Hyundai H-1 (Grand Starex) 2006 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2006, Model line: H-1 (Grand Starex), Model: Hyundai H-1 (Grand Starex) 2006Pages: 247, PDF Size: 11.05 MB
Page 141 of 247

3
RIJDEN MET UW HYUNDAI
23
o Houd uw wagen in een goede conditie. Onderhoud uw wagen voor een gunstig brandstofverbruik en lagere onderhoudskosten; zie het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk5. Als uw wagen in zware omstandigheden wordt gebruikt, dan is frequenter onderhoud vereist (ziehoofdstuk 5 voor bijzonderheden).
o Houd uw wagen schoon. Voor een
maximale levensduur moet uwHyundai schoon worden gehouden en vrij van corrosieve elementen. Laat geen modder, vuil, ijs etc.aankoeken op de onderzijde van de wagen. Dit extra gewicht kan een verhoogd brandstofverbruik entevens corrosie tot gevolg hebben.
o Vervoer geen onnodige bagage.
Extra gewicht heeft een hogerbrandstofverbruik tot gevolg.
o Laat de motor niet langer stationair
draaien dan nodig is. Zet de motorbij langere wachtperiodes af. o Het is niet nodig de motor langdurig
warm te laten draaien. Zodra demotor gelijkmatig draait kunt u wegrijden. Bij zeer koud weer is het aan te bevelen de motor een ietslangere periode te laten warm draaien.
o Rijd niet met een te laag of een te hoog motortoerental. Rijdt u telangzaam in een hoge versnelling, dan heeft dit tot gevolg dat de motorte zwaar wordt belast. Schakel tijdig een lagere versnelling in. Vermijd een te hoog toerental door deaanbevolen schakelsnelheden aan te houden.
o Gebruik de airconditioning niet
onnodig. De airconditioning wordtbediend door de motor waardoor bij gebruik van de airconditioning hetbrandstofverbruik toeneemt. D170B01P-GXT (1)Snelheid Vermijd snel accelereren, bruusk optrekken en afremmen en het rijdenop topsnelheid; dit zal leiden tot een hoog brandstofverbruik. D170C01P-GXT (2)Schakelen Schakel alleen over wanneer het voertuig hiervoor de juiste snelheid heeft en het meest geschiktemotortoerental. Rijd steeds in de hoogst mogelijke versnelling. Het brandstofverbruik is in hoge mateafhankelijk van de wijze waarop met het voertuig wordt gereden, maar hangt ook van andere omstandigheden af.
Page 142 of 247

3RIJDEN MET UW HYUNDAI
24
D170D01P-GXT (3)Stadsverkeer Voortdurend optrekken en weer stoppen verhoogt het gemiddelde verbruik. Volg zoveel mogelijk routeswaar de verkeersdoorstroming het best is. Wanneer in zeer druk verkeer wordt gereden dient niet in een te lageversnelling te worden gereden, zodat hoge toerentallen worden vermeden.
D170I01P-GXT (8)Koude starts Het starten van de motor wanneer deze koud is vergt extra brandstof.Breng de motor op temperatuur door met het voertuig te rijden en niet door hem onbelast te laten warmdraaien.
D170E01P-GXT (4)Stationair draaien Ook tijdens stationair draaien van de motor wordt brandstof verbruikt. Laatde motor dus niet onnodig lang tijdens stilstand van het voertuig draaien. D170F01P-GXT (5)Hoge snelheid Hoe hoger de rijsnelheid, hoe hoger het brandstofverbruik. Zelfs wanneerhet gaspedaal maar iets minder diep wordt ingetrapt, wordt al veel brandstof bespaard. D170G01P-GXT (6)Bandenspanning Controleer de bandenspanning regelmatig. Een te lage spanning verhoogt de rolweerstand en het brandstofverbruik. Bovendien hebbente zachte banden een negatieve invloed op het weggedrag en levensduur.
D170H01P-GXT (7)Belading Rijd niet met onnodig veel bagage. Vooral tijdens gebruik in de stad wordthet brandstofverbruik door het hogere gewicht nadelig bïnvloed. Rijd ook niet met bagage op het dakindien dit niet absoluut nodig is; de hogere luchtweerstand die moet worden overwonnen betekent eenhoger verbruik.
Page 143 of 247

