OPEL MOVANO_B 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 301 of 373

Verzorging van de auto299Voorste binnenverlichting
1. Lamphuis verwijderen met eenplatte schroevendraaier.
2. Lamp vervangen.
3. Breng het lamphuis aan.
Laadruimteverlichting
1. Lamphuis verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Kabelboomstekker van lamphuis loskoppelen.
3. Afdekking lampglas weghalen en lamp vervangen.
4. Breng het lampglas aan en sluit de kabelboomstekker aan op hetlamphuis.
5. Breng het lamphuis aan.
Verlichting voordeurplaat
1. Lamphuis verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Lamphouder linksom losdraaien. 3. Vervang de lamp en steek de lamphouder erin.
4. Breng het lamphuis aan.
Achterste binnenverlichting Lampen door een werkplaats laten
vervangen.
Verlichting handschoenenkastje Lampen door een werkplaats laten
vervangen.

Page 302 of 373

300Verzorging van de autoInstrumentenverlichting
Lampen door een werkplaats laten
vervangen.Elektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
Er zijn twee zekeringenkasten in de
auto:
● links op het instrumentenpaneel, achter het afwerkingspaneel
● in de motorruimte onder het koel‐
vloeistofexpansievatCombi
Achter een afwerkingspaneel aan de
rechterzijde van de bagageruimte,
naast de achterdeur, zit een extra
zekeringenkast.Bus
Achter het treeplankafwerkingspa‐ neel aan de rechterzijde van de baga‐
geruimte onder zit een extra zekerin‐
genkast.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en het
contact uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen aan de doorgebrande smeltdraad.
Voorzichtig
Vervang de zekering niet totdat de oorzaak van de storing is verhol‐
pen.
Het wordt geadviseerd altijd een
volledige set zekeringen mee te
nemen. Neem contact op met een
werkplaats.
Bepaalde functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Let op
Het is mogelijk dat niet alle beschre‐
ven zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn.
Raadpleeg bij een controle van de
zekeringenkast de bijbehorende
sticker.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast instrumenten‐
paneel kan een zekeringtrekker
zitten. De trekker heeft twee zijden;
elke zijde is bestemd voor een
bepaald type zekeringen.

Page 303 of 373

Verzorging van de auto301
Plaats de zekeringtrekker op de zeke‐ring en verwijder de zekering.
Zekeringenkast in
motorruimte
Onder het koelvloeistofexpansievat.
Draai de bout eruit om het koelvloei‐
stofexpansiereservoir opzij te duwen.
Schroef de vier bouten eruit om de
afdekking te verwijderen.
Maak het deksel van de zekeringen‐
kast los en verwijder het.
Bepaalde functies worden mogelijk door meerdere zekeringen beveiligd.
SymboolCircuitVVerwarmde voorruitnVerwarmings- en ventila‐
tiesysteem/airconditioningSZijverlichting rechtsTZijverlichting linksWDimlicht rechts

Page 304 of 373

302Verzorging van de autoSymboolCircuitaDimlicht links>MistlampenLGrootlicht linksNGrootlicht rechtsuABSKVoorruitwissersQPneumatische wielophan‐
ging
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Achter het bekledingspaneel. Afwer‐
kingspaneel vanaf de bovenkant lostrekken.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.SymboolCircuitSStadslicht rechtsTStadslicht linksxAircoventilator&TachograafÍVoorverwarmenZInfotainmentsysteem/
stoelverwarming/Driver
Information Center/audio‐
aansluitingen/alarmlHandsfree-aansluitingADPExtra aanpassingenPTOPTO (krachtafnemer)UVerwarmde stoelenMElektronische startbeveili‐
gingSymboolCircuitRVoorruitsproeiers,Elektrisch bediende ruiten/
carrosserieregelmodulenVerwarmbare achterruit
rechtsmVerwarmbare achterruit
linksICarrosserieregelmodule/
elektrisch bediende ruiten/ verwarmings- en ventila‐
tiesysteem/airconditioningSTOPRemlichtZCarrosserieregelmoduledInterieurverlichting/
remlichtenuABS / Elektronische stabi‐
liteitsregelingjClaxon0InterieurverlichtingORichtingaanwijzers/
mistachterlicht/carrosse‐
rieregelmoduleUCentrale vergrendeling

Page 305 of 373

Verzorging van de auto303SymboolCircuiteInstrumentenpaneel/
diagnosestekkerdVerwarmbare buitenspie‐
gels?Elektrische aansluitingÌAansteker
Zekeringenkast in
bagageruimte
Combi
Achter het afwerkingspaneel aan de
rechterzijde van de bagageruimte,
naast de achterdeur.
Klik het afwerkingspaneel met een
geschikt gereedschap, bijv. een platte schroevendraaier op de drie punten
zoals afgebeeld los en verwijder het.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.Nr.Circuit1Stand 3: extra verdamper2Stand 2: extra verdamper3Stand 1: extra verdamperBus
Achter het treeplankafwerkingspa‐
neel aan de rechterzijde van de baga‐ geruimte onder.
Klik het afwerkingspaneel met een geschikt gereedschap, bijv. een platte schroevendraaier op de drie puntenzoals afgebeeld los en verwijder het.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.

