Hyundai Ioniq Electric 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2017, Model line: Ioniq Electric, Model: Hyundai Ioniq Electric 2017Pages: 566, PDF Size: 44.45 MB
Page 381 of 566

5-36
Rijden met uw auto
Vehicle Stability Management (VSM)
Het Vehicle Stability Management
(VSM) is een functie van het ESC-systeem (elektronische
stabiliteitsregeling). Het helpt de autostabiel te houden bij het plotselingaccelereren of remmen op een nat,
glad of slecht wegdek waarbij de
tractie van de vier banden plotseling
sterk kan verschillen.
Werking VSM
VSM ingeschakeld
Het VSM werkt als:
De elektronische stabiliteitsregeling(ESC) geactiveerd is.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 15 km/h op bochtige
wegen.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/h bij het remmen
op een slecht wegdek.
In werking
Als u het rempedaal intrapt onder
omstandigheden waarbij de ESC
geactiveerd kan worden, kunt u
geluiden horen van het remsysteem
en kan het rempedaal gaan trillen.
Dit is normaal. Het betekent dat het
VSM in werking is getreden.
Informatie
Het VSM werkt niet wanneer:
Op een weg met een dwarshelling wordt gereden.
Achteruit wordt gereden.
Het controlelampje ESC OFF brandt.
Het waarschuwingslampje EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
( ) brandt of knippert.
i
(Vervolg)
Rijd niet harder dan de wegomstandigheden toelaten.
Het VSM-systeem voorkomt
geen ongevallen. Een te hoge
snelheid bij slechte
weersomstandigheden, een
glad of slecht wegdek kunnennog steeds leiden tot een
ernstig ongeval.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van het VSM (Vehicle
Stability Management):
Houd ALTIJD de snelheid en
de afstand tot de voorligger in
de gaten. Het VSM is geen
vervanging voor een veilig
rijgedrag.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 382 of 566

5-37
Rijden met uw auto
5
VSM uitgeschakeld
Druk op de toets ESC OFF om het
VSM uit te schakelen. Het
controlelampje ESC OFF ( ) gaat
branden.
Druk nogmaals op de toets ESC
OFF om het VSM in te schakelen.Het controlelampje ESC OFF gaatuit.Als er banden en/of velgen met
een verschillende maat onder de
auto gemonteerd zijn, kan het
ESC-systeem defect raken.
Controleer voor het vervangen
van banden of alle vier de banden
en velgen dezelfde maat hebben.Rijd nooit met de auto wanneer er
banden en velgen met een
verschillende maat zijn
gemonteerd.
Hill-Start Assist Control (HAC)
(indien van toepassing)
Een auto heeft de neiging achteruit te
rollen op een steile helling als er wordt
weggereden vanuit stilstand zolang
het gaspedaal nog niet ingetrapt is. De
HAC voorkomt dat de auto achteruitrolt door automatisch gedurende
ongeveer 2 seconden het remsysteem
te activeren. Het remsysteem wordt
automatisch gedeactiveerd zodra het
gaspedaal wordt ingetrapt.
AANWIJZING
Als het controlelampje ESC ( )
of het waarschuwingslampje
EPS ( ) blijft branden of
knippert, is er mogelijk een
storing aanwezig in het VSM-
systeem. Als het
waarschuwingslampje brandt,
adviseren we u de auto zo
spoedig mogelijk te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
De HAC wordt slechts gedurende
ongeveer 2 seconden
geactiveerd, trap daarom altijd
het gaspedaal in om vanuitstilstand helling op weg te rijden.
WAARSCHUWING
Page 383 of 566

