OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 101 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen99
Maateenheden instellen
Gewenste maateenheden met de pijl‐
tjestoetsen selecteren.
Graphic-Info-Display,
Color-Info-Display
Weergave van tijd, buitentempera‐
tuur en datum of informatie van het
infotainment-systeem (als dit inge‐
schakeld is) en van de elektronische
klimaatregeling (ECC).
Het Color-Info-Display geeft de infor‐
matie in kleur weer.
De getoonde informatie en de weer‐
gave ervan hangen af van de uitvoe‐
ring van de auto en de geselecteerde
instellingen.
Functies selecteren
De functies en instellingen van het in‐ fotainment-systeem en van de elek‐
tronische klimaatregeling (ECC) zijn
via het display toegankelijk.
Selecteren gebeurt aan de hand van
de menu's en toetsen, met de meer‐
functieknop van het infotainment-sys‐
teem of met het linker stelwiel op het
stuurwiel.
Selecteren met de toetsen van het
infotainment-systeem

Page 102 of 225

100Instrumenten en bedieningsorganen
Selecteer menuopties via de menu's
en met de toetsen van het infotain‐
ment-systeem. Met de OK-toets de
gemarkeerde optie selecteren of een
commando bevestigen.
Voor het verlaten van een menu op de linker of rechter pijltjestoets drukken
om naar Terug of Main te gaan.
Selecteren met de meerfunctieknop
Om menuopties of commando's te
markeren en functiegebieden te se‐
lecteren, aan de meerfunctieknop
draaien.
Om de gemarkeerde menuoptie te
selecteren of om commando's te be‐
vestigen, de meerfunctieknop indruk‐
ken.
Om een menu te verlaten, de meer‐
functieknop naar Terug of Main
draaien en selecteren.
Selecteren met het linker stelwiel op
het stuurwiel
Eraan draaien om een menuoptie te
selecteren.
Om de gemarkeerde menuoptie te
selecteren of om commando's te be‐
vestigen, het stelwiel indrukken.
Functiegebieden
Voor ieder functiegebied bestaat er
een hoofdpagina (Main) die boven‐ aan op het display kan worden gese‐
lecteerd (niet bij het infotainmentsys‐
teem CD 30 of een portaal voor mo‐
biele telefoon):
■ audio,
■ navigatie,
■ telefoon,
■ boordcomputer.

Page 103 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen101
Systeeminstellingen
Main-toets van het infotainment-sys‐
teem indrukken.
Settings -toets op het infotainment-
systeem indrukken. Bij het infotain‐
mentsysteem CD 30 mag geen menu geselecteerd zijn.
Tijd en datum instellen
Selecteer de menuoptie Tijd, Datum
in het menu Instellingen.
Gewenste menuopties selecteren en de instellingen uitvoeren.
Bij het aanpassen van de tijd, wordt ook de tijd van het navigatiesysteem
aangepast.
Automatische tijdsynchronisatie
Het RDS-signaal van de meeste FM-
zenders stelt automatisch de tijd in.
Sommige zenders zenden geen cor‐
rect tijdsignaal uit. Het is dan zinvol de automatische tijdsynchronisatie uit te
schakelen.
De functie wordt geactiveerd door het vakje voor Autom. tijdsynchronisatie
in het menu Tijd, Datum aan te krui‐
sen.
Taal instellen
Voor sommige functies kan de taal
worden geselecteerd waarin de dis‐
playmeldingen worden getoond.
Selecteer de menuoptie Taal in het
menu Instellingen .

Page 104 of 225

102Instrumenten en bedieningsorganen
De gewenste taal selecteren.
De keuze wordt aangeduid door een
6 voor de menuoptie.
Bij systemen met gesproken aanwij‐
zingen verschijnt na de wijziging van
de taalinstelling op het display de vraag of de meldingstaal ook moet
worden gewijzigd, zie handleiding bij
het infotainment-systeem.
Maateenheden instellen
Selecteer de menuoptie Units in het
menu Instellingen .
De gewenste eenheid selecteren.
De keuze wordt aangeduid door een
o voor de menuoptie.
Contrast instellen
(Graphic-Info-Display)
Selecteer de menuoptie Contrast in
het menu Instellingen .
De gewenste instelling bevestigen.
Displaymodus instellen
De lichtsterkte van het display hangt
af van de autoverlichting. Bovendien
kunnen als volgt aanvullende instel‐
lingen worden verricht:
Selecteer de menuoptie Dag / Nacht
in het menu Instellingen.
Automatisch aanpassing van de kleu‐
ren afhankelijk van de autoverlichting.

Page 105 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen103
Altijd dag design zwarte of gekleurde
tekst tegen een lichte achtergrond.
Altijd nacht design witte of gekleurde
tekst tegen een donkere achtergrond.
De keuze wordt aangeduid door een
o voor de menuoptie.
Ontstekingslogica
Zie de handleiding bij het infotain‐
ment-systeem.Boordinformatie
Voertuigmeldingen
Meldingen worden via het display op
het instrumentenpaneel of als waar‐
schuwings- en geluidssignalen gege‐ ven. De Check-Control geeft de mel‐
dingen via het Info-Display. Sommige
daarvan in verkorte vorm. Waarschu‐
wingsmeldingen bevestigen met de
multifunctieknop 3 96, 3 99.
Waarschuwingssignalen
Bij het starten van de motor of tijdens het rijden ■ Als de elektronische sleutel niet aanwezig is of niet herkend wordt.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
■ Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
■ Bij aangetrokken handrem vanaf een bepaalde snelheid.■ Bij het overschrijden van een af fa‐briek geprogrammeerde snelheid.
■ Bij auto's met een geautomati‐ seerde versnellingsbak als het be‐stuurdersportier bij draaiende mo‐
tor wordt geopend, terwijl er een
versnelling is ingeschakeld zonder
dat het rempedaal wