Hyundai Santa Fe 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 521 of 729

573
Rijden met uw auto
- Rijden in bochten
De prestaties van de AEB nemen af bij
het rijden in een bocht. De AEB herkent
de voorligger mogelijk niet, ook al rijdt
het in dezelfde rijstrook. De AEB kan
onnodig een waarschuwingsmelding of
waarschuwingsalarm geven of helemaal
geen waarschuwingsmelding of
waarschuwingsalarm geven. Let bij het
rijden in een bocht extra goed op en trapindien nodig het rempedaal in.Bij het rijden in een bocht signaleert de
AEB mogelijk het voertuig op de andere
rijbaan. Let extra goed op en trap indien
nodig het rempedaal in. Of trap het
gaspedaal in om de rijsnelheid constant
te houden. Kijk voor uw eigen veiligheidaltijd goed om u heen.
- Rijden op een helling
De prestaties van de AEB nemen af bij
het op- of afrijden van een helling omdat
het systeem een voorligger op dezelfde
rijstrook mogelijk niet signaleert. De AEB
kan onnodig een waarschuwingsmelding
of waarschuwingsalarm geven of
helemaal geen waarschuwingsmelding
of waarschuwingsalarm geven. Als de
AEB na de top plotseling een voorligger
signaleert, kan er sterk gedecelereerd
worden. Kijk altijd voor u tijdens het op-
of afrijden van een helling en trap indiennodig het rempedaal in.
OUM054040LOUM054041LODM055052

Page 522 of 729

Rijden met uw auto
74
5
- Wisselen van rijstrook
Als een voertuig op de naastliggende
rijstrook voor u invoegt, wordt hetmogelijk niet door de AEB gesignaleerd
zolang het nog niet in het detectiebereik
van de AEB rijdt. Vooral als het voertuig
op de naastliggende rijstrook plotseling
invoegt is de kans groot dat het niet
gesignaleerd wordt. Let altijd zeer goed
op. Als de stilstaande auto voor u van
rijstrook wisselt, wordt hij mogelijk niet
gesignaleerd door de AEB. Let altijd zeer
goed op.
- Herkennen van het voertuig
Als het voertuig voor u een grote, naar
achteren uitstekende lading heeft of een
grotere bodemvrijheid heeft dan uw auto,
kan er een gevaarlijke situatie ontstaan.
OUM054043LOUM054046LODM055053

Page 523 of 729

575
Rijden met uw auto
Herkennen van voetgangers
- De voetganger is niet volledig in beeldvoor de camerasensor of de
voetganger loopt niet rechtop.
- De voetganger loopt zeer snel.
- De voetganger verschijnt plotseling voor de auto.
- De kleding van de voetganger heeft dezelfde kleur als de achtergrond.
- Er is te veel of te weinig licht buiten.
- Er wordt 's nachts of bij duisternis gereden.
- Er wordt een object gesignaleerd dat een vergelijkbare vorm heeft als het menselijk lichaam.
- De voetganger is klein.
- De voetganger is lichamelijk gehandicapt.
- Het is moeilijk de voetganger te onderscheiden van de omgeving.
- De herkenning door de sensor is beperkt.
- Er is sprake van een groep voetgangers.✽✽ AANWIJZING
Het systeem wordt mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld door sterke
elektromagnetische golven.WAARSCHUWING
Schakel de AEB uit in de modus Gebruikersinstellingen in het
LCD-display voordat u eenandere auto gaat slepen.
Bij het slepen kan activeren van
de remmen een negatieve invloed
hebben op de veiligheid van uwauto.
Let extra op als het voertuig voor u een grote, naar achterenuitstekende lading heeft of een
grotere bodemvrijheid dan uwauto.
De sensor signaleert alleen voetgangers, geen karren,
fietsen, motorfietsen, tassen of
kinderwagens.
De AEB werkt onder bepaalde omstandigheden niet. Probeer de
AEB daarom nooit uit op een
persoon of een object. Anderskan ernstig letsel ontstaan.