5-38
Rijden met uw auto
Informatie
De HAC werkt niet wanneer de transmissie in stand P (parkeren) of
stand N (neutraal) staat.
De HAC werkt ook als de ESC (elektronische stabiliteitsregeling) is
uitgeschakeld. Het systeem wordt
echter niet geactiveerd als de ESC niet
normaal werkt.Goede remgewoonten
Het rijden met natte remmen kan
gevaarlijk zijn! De remmen kunnen
nat worden als de auto door een plas
rijdt of als hij gewassen wordt. De
remweg van uw auto wordt langer
als de remmen nat zijn. Ook kan deauto tijdens het remmen naar één
kant trekken als de remmen nat zijn. U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in
te trappen totdat het remsysteem
weer normaal werkt. Als het
remsysteem echter niet normaal
gaat werken, breng dan de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaatstot stilstand en neem contact op met
een officiële HYUNDAI-dealer voor
hulp.
Laat tijdens het rijden uw voet NIET
op het rempedaal rusten. Zelfs een
lichte, maar permanente pedaaldruk
kan leiden tot oververhitting van de
remmen, voortijdige slijtage en zelfs
het weigeren van de remmen.
Trap het rempedaal geleidelijk in en
verlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto op
een veilige plaats tot stilstand nadat
u voldoende vaart hebt geminderd
om veilig te kunnen stoppen.
Houd het rempedaal stevig ingetrapt als de auto stilstaat om te
voorkomen dat de auto vooruit rolt.
i
Breng voor het verlaten van de auto of het parkeren de auto
volledig tot stilstand en blijf het
rempedaal ingetrapt houden.Zet de transmissie in stand P
(parkeren), activeer de
parkeerrem en zet de startknop
in stand OFF.
Wanneer de auto wordt
geparkeerd en de parkeerrem
niet of niet goed wordt
geactiveerd, kan de auto
onbedoeld in beweging komen,
waardoor de bestuurder ofanderen letsel kunnen oplopen.
Activeer ALTIJD de parkeerrem
voordat u de auto verlaat.
WAARSCHUWING
Page 384 of 566

5-39
Rijden met uw auto
5
De rijmodus kan worden afgestemd
op de voorkeur van de bestuurder of
op de wegomstandigheden.
Het systeem gaat terug naar de
NORMAL-modus (behalve als het inde ECO-modus staat) als de auto
opnieuw gestart wordt.Informatie
Als er een probleem in het
instrumentenpaneel aanwezig is, zal
de NORMAL-modus worden
geselecteerd en kan mogelijk niet
worden overgeschakeld naar de ECO-
of SPORT-modus. De modus wijzigt in onderstaande
volgorde wanneer de toets DRIVE
MODE wordt ingedrukt.
Als de NORMAL-modus isgeselecteerd, wordt dit niet
weergegeven in het
instrumentenpaneel.
ECO-modus
De ECO-modus zorgt voor een lager
brandstofverbruik voor
milieuvriendelijker rijden.
Als de ECO-modus is geselecteerd door op de toets DRIVE MODE te
drukken, brandt het ECO-
controlelampje (groen).
Als de ECO-modus ingesteld is en de auto uitgezet wordt en weer
opnieuw gestart wordt, blijft de
rijmodusinstelling de ECO-modus.
Informatie
Het brandstofverbruik is afhankelijk
van de rijgewoonten van de
bestuurder en de toestand van de weg.
i
i
RR IIJJ MM OODDUU SSRR EEGG EELLSS YY SSTT EEEEMM (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAEE056010N ECO
NORMAL SPORT
Page 385 of 566

5-40
Rijden met uw auto
Als de ECO-modus geactiveerd is:
Is de acceleratiereactie mogelijkenigszins beperkt aangezien het
gaspedaal geleidelijker wordt
ingetrapt.
INemen de prestaties van de airconditioning mogelijk af.
IWijzigt mogelijk het schakelpatroon van de
transmissie.
De bovenstaande situaties zijn
normale omstandigheden als de
ECO-modus is geactiveerd om het
brandstofverbruik te verlagen.SPORT-modus
De SPORT-modus zorgt
voor een sportief, maar
stabiel rijgedrag.
Als de SPORT-modus is geselecteerd door op de toets
DRIVE MODE te drukken, brandt
het controlelampje SPORT (oranje).
Als de auto weer opnieuw gestart wordt, is de rijmodus weer de
Normal-modus. Als de SPORT-
modus gewenst is, kan deze weer
opnieuw geselecteerd worden metde toets DRIVE MODE.
Informatie
In de SPORT-modus kan het
brandstofverbruik toenemen.
i
Page 386 of 566