3
RIJDEN MET UW HYUNDAI
25RIJDEN ONDER WINTERSE OMSTANDIGHEDEN
D180A01P-GXT Motorolie Lage temperaturen hebben invloed op de starteigenschappen ten gevolge vanhet dikker worden van de motorolie. Gebruik alleen een olie met de voorgeschreven viscositeit. D180B01P-GXT Koelvloeistof motor Als de omgevingstemperatuur beneden het vriespunt daalt, is hetgevaar aanwezig dat de motor of de radiateur bevriest waardoor ernstige schade aan de radiateur/motor wordttoegebracht. Zorg er daarom voor dat de antivries concentratie voldoende is om bevriezing te voorkomen.De koelvloeistof waarmee het koelsysteem in de fabriek is gevuld biedt bescherming tegen bevriezingtot een omgevingstemperatuur van ca. -30 °C. Gebruik geen andere dan de voorgeschreven vloeistof. Deconcentratie dient voor het begin van het koude seizoen te worden gecontroleerd en eventueel te wordengecorrigeerd door antivries bij te vullen.BOCHTEN
SC160A1-FX Vermijd remmen of schakelen in bochten, vooral op natte wegen. Dit voorkomt overmatige bandenslijtage.
Page 144 of 247

3RIJDEN MET UW HYUNDAI
26
D180C01P-GXT Accu Bij lage temperatuur neemt de capaciteit van de accu af.Dit is het onvermijdelijke gevolg van de chemische en natuurkundige eigenschappen van een accu. Hierdoorlevert een koude accu, vooral als deze niet geheel is geladen, slechts een fractie van de normaal beschikbarestartstroom. Wij adviseren u de accu voor het begin van het winterseizoen door een erkende Hyundai dealer telaten controleren. Hierdoor bent u niet alleen verzekerd van een betrouwbare start, maartevens van een langere levensduur van de accu. D180D01P-GXT Ruitesproeiervloeistof Om ook bij vorst een goed zicht door de voorruit c.q. achterruit te kunnenwaarborgen, moet aan het water ruitesproeierantivries worden toegevoegd in de verhouding 1 op 1. D180E01P-GXT Ruitewisserbladen Controleer, voordat u de ruitewissers inschakelt, of de ruitewisserbladen niet zijn vastgevroren op de voor- ofachterruit. In zo'n geval moet het ijs tussen de ruit en de ruitewisserbladen eerst zijn gesmolten zodat deruitewissers vrij kunnen bewegen. D180F01P-GXT Ventilatiesleuven Zorg dat de ventilatiesleuven van de luchtinlaat achter de rechterkoplampvrij is van bladeren e.d. zodat de goede werking van het verwarmings- en ventilatiesysteem niet wordtverhinderd.SC170G1-FX Sloten tegen bevriezing beschermen Om het bevriezen van de sloten te voorkomen zijn speciale produkten bijuwdealer verkrijgbaar. Ook als een slot bevroren is, kan dit met doeltreffende middelen wordenontdooid. Soms is het mogelijk een bevroren slot te ontdooien door de sleutel te verwarmen. N.B.: Het temperatuurgebied waarin de sleutel voor de startblokkering kan worden gebruikt, bedraagt –40 °Ctot 80 °C. Als de sleutel van de startblokkering tot boven 80 °C wordt verwarmd om een bevrorenslot te openen, kan de transponder in de sleutelkop worden beschadigd.
Page 145 of 247

3
RIJDEN MET UW HYUNDAI
27
D180G01P-GXT Portiersloten Om te voorkomen dat de portiersloten bevriezen, moeten de slotcilinders,nadat het voertuig is gewassen, worden voorzien van een antivries/smering. D180H01P-GXT Parkeerrem Wanneer de buitentemperatuur beneden het vriespunt is, moet het voertuig niet met aangetrokkenparkeerrem worden geparkeerd, maar in de eerste of achteruitversnelling worden gezet. Door vocht op deremvoeringen kunnen de remtrommels en de voeringen aan elkaar vastvriezen, waardoor het onmogelijk wordt deparkeerrem te lossen. Draai, wanneer u het voertuig op een helling parkeert, de wielen naar de stoeprand enblokkeer de wielen met keggen. D180I01P-GXT Wassen van het voertuig Strooizout en anderen chemicaliën kunnen de carrosserie sterk aantasten.Het voertuig dient daarom regelmatig te worden gewassen volgens de onderhoudsvoorschriften voor decarrosserie. Laat een beschermlaag aanbrengen en laat de conserveringslaag aan devoertuigonderzijde zowel voor als na het koude seizoen door een erkende HYUNDAI dealer controleren. D180J01P-GXT Afdichtrubbers Om te voorkomen dat de afdichtrubbers van portieren, dak , etc., vastvriezen, moeten ze met siliconenvet wordeningesmeerd.
D180K01P-GXT Sneeuwbanden Voor het rijden over sneeuw en ijs wordt het gebruik van sneeuwbandenaanbevolen. Teneinde de rijstabiliteit te handhaven moeten voor alle wielen banden van dezelfde maat en methetzelfde profiel worden gemonteerd. Sneeuwbanden waarvan het profiel meer dan de helft is afgesleten, zijnniet meer geschikt om als sneeuwbanden te worden gebruikt. Gebruik geen sneeuwbanden die nietaan de specificaties voldoen. N.B.: De regels en wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwbanden verschillen van land tot land (rijsnelheid, vereist gebruik,type, etc.). Zorg dat u op de hoogte bent van de regels en volg ze op.
Page 146 of 247