Page 524 of 729

Rijden met uw auto
76
5
1. Controlelampje CRUISE
2. Controlelampje CRUISE SET
De cruise control stelt u in staat een
bepaalde rijsnelheid te programmeren
die de auto vervolgens aanhoudt, zonder
dat u de voet op het gaspedaal hoeft te
houden. Dit systeem is ontworpen om bij
een snelheid van meer dan 40 km/h in
werking te treden.✽✽
AANWIJZING
 Tijdens de normale werking van de cruise control zal deze na ongeveer 3
seconden in werking treden wanneer
de toets SET wordt ingedrukt of
opnieuw wordt ingedrukt nadat
geremd is. Deze vertraging is
normaal.
 Trap, om de cruise control in te schakelen, het rempedaal ten minste
één keer in nadat u het contact in
stand ON hebt gezet of de motor hebt
gestart.
Zo controleert u of de
rempedaalschakelaar, die van belang
is voor het uitschakelen van de cruise
control, goed werkt.
CRUISE CONTROL-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Als het systeem niet wordt uitgeschakeld (controlelampje
CRUISE blijft branden) kan de
cruise control mogelijk
onbedoeld worden geactiveerd.Zet het systeem uit
(controlelampje CRUISE UIT)
wanneer de cruise control niet
gebruikt wordt.
Gebruik het cruise control- systeem alleen indien de
verkeersdrukte en de
weersomstandigheden dattoelaten.
Gebruik de cruise control nooit wanneer niet veilig met een
constante snelheid gereden kan
worden, bijvoorbeeld bij
filerijden, op gladde wegen (door
regen, ijs of sneeuw), bochtige
wegen of op bergwegen met een
hellingspercentage van meer dan6%.
Houd bij het gebruik van het cruise control-systeem de
rijomstandigheden extra in acht.
Let op bij het gebruik van het cruise control-systeem bij het
afrijden van hellingen, omdat derijsnelheid kan toenemen.OPMERKING
Schakel bij het rijden met de cruise
control bij een auto met
handgeschakelde transmissie niet naar de vrijstand zonder hetkoppelingspedaal in te trappen. De motor zal dan met een te hoog
toerental draaien. Trap, wanneer ditgebeurt, het koppelingspedaal in of zet de CRUISE met de
hoofdschakelaar.
ODMEDR2010

Page 525 of 729

577
Rijden met uw auto
Cruise control-schakelaar/CRUISE : Uit- of inschakelen cruise control-systeem.
CANCEL : Schakelt de cruise control uit.
RES+ : Hervatten of verhogen snelheid cruise control.
SET- : Hervatten of verlagen snelheid cruise control. Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de toets /CRUISE op het
stuurwiel om de cruise control in te
schakelen. Het controlelampje
CRUISE in het instrumentenpaneel
gaat branden.
2. Accelereer naar de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 40 km/h✽✽ AANWIJZING - Handgeschakelde transmissie
Bij handgeschakelde transmissies moet
u het rempedaal ten minste een keer
intrappen om de cruise control na het
starten van de motor in te schakelen.
ODMEDR2001ODMEDR2002

Page 526 of 729

Rijden met uw auto
78
5
3. Beweeg de hendel omlaag (naar SET-)
en laat hem los bij de gewenste snelheid. Het controlelampje SET zal gaan
branden. Laat op dat moment ook het
gaspedaal los. De snelheid wordt nuautomatisch aangehouden.
Op steile hellingen kan de snelheid van
de auto tijdelijk iets hoger of lagerworden.
Rijsnelheid verhogen
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar omhoog (naar RES+) en houd deze vast. De
auto zal accelereren. Laat de
schakelaar los op het moment dat de
gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar omhoog (naar RES+) en laat deze onmiddellijk
weer los. De rijsnelheid zal iedere keer
als u de combischakelaar op deze
manier omhoog beweegt (naar RES+)met 2,0 km/h toenemen. Rijsnelheid verlagen:
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar omlaag
(naar SET-) en houd deze vast. De
auto mindert geleidelijk snelheid. Laat
de schakelaar los op het moment dat
de gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar omlaag (naar SET-) en laat deze onmiddellijk
weer los. De rijsnelheid zal iedere keer
als u de combischakelaar op deze
manier omlaag beweegt (naar SET-)met 2,0 km/h afnemen.
ODMEDR2003
ODMEDR2004ODMEDR2003