5-41
Rijden met uw auto
5
Het Blind Spot Detection-systeem
(BSD) maakt gebruik van
radarsensoren in de achterbumperom de situatie in de gaten te houden
en de bestuurder te waarschuwen
wanneer een voertuig nadert in dedode hoek.
Het systeem bewaakt het gedeelte
achter de auto en levert informatie
aan de bestuurder door middel vaneen geluidssignaal en een
controlelampje in de buitenspiegels.(1) BSD (Blind Spot Detection)
Het bereik van de Blind Spot
Detection is afhankelijk van de
rijsnelheid.
Onthoud dat als uw auto veel
sneller rijdt dan de voertuigen om
u heen, de waarschuwing niet zal
worden gegeven.
(2) LCA (Lane Change Assist)
De Lane Change Assist-functie
waarschuwt u wanneer een
voertuig met hoge snelheid
nadert vanuit een aangrenzende
rijstrook. Als de bestuurder de
richtingaanwijzer inschakelt
wanneer het systeem een
naderend voertuig signaleert, laathet systeem een geluidssignaalhoren.
(3) RCTA (Rear Cross Traffic Alert) De Rear Cross Traffic Alert-
functie houdt verkeer van links en
rechts in de gaten wanneer uw
auto achteruitrijdt. De functie
werkt wanneer de auto
achteruitrijdt met een snelheid
lager dan ongeveer 10 km/h. Als
naderend verkeer van links of
rechts wordt gesignaleerd, klinkt
er een waarschuwingszoemer.
BBLLIINN DD SS PP OO TT DD EETT EECCTT IIOO NN--SS YY SSTT EEEEMM (( BB SSDD )) (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAE056106
Dode hoek
Nadert met hoge snelheid
Houd tijdens het rijden altijd de wegomstandigheden in de
gaten en wees alert op
onverwachte situaties, zelfswanneer het Blind SpotDetection-systeem in werkingis.
Het Blind Spot Detection-
systeem (BSD) is geen
vervanging voor een juist en
veilig rijgedrag. Rijd altijd
veilig en wees voorzichtig bij
het wisselen van rijstrook of
achteruitrijden. Het Blind SpotDetection-systeem (BSD)
signaleert mogelijk niet alleobjecten naast de auto.
WAARSCHUWING
Page 387 of 566

5-42
Rijden met uw auto
BSD (Blind Spot Detection)/
LCA (Lane Change Assist)
(indien van toepassing)
Werking
Inschakelen:
Druk op de BSD-schakelaar terwijl
de startknop in stand ON staat. Het controlelampje in de BSD-
schakelaar gaat branden. Als de
rijsnelheid hoger wordt dan 30 km/h,
wordt het systeem geactiveerd.
Uitschakelen:
Druk nogmaals op de BSD-
schakelaar. Het controlelampje in de
schakelaar gaat uit.
Schakel het systeem met behulp van
de schakelaar uit wanneer het
systeem niet in gebruik is.Informatie
Als de auto wordt uitgezet en weer wordt gestart, keert het BSD-
systeem terug naar de vorige status.
Als het systeem wordt ingeschakeld, brandt er gedurende 3 seconden een
waarschuwingslampje in de
buitenspiegel. Het systeem wordt geactiveerd als:
1. Het systeem is ingeschakeld.
2. De rijsnelheid is hoger dan
ongeveer 30 km/h.
3. Er wordt een naderende auto gesignaleerd in de dode hoek.
i
■Type A
OAEE056017■Type B
OAEE056026
Page 388 of 566

5-43
Rijden met uw auto
5
Eerste waarschuwing
Als er een auto wordt gesignaleerd
binnen de grenzen die door hetsysteem zijn gesteld, zal er een
waarschuwingslampje gaan branden
Rin de buitenspiegel.
Zodra de gesignaleerde auto zich
niet langer in de dode hoek bevindt,
verdwijnt de waarschuwing
overeenkomstig de
rijomstandigheden van de auto.
OAEE056031L
■ Links
■ Rechts
OAEE056028L
■ Links
OAEE056029
■ Rechts
Tweede waarschuwing
Er klinkt in de volgende gevallen een waarschuwingszoemer om de
bestuurder te waarschuwen:
1. Er wordt door het radarsysteem een auto gesignaleerd in de dode hoek
(het waarschuwingslampje in de buitenspiegel gaat branden) EN
2. De richtingaanwijzer is ingeschakeld (aan dezelfde kant als waar de auto is gesignaleerd).
Wanneer deze waarschuwing wordt geactiveerd, gaat het
waarschuwingslampje in de buitenspiegel ook knipperen.
Als u de richtingaanwijzer uitschakelt, wordt de waarschuwingszoemer
gedeactiveerd.