3RIJDEN MET UW HYUNDAI
28EXTRA UITRUSTING
D180M02P-GXT Gedurende de winter is het aan te raden een schop of spade met een korte steel in het voertuig mee te nemen zodat u sneeuw kunt wegscheppenmocht uw voertuig vast komen te zitten. Een kleine borstel waarmee de sneeuw van de voor- en achterruit kan wordenafgeveegd is ook een handig stuk ex- tra gereedschap. LET OP: (Indien aanwezig)
In de winter is het mogelijk dat via de uitlaat van de extra verwarming in de linker voorwielkuip witte rookzichtbaar is. Dit is normaal. In geval van ernstige zwarte (of grijze) rook moet de extraverwarming door uw Hyundai dealer worden gecontroleerd. Als de motor wordt afgezet terwijlde extra verwarming in werking is, is mogelijk een fluitend geluid bij de onderzijde van de accu in demotorruimte hoorbaar. Dit geluid wordt veroorzaakt door het reinigingsproces van de extraverwarming en is normaal. Afhankelijk van de hoeveelheid brandstof in de brandstofleidingvan de extra verwarming duurt dit 1 tot 3 minuten.
!
D180L01P-GXT Sneeuwkettingen Als sneeuwkettingen vereist zijn, breng ze dan op de achterwielen aan. Gebruik alleen kettingen die ontworpen zijnvoor gebruik met het op het voertuig gemonteerde type band; het gebruik van het verkeerde type of de verkeerdemaat ketting kan schade aan het voertuig veroorzaken. Voordat u over lange stukken weg rijdtdie vrij zijn van sneeuw, dienen de kettingen te worden verwijderd om schade aan de banden te vermijden. N.B.: De wet- en regelgeving m.b.t. sneeuw-kettingen verschillen vanland tot land. Zorg dat u op de hoogte bent van de regels en volg ze op.
Page 147 of 247

3
RIJDEN MET UW HYUNDAI
29
LET OP:
o Start nooit de motor met de versnellingspook in een versnelling vooruit of de achteruit met één opgekrikt achterwiel enhet andere op de grond; hierdoor kan de auto gaan rijden.
o Als een van de achterwielen doorslaat in modder, sneeuwenz., dan is het soms mogelijk om de auto vrij te maken door hetgaspedaal dieper in te trappen; voorkom echter dat de motor doorlopend met een hoogtoerental draait. Hierdoor kan het sperdifferentieel beschadigen.
!
Met de volgende procedures kan worden vastgesteld of hetsperdifferentieel juist werkt:
(1) Plaats de auto zodanig dat een wiel
op een droog geasfalteerde ondergrond staat en het andere op ijs, sneeuw, modder enz.Rijd met de auto en controleer de werking van het sperdifferentieel. De auto mag niet vast komen tezitten als het differentieel op de juiste wijze werkt.
(2) Trap het gaspedaal geleidelijk in en trap het vervolgens, bij voldoendegrip, krachtig geheel in. Als de auto normaal accelereert, dan werkt hetdifferentieel op de juiste wijze.
SPERDIFFERENTIEEL
D190A01HR-GXT (Minibus/Bestelbus) (Indien gemonteerd) Als een sperdifferentieel aanwezig is, dan is dit alleen bij hetachterdifferentieel. De kenmerken van het sperdifferentieel zijn: Net als bij een conventioneeldifferentieel kan een wiel aan een kant van de auto met een andere snelheid draaien dan aan de andere kant als ineen bocht wordt gereden. Het verschil tussen een sperdifferentieel en een conventioneel differentieel is dat alseen wiel aan een kant van de auto geen grip meer heeft, dat dan een grotere hoeveelheid koppel op het wielaan de andere zijde wordt overgebracht, zodat er meer grip ontstaat. N.B.: Als rechtuit wordt gereden, dan werkt het sperdifferentieel als er verschil ontstaat in de draaisnelheidvan het rechter en het linker achterwiel.
Page 148 of 247

