uitgezet, of het contactslot op "LOCK" wordt gezet. B870B02P

Page 118 of 247

2INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
52
!
LET OP:
o Voordat u de radio aanzet zorg ervoor dat niemand door de antenne gewond kan raken.
o Zorg ervoor dat de antenne is ingeduwd als de auto door eenwasstraat gaat of onder een laagvoorwerp doorrijdt.
o Houd de antenne schoon i.v.m.
gebreken voorkoming.

Page 119 of 247

3
Alvorens de motor te starten ....................................... 3-2 Veiligheidsvoorschriften M.B.T. Uitlaatgassen tijdens het starten en
rijden met het voertuig .............................................. 3-2
Start-/contactslot met stuurslot .................................... 3-3Sleutelstanden............................................................ 3-3
Het starten van de motor ............................................. 3-5
Handgeschakelde versnel-lingsbak ............................ 3-8
Automatische transmissie ......................................... 3-10
Rijden met de elektronisch geregelde dual-
range automatische transaxle ................................ 3-14
Remsysteem .............................................................. 3-16
Anti-blokkeersysteem ................................................ 3-20
Parkeerhulp systeem ................................................ 3-21
Economisch rijden ..................................................... 3-22
Bochten ..................................................................... 3-25
Rijden onder winterse omstandigheden ................... 3-25
Extra uitrusting .......................................................... 3-28
Sperdifferentieel ........................................................ 3-29
Gelimiteerd slipdifferentieel ....................................... 3-30
RIJDEN MET UW HYUNDAI
3

Page 120 of 247

3RIJDEN MET UW HYUNDAI
2
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN M.B.T. UITLAATGASSENTIJDENS HET STARTEN EN RIJDEN MET HET VOERTUIG
D010A01P-GXT
1. Adem geen uitlaatgassen (koolmonoxide) in tijdens het starten of tijdens de rit. Koolmonoxide is kleurloos en reukloos en kan bewusteloosheid en zelfs de doodveroorzaken.
2. Open alle ruiten van het voertuig en
sluit de achterdeur als u in de autouitlaatgassen ruikt. Spoor onmiddellijk de oorzaak op en laat het defect verhelpen.
3. Controleer het uitlaatsysteem regelmatig op lekkage en slechtebevestiging. Laat het uitlaatsysteemcontroleren als het uitlaatgeluid verandert of als de uitlaat iets heeft geraakt.
4. Laat de motor in een garage of afgesloten ruimte niet langer draaiendan nodig is om de motor te startenen weg te rijden. Uitlaatgassen in een afgesloten ruimte vormen een ernstig gevaar.ALVORENS DE MOTOR TE STARTEN
C020A01O-GXT Voer alvorens de motor te starten altijd de volgende controles uit:
1. Controleer de wagen op lekke
banden, olie- of koelvloeistofle- kkage of andere tekenen van mogelijke problemen.
2. Controleer of alle ruiten en lampen schoon zijn.
3. Controleer na het instappen of de handrem is aangetrokken.
4. Controleer de stand van de
achteruitkijkspiegel en de buitens-piegels en controleer of ze schoon zijn.
5. Controleer of de stoel, rugleuning en hoofdsteun in de juiste standstaan.
6. Controleer of alle portieren gesloten zijn.
7. Gesp uw veiligheidsgordel om en
controleer of alle inzittenden de veiligheidsgordel hebben omge- gespt. WAARSCHUWING: (Aleen Dieselmotor)
Om zorg te dragen voor voldoende vacuum voor de rembekrachtiging bij een koude start, is hetnoodzakelijk de motor na het starten even stationair te laten lopen.
8. Schakel verlichting en accessoires
uit die niet benodigd zijn.
9. Controleer met de contactsleutel in
de stand "ON" of de betreffendecontrolelampen branden en of er voldoende brandstof in de tankaanwezig is.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 250 next >