Page 306 of 373

304Verzorging van de autoNr.Circuit1Stop-start2Elektromagneet slot elektrische
schuifdeur3Signaal slot elektrische schuif‐
deur4Stand 2: ventilator verdamper
rechts5Stand 2: ventilator verdamper
links6Stand 1: ventilator verdamper
links7Verwarming links8Stand 3: ventilator verdamper
links9Ventilator condensor10Verwarming rechts11Stand 3: ventilator verdamper
rechts12Elektrische schuifdeur13Corridorverlichting14Elektrische treeplankNr.Circuit15Kinderwaarschuwingssignaal16Stand 1: ventilator verdamper
rechts
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.

Page 307 of 373

Verzorging van de auto305Boordgereedschap
Gereedschap Auto's met reservewiel
De krik, wielsleutel, adapters (om hetreservewiel te verwijderen), wieldop‐
haak en het sleepoog zijn samen
opgeborgen onder de voorstoel.
Let op
Afhankelijk van de auto kunnen er
meerdere adapters voor het afne‐
men van het reservewiel zijn.
Auto's met achterwielaandrijving:
Een hydraulische krik en een set
verlengstukken voor gebruik bij de
krik zijn ook meegeleverd.
Gebruik de afzonderlijk meegele‐
verde bouten voor het tijdelijke reser‐
vewiel. Deze mogen alleen voor het
tijdelijke reservewiel worden gebruikt.
Raadpleeg een label op het tijdelijke
reservewiel.
Wiel verwisselen 3 315.
Reservewiel 3 317.
Auto slepen 3 322.
Auto's onder reservewiel
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
U hebt toegang tot het geheel door de stoel geheel naar voren te schuiven
en de rugleuning neer te klappen.
Als er een afdekking is aangebracht,
deze iets optillen en achterwaarts
eraf schuiven.
Let op
Probeer de module niet onder de
stoel uit te halen. Kans op letsel.
Bandenreparatieset 3 311.

Page 308 of 373

306Verzorging van de autoVelgen en bandenConditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een
werkplaats inroepen.
Wij raden aan de voorwielen niet om
te wisselen met de achterwielen en
vice versa, om de rijstabiliteit te
behouden. Gebruik altijd minder
versleten banden op de achteras.
Banden
Af fabriek gemonteerde banden zijn
op het chassis afgestemd en bieden
een optimum aan rijcomfort en veilig‐
heid.Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐ turen onder 7°C de rijveiligheid endienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Aanduidingen op banden Bijv. 215/65 R 16 C 109 R215:bandbreedte in mm65:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat16:velgdiameter in inchC:bestel- of bedrijfswagen88:kengetal voor draagvermogen,
109 komt bijv. overeen met
ongeveer 1030 kgR:kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op
rijklaar gewicht met bestuurder
(75 kg) plus 125 kg nuttige last. Door
optionele uitrusting kan de topsnel‐ heid van de auto afnemen.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de zijwand van de band.
Bandenspanning De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐ ningscontrolesysteem.

Page 309 of 373

Verzorging van de auto307De bandenspanningsinformatiestic‐ker op het bestuurdersdeurframe
vermeldt de originele banden en de
bijbehorende bandenspanning.
Breng de banden altijd op de op het
label vermelde spanningswaarden.
Bandenspanningswaarden 3 333.
De voorgeschreven bandenspanning geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Pomp het reservewiel altijd op tot de
maximale bandenspanning voor de
desbetreffende bandenmaat.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de
bandenslijtage.
De bandenspanningswaarden verschillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal het type aandrijving.
2. Bepaal het bruto voertuiggewicht.
3. Bepaal de desbetreffende band.De bandenspanningstabellen
vermelden alle mogelijke banden‐ combinaties 3 333.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de banden‐
spanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op.
Bandenspanningswaarden op het
etiket bandenspanningsinformatie en
het overzicht bandenspanningswaar‐
den gelden voor koude banden,
d.w.z. bij 20 °C. Bij elke 10 °C meer neemt de spanning met zo'n 10 kPa
(0,1 bar) toe. Houd hiermee rekening
wanneer u warme banden contro‐ leert.
Rijden met een aanhanger Bij het trekken van een aanhanger
met een volledig beladen auto moet
de bandenspanning worden
verhoogd met 20 kPa/0,2 bar
(3,0 psi) en de maximumsnelheid
worden beperkt tot 100 km/u.
Rijden met een aanhanger 3 280.

Page 310 of 373

308Verzorging van de autoAchterwielaandrijving, met
dubbele achterbanden
Bij het opblazen van de buitenste
band moet de opblaasbuis tussen de
twee wielen door worden geleid.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem gebruikt radiografische en
sensortechnologie ter controle van de bandenspanningswaarden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeu‐
ring van de auto bij het gebruik van wielen zonder spanningssensoren.
De sensoren van het bandenspan‐
ningscontrolesysteem controleren de
bandenspanning en verzenden de
bandenspanningswaarden naar een
ontvanger in de auto.
Overzicht bandenspanningswaarden 3 333.
Bandenspanning te laagEen te lage bandenspanning wordt
aangegeven door het oplichten van
controlelamp w 3 104 en een bijbe‐
horend bericht op het Driver Informa‐ tion Center.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 333.
Na het op spanning brengen moet u mogelijk een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden in het
systeem bij te werken. Hierbij kan w
oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit
duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Controleer de bandenspan‐
ningswaarden van alle banden.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Monteer uitsluitend wielen met druk‐
sensoren, omdat anders w dan
enkele seconden knippert en vervol‐
gens blijft branden, samen met

Page:   < prev 1-10 ... 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 341-350 ... 380 next >