Hyundai Ioniq Electric 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 401 of 566

5-56
Rijden met uw auto
Verwijder het eventueel aanwezige
vuil, sneeuw e.d en reinig de
behuizing van de lens van de
radarsensor voordat u het AEB-
systeem gebruikt.
De AEB werkt mogelijk niet goed in
een gebied (bijvoorbeeld een open
terrein) waar objecten niet wordengesignaleerd nadat het contact in
stand ON is gezet.
Breng geen vreemdevoorwerpen, zoals een
bumpersticker of
bumperbescherming aan in de
buurt van de radarsensor.
Anders kunnen de prestaties
van de radarsensor negatief
worden beïnvloed.
Houd de radarsensor en de behuizing altijd schoon en vrij
van vuil e.d.
Gebruik alleen een zachte doek voor het wassen van de auto.
Spuit geen water onder hogedruk direct op de sensor of de
behuizing van de sensor.
(Vervolg)(Vervolg)
Oefen geen onnodige kracht uit
op de radarsensor of de
behuizing van de sensor. Als de
sensor met kracht uit zijn juiste
positie wordt bewogen, werkt
het AEB-systeem mogelijk niet
goed. In dit geval wordt er
mogelijk geen
waarschuwingsmelding
weergegeven. Laat de autonakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Als het gedeelte van de voorbumper rondom de
radarsensor beschadigd raakt,
werkt het AEB-systeem mogelijk
niet goed. We adviseren u deauto te laten nakijken door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Gebruik alleen originele onderdelen om een
beschadigde sensor of
behuizing van de sensor te
repareren of te vervangen.
Breng geen verf aan op de
behuizing van de sensor.Storing in het systeem
Controleer AEB-systeem
Als de AEB niet goed werkt, gaathet waarschuwingslampje AEB
( ) branden en verschijnt er
gedurende enkele seconden een
waarschuwingsmelding. Nadat de
melding is verdwenen, gaat het
hoofdwaarschuwingslampje ( )
branden. In dat geval adviseren we
u de auto te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Als de AEB-waarschuwingsmelding wordt weergegeven, gaat mogelijk
ook het waarschuwingslampje ESC(elektronische stabiliteitsregeling)
branden.
AANWIJZING
OAE056038L

Page 402 of 566

5-57
Rijden met uw auto
5
De AEB is een aanvullend systeem dat het
gebruiksgemak voor de
bestuurder vergroot. De
bestuurder blijft zelf
verantwoordelijk voor het
bedienen van de auto.
Vertrouw niet blindelings op
het AEB-systeem. Bewaar
altijd voldoende afstand tot de
voorligger, zodat u de autoveilig tot stilstand kunt
brengen en trap indien nodighet rempedaal in om de
rijsnelheid te verlagen.
In bepaalde gevallen en onder bepaalde rijomstandigheden
wordt het AEB-systeem
mogelijk voortijdig
geactiveerd. Deze eerste
waarschuwingsmelding
verschijnt op het LCD-displayen er klinkt een
waarschuwingszoemer.(Vervolg)
(Vervolg)Ook wordt in bepaalde
gevallen de voorligger of de
voetganger mogelijk niet
gesignaleerd door de
radarsensor voor of hetcameraherkenningssysteem.
Het AEB-systeem wordt
mogelijk niet geactiveerd en
de waarschuwingsmelding
wordt niet weergegeven.
Als zich een storing voordoet
in het AEB-systeem, wordt
Autonomous Emergency
Braking niet geactiveerd, ookal werkt het remsysteemnormaal.
Als de voorligger plotseling
stopt, hebt u mogelijk minder
controle over het
remsysteem. Bewaar daarom
altijd een veilige afstand tot
uw voorligger. (Vervolg)
(Vervolg)
Het AEB-systeem kan
geactiveerd worden tijdenshet remmen en de auto kanplotseling tot stilstand
worden gebracht, waardoorlosse objecten naar de
passagiers kunnen schuiven.Zet losse objecten altijd goed
vast.
Het AEB-systeem wordt
mogelijk niet geactiveerd als
de bestuurder het rempedaalintrapt om een aanrijding te
voorkomen.
Het AEB-systeem werkt alleen
om voorliggers en
voetgangers voor de auto tesignaleren. Het AEB-systeem werkt niet
wanneer de auto achteruitrijdt. Het AEB-systeem is niet
ontworpen om andere
objecten, zoals dieren, op deweg te signaleren.(Vervolg)
WAARSCHUWING