3RIJDEN MET UW HYUNDAI
30
!
GELIMITEERD SLIPDIFFERENTIEEL
D190A01P-GXT (Bedrijfswagen) (Indien aanwezig) Het eventueel gemonteerde gelimiteerd slipdifferentieel werkt alleenop de achterwielen. Het achterasdifferentieel met gelimiteerde slip werkt als volgt:Net als bij een conventioneel differentieel, kan het wiel aan een kant een andere omwentelingssnelheidhebben dan het wiel aan de andere zijde bij het nemen van bochten. Het gelimiteerd slipdifferentieel zorgt erechter bovendien voor dat, als een wiel geen grip op het wegdek meer heeft, de aandrijfkracht naar het anderewiel wordt vergroot, zodat de tractie wordt verbeterd. N.B.: Bij stilstand werkt het LSD als er tussen het rechter en het linker achterwiel een koppelverschil is van 5 - 9 kgm. Om te controleren of het gelimiteerdeslipdifferentieel correct werkt, kan alsvolgt worden gehandeld:
(1) Zet het voertuig met één wiel op
een droge, verharde weg en het andere op ijs, sneeuw, modder, of een ander glad oppervlak. Als nugoed kan worden weggereden zonder dat het voertuig vast komt te zitten, werkt het gelimiteerdslipdifferentieel correct.
(2) Druk, onder bovengenoemde
wegomstandigheden, hetgaspedaal geleidelijk in en druk het vervolgens, wanneer de tractie goed is, snel geheel in; als het voertuignu goed accelereert, is het gelimiteerde slipdifferentieel in orde. ATTENTIE:
o Start de motor nooit terwijl één van de achterwielen is opgekrikten het andere op de grond staat; hierdoor kan het voertuig naarvoren schieten.
o Wanneer één van de achterwielen
op een glad wegdek dreigt doorte slippen, kan de grip soms weer worden herwonnen door het gaspedaal verder in te drukken.Laat de motor echter niet ononderbroken met een hoog toerental doordraaien, daar dit het gelimiteerde slipdifferentieel kan beschadigen.
Page 149 of 247

4
Gereedschap en krik .................................................... 4-2 Reservewiel.................................................................. 4-4
Handelingen bij een lekke band ................................... 4-7
Wiel verwisselen ........................................................... 4-7
Als uw voertuig moet worden gesleept ...................... 4-13
Slepen ........................................................................ 4-16
Brandstofsysteem ontluchten ..................................... 4-22
Water uit brandstoffilter aftappen ............................... 4-23
Als de motor niet aanslaat ......................................... 4-24
Starten met hulpstartkabels ....................................... 4-25
Als de motor te heet wordt ......................................... 4-26
Zekeringen controleren en vervangen ....................... 4-27
Koplampen afstellen ................................................... 4-29
Vervangen van degloeila-mpen van de koplampen .. 4-30
Gloeilamp van koplamp .............................................. 4-31
Vermogen ................................................................... 4-39
Beschrijving zekeringhouder ...................................... 4-41
IN GEVAL VAN PECH
4
Page 150 of 247

44IN GEVAL VAN PECH
2
Ontluchtings- Klep
GEREEDSCHAP EN KRIK
E010A01P-GXT Zorg dat u weet waar de krik en gereedschappen zich bevinden en op welke wijze u de krik voor gebruik uit de opbergplaats kunt verwijderen,zodat u in geval van pech een eventueel benodigde reparatie zelf kunt uitvoeren.
E010B03P-GXT Opbergvakken E010C03P-GXT Gereedschp
E020A01P-GXTKRIK De krik gebruiken
De gereedschapskoffer bevindt zich in de rechter achterhoek van de bagageruimte (Minibus/Bestelbus) ofop de vloer achter de zitting (bedrijfswagen). Minibus/Bestelbus Bedrijfswagen
1. Gereedschapetui
2. Wielmoersleutel
3. Schroevedraaier
4. Sleutel reservewielhouder(Alleen bedrijfswagen) 4
Draai de knop rechtsom en verwijder de afdekking. Verwijder de bevestigingsmoer en neem de krik uit de auto.
E010B01P-2 E010C03P
E020A01P
Minibus/Bestelbus Bedrijfswagen
Borgmoer
Hefcilinder 1
2 3