Page 527 of 729

579
Rijden met uw auto
Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control:
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise
control is ingeschakeld. De cruise control
wordt niet uitgeschakeld en de
rijsnelheid die oorspronkelijk was
ingesteld blijft behouden.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Trap het rempedaal in.
Trap, in het geval van een
handgeschakelde transmissie, het
koppelingspedaal in.
Zet de selectiehendel in stand N (neutraal), indien uitgerust met een
automatische transmissie.
Druk op de toets CANCEL op het stuurwiel.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die 20 km/h lager is dan de snelheiddie in het geheugen is opgeslagen.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 40 km/h.Door deze handelingen wordt de werking
van de cruise control onderbroken (het controlelampje SET op hetinstrumentenpaneel gaat uit), maar
wordt het systeem niet uitgeschakeld.Om de cruise control weer te activerenbeweegt u de combischakelaar op het
stuurwiel omhoog (naar RES+). De cruise control keert terug naar de eerderdoor u ingestelde snelheid.
ODMEDR2005

Page 528 of 729

Rijden met uw auto
80
5
Terugkeren naar ingestelde
rijsnelheid (boven 40 km/h):
De meest recente snelheid wordt
automatisch hervat wanneer de hendel
omhoog wordt gedrukt (naar RES+). Dit
kan alleen als de ingestelde rijsnelheid
niet onderbroken is met de toets
/CRUISE en het systeem nog steeds in
werking is.
De ingestelde snelheid wordt echter niet
hervat wanneer de snelheid minder isdan 40 km/h.✽✽
AANWIJZING
Houd de wegomstandigheden in de
gaten wanneer u de hendel omhoog
beweegt (naar RES+) om de cruise
control weer in te schakelen.Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Druk op de toets /CRUISE (het controlelampje CRUISE op het
instrumentenpaneel gaat uit).
Zet het contact in stand LOCK.
In deze beide gevallen wordt het systeem uitgeschakeld. Volg de
aanwijzingen onder “Rijsnelheidinstellen” op de vorige bladzijde om de cruise control opnieuw in te schakelen.
ODMEDR2004ODMEDR2002

Page 529 of 729

581
Rijden met uw auto
U kunt de snelheidslimiet instellen
wanneer u niet harder dan een bepaalde
snelheid wilt rijden.
Als u harder rijdt dan de ingestelde snelheidslimiet, zal de ingesteldesnelheidslimiet gaan knipperen en de
zoemer klinken tot u de rijsnelheid
verlaagt tot maximaal de snelheidslimiet.
✽✽AANWIJZING
Als de snelheidslimietregeling is
ingeschakeld, kan de cruise control niet
worden geactiveerd.
Schakelaar snelheidsbegrenzer
: Uit- of inschakelen snelheids
-limietregeling.
CANCEL : Schakelt de
snelheidsbegrenzer uit.
RES+ : Hervatten of verhogen snelheid snelheidslimietregeling.
SET- : Instellen of verlagen snelheid snelheidslimietregeling. Een snelheidslimiet instellen:
1. Druk op de toets snelheidslimiet
op het stuurwiel om de snelheidslimietregeling in te
schakelen.
SNELHEIDSLIMIETREGELSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODMEDR2006ODMEDR2007

Page 530 of 729

Rijden met uw auto
82
5
Het controlelampje voor de
snelheidsbegrenzing zal gaan branden. 2. Beweeg de hendel omlaag (naar SET-).
3. Beweeg de hendel omhoog (naar
RES+) of omlaag (naar SET-) en laat
hem los bij de gewenste snelheid.
Beweeg de hendel omhoog (RES+) of
omlaag (SET-) en houd hem in die
stand vast. De snelheid wordt met 5
km/h verhoogd of verlaagd.
De ingestelde snelheidslimiet wordt in
het instrumentenpaneel weergegeven. De ingestelde snelheidsbegrenzing
wordt weergegeven.
ODMEDR2008ODM056099LODM056100L

Page:   < prev 1-10 ... 481-490 491-500 501-510 511-520 521-530 531-540 541-550 551-560 561-570 ... 730 next >