Page 403 of 566

5-58
Rijden met uw auto
Beperkingen van het systeem
Het AEB-systeem (Autonomous
Emergency Braking) is ontworpen om
de voorligger of een voetganger op de
weg te signaleren door middel van
radarsignalen en cameraherkenning.
De bestuurder wordt gewaarschuwd
dat een aanrijding zeer waarschijnlijk
is en, indien nodig, wordt een
noodstop uitgevoerd.
In bepaalde gevallen wordt de
voorligger of de voetganger mogelijkniet gesignaleerd door de
radarsensor of de camera. In deze
gevallen werkt het AEB-systeem
mogelijk niet goed. In de volgende
situaties wordt de werking van de
AEB mogelijk beperkt en moet de
bestuurder zeer goed opletten.
Signaleren van voertuigen
De werking van de sensor wordt
mogelijk in de volgende gevallen
beperkt:
De radarsensor of camera wordtgeblokkeerd door een vreemd
voorwerp o.i.d.
Slecht weer, zoals hevige regen of sneeuw, hinderen het blikveld van
de radarsensor of camera
Elektromagnetische golven zorgen voor interferentie
De door de radarsensor ontvangen gereflecteerde signalen zijn ergonregelmatig
De herkenning door de radar/camerasensor is beperkt
De voorligger is te smal om door het cameraherkenningssysteem te
worden gesignaleerd (bijvoorbeeld
een motorfiets, fiets, enz.)
De voorligger is te breed om door het cameraherkenningssysteem te
worden gesignaleerd (bijvoorbeeld
de aanhanger van een trekker,enz.)
(Vervolg)
Het AEB-systeem signaleert
geen naderend verkeer van
links en rechts.
Wanneer de bestuurder de
zijkant van een geparkeerde
auto (bijvoorbeeld in een
doodlopende straat) nadert,kan dit niet door het AEB-
systeem worden
gesignaleerd.
Bewaar in deze gevallen altijd
voldoende afstand tot de
voorligger, zodat u de autoveilig tot stilstand kunt
brengen en trap indien nodighet rempedaal in om de
rijsnelheid te verlagen.

Page 404 of 566

5-59
Rijden met uw auto
5
Het zichtveld van de bestuurder isniet goed verlicht (te donker, te
veel reflectie of te veel tegenlicht
waardoor het zichtveld wordtgehinderd)
De voorligger heeft de achterlichten niet ingeschakeld
De helderheid van het omgevingslicht verandert
plotseling, bijvoorbeeld wanneer u
een tunnel in- of uitrijdt
De voorligger rijdt onregelmatig
De auto rijdt op een onverharde of slechte weg of op een weg met
plotselinge veranderingen inhellingshoek
De auto rijdt onder straatniveau of in een gebouw.
De auto rijdt in de buurt van gebieden met metalen
constructies, zoals bij
wegwerkzaamheden, spoorwegen,enz. - Rijden in bochten
De prestaties van het AEB-systeem
worden mogelijk beperkt bij het
rijden op een bochtige weg.
In bepaalde gevallen wordt het AEB-
systeem op een bochtige weg
mogelijk voortijdig geactiveerd.
Ook wordt in bepaalde gevallen op
een bochtige weg de voorliggermogelijk niet gesignaleerd door de
radarsensor voor of het
cameraherkenningssysteem.
Bewaar in deze gevallen altijd
voldoende afstand tot de voorligger,
zodat u de auto veilig tot stilstand
kunt brengen en trap indien nodig
het rempedaal in om de rijsnelheid te
verlagen. Mogelijk herkent het AEB-systeem
bij het rijden op een bochtige weg
een voertuig op de andere rijstrook.
In dit geval alarmeert het systeem de bestuurder mogelijk onnodig en
wordt onnodig geremd.
Let tijdens het rijden altijd op de weg-
en rijomstandigheden. Trap indiennodig het rempedaal in om de
rijsnelheid te verlagen en een veilige
tussenafstand te bewaren.
Trap daarnaast indien nodig het
gaspedaal in om te voorkomen datde auto onnodig door het systeem
decelereert.
OAE056100OAE056101

Page 405 of 566

5-60
Rijden met uw auto
- Rijden op een helling
De prestaties van de AEB nemen af
bij het op- of afrijden van een helling
omdat het systeem een voorligger op
dezelfde rijstrook mogelijk niet
herkent. De AEB kan onnodig een
waarschuwingsmelding of
waarschuwingsalarm geven ofhelemaal geen
waarschuwingsmelding of
waarschuwingsalarm geven. Als de AEB na de top plotseling een
voorligger signaleert, kan er sterk
gedecelereerd worden.
Kijk altijd voor u tijdens het op- of
afrijden van een helling en trap indiennodig het rempedaal in om uw
rijsnelheid te reduceren en een veiligetussenafstand te houden.- Wisselen van rijstrook
Wanneer een voorligger van rijstrook
wisselt, wordt de auto mogelijk nietdirect door het AEB-systeem
gesignaleerd, met name wanneer de
auto plotseling van rijstrook wisselt.
Bewaar in dit geval altijd voldoende
afstand tot de voorligger, zodat u de
auto veilig tot stilstand kunt brengen
en trap indien nodig het rempedaal in
om uw rijsnelheid te verlagen.
Wanneer u in langzaam rijdend en
stilstaand verkeer rijdt en een
voorligger de rijstrook verlaat, wordt
uw nieuwe voorligger mogelijk nietdirect door het AEB-systeem
herkend. Bewaar in dit geval altijd
voldoende afstand tot de voorligger,
zodat u de auto veilig tot stilstand
kunt brengen en trap indien nodig
het rempedaal in om uw rijsnelheid
te verlagen.
OAE056103OAE056109OAE056102

Page 406 of 566

5-61
Rijden met uw auto
5
- Uw voorligger signaleren
Als uw voorligger een grote, naar
achteren uitstekende lading heeft of
een grotere bodemvrijheid heeft dan
uw auto, moet u extra goed opletten.
Mogelijk wordt de naar achteren
uitstekende lading niet door het
AEB-systeem gesignaleerd. Bewaar
in deze gevallen altijd voldoendeafstand tot het object dat het dichtst
voor u is, zodat u de auto veilig tot
stilstand kunt brengen en trap indiennodig het rempedaal in om uw
rijsnelheid te verlagen.
Signaleren van voetgangers(indien van toepassing)
De werking van de sensor wordt
mogelijk in de volgende gevallen
beperkt:
De voetganger wordt niet goed gesignaleerd door het
cameraherkenningssysteem als de
voetganger bijvoorbeeld voorover
buigt of niet volledig rechtop loopt
De voetganger beweegt zeer snel of verschijnt plotseling in het
detectiegebied van de camera
De voetganger draagt kleding die wegvalt tegen de achtergrond,
waardoor deze moeilijk door het
cameraherkenningssysteem kan
worden gesignaleerd
De buitenverlichting is te fel (bijvoorbeeld bij het rijden in fel
zonlicht of de schittering van de
zon) of te donker (bijvoorbeeld 'snachts op het platteland) Het is moeilijk om de voetganger te
signaleren en te onderscheiden
van andere objecten in de buurt,
bijvoorbeeld wanneer er een groep
voetgangers of een grote groepmensen is
Er wordt een object gesignaleerd dat een vergelijkbare vorm heeftals het menselijk lichaam
De voetganger is klein
De voetganger is lichamelijk gehandicapt
De herkenning door de sensor is beperkt
Het is moeilijk om de voetganger te detecteren en te onderscheiden
van andere objecten in de buurt,
bijvoorbeeld wanneer er een groep
voetgangers of een grote groep
mensen is.
OAE056105

Page 407 of 566

5-62
Rijden met uw auto
Informatie
In sommige gevallen wordt het AEB-
systeem mogelijk uitgeschakeld
wanneer het systeem wordt
blootgesteld aan elektromagnetische
interferentie.i
Gebruik het Autonomous
Emergency Braking-systeem
niet tijdens het slepen van een
auto. Het gebruik van hetAEB-systeem tijdens het
slepen kan de veiligheid van
uw auto of de auto die wordt
getrokken negatief
beïnvloeden
Wees uiterst voorzichtig als
uw voorligger een grote, naar
achteren uitstekende lading
heeft of een groterebodemvrijheid heeft dan uwauto. (Vervolg)
(Vervolg)
Het AEB-systeem is
ontworpen om de voorliggerte signaleren en in de gaten te
houden of om een voetgangerop de weg te signaleren door
middel van radarsignalen en
cameraherkenning. Het is niet
ontworpen om fietsen,motorfietsen of kleinere
objecten op wielen, zoals
bagagetassen, winkelwagens
of kinderwagens tesignaleren.
Probeer nooit de werking van het AEB-systeem te testen.
Anders kunt u ernstig letseloplopen.
WAARSCHUWING

Page 408 of 566

5-63
Rijden met uw auto
5
Het Lane Keeping Assist System
signaleert rijstrookmarkeringen op
de weg en assisteert de bestuurder
bij het besturen van de auto om de
auto in de juiste rijstrook te houden.
Als het systeem signaleert dat de
auto zijn rijstrook dreigt te verlaten,
wordt de bestuurder zichtbaar en
hoorbaar gewaarschuwd, terwijl
tegelijkertijd een lichte
tegenstuurkracht wordt uitgeoefend,
om te proberen te voorkomen dat de
auto buiten de rijstrook terechtkomt.
LLAA NN EE KK EEEEPP IINN GG AA SSSSIISS TT --SS YY SSTT EEEEMM (( LL KK AA SS)) (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAEE056013L Het Lane Keeping Assist-
systeem is geen vervanging
voor een veilig rijgedrag, maar
dient slechts als hulpmiddel.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om altijd de
omgeving in de gaten te houdenen het stuurwiel te bedienen.
WAARSCHUWING
Neem bij het gebruik van het
Lane Keeping Assist-systeem
(LKAS) altijd de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
Het stuurwiel wordt niet
continu bediend; als derijsnelheid te hoog is wanneer
u van rijstrook wisselt, wordt
de auto mogelijk niet door hetsysteem bediend.
Bedien het stuurwiel niet plotseling wanneer dit door het
systeem wordt bediend.
Het LKAS voorkomt dat de
bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat door de
besturing te ondersteunen.
(Vervolg)
(Vervolg)De bestuurder dient echter niet
volledig op het systeem te
vertrouwen, maar altijd zelf
controle te houden over het
stuurwiel om op de rijstrook te
blijven.
Let altijd op de wegomstandigheden en de
omgeving en wees voorzichtig
wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld, niet werkt of
een storing vertoont.
Het systeem signaleert
rijstrookmarkeringen via eencamera en bedient het
stuurwiel. Als de
rijstrookmarkeringen moeilijk
te signaleren zijn, werkt het
systeem daardoor mogelijkniet goed.
Raadpleeg "Beperkingen van het systeem".
Probeer de LKAS-camera niet te repareren en verwijder de
onderdelen ervan niet.
Plaats tijdens het rijden geen
voorwerpen op het dashboard
die licht reflecteren.
(Vervolg)
WAARSCHUWING

Page 409 of 566

5-64
Rijden met uw auto
Werking LKAS
Activeren van het LKAS:
Druk op de toets LKAS onder op het
dashboard, links van de bestuurder,
terwijl de startknop in stand ONstaat.Het controlelampje in het
instrumentenpaneel zal in eerste
instantie wit branden. Dit geeft aandat het LKAS in de status GEREEDen NIET INGESCHAKEID staat.
(Vervolg)
Bevestig geen accessoires
nabij de binnenspiegel.
Breng geen gekleurde coating
aan op de voorruit.
De werking van het LKAS kan
worden beïnvloed door
verschillende factoren,
inclusief omgevingsfactoren,
die ervoor zorgen dat de
camera de rijstroken voor u
mogelijk niet goed signaleert.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om altijdop de weg te letten en de auto
te allen tijde op de rijstrook tehouden.
Houd het stuurwiel altijd vast wanneer het LKAS is
ingeschakeld. Als u blijftrijden terwijl u het stuurwiel
niet vasthoudt nadat de
waarschuwing "Houd uwhanden op het stuur" is
gegeven, stopt het systeem
met de bediening van hetstuurwiel.
Wees altijd voorzichtig wanneer u het systeem
gebruikt.

Type A
OAEE056014■Type B
OAEE056144L

Page 410 of 566

5-65
Rijden met uw auto
5
Activeren LKAS
Het LKAS-scherm verschijnt op hetSCC/LKAS-scherm
(assistentiemodus) van het LCD-
display als het systeem wordt
geactiveerd.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen wordengesignaleerd en aan alle
voorwaarden voor activering van
het LKAS wordt voldaan, gaat het
stuurwielcontrolelampje groen
branden en verandert het
controlelampje LKAS van wit naar
groen. Dit geeft aan dat het LKAS-systeem zich in de status
ENABLED (ingeschakeld) bevindt
en dat het stuurwiel kan wordenbediend. Als het systeem een
rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van grijs naarwit.
Als het systeem de linker rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van de linker
rijstrookmarkering van grijs naarwit.
OAEE056122L Het Lane Keeping Assist System is een systeem dat
moet voorkomen dat de
bestuurder onbedoeld zijn
rijstrook verlaat. De bestuurder
moet echter niet uitsluitend op
het systeem vertrouwen, maartijdens het rijden altijd op dewegomstandigheden letten.
WAARSCHUWING ■
Rijstrookmarkering niet gesignaleerd■Rijstrookmarkering gesignaleerd
OAEE056123L/OAEE056124L

Page:   < prev 1-10 ... 361-370 371-380 381-390 391-400 401-410 411-420 421-430 431-440 441-450 ... 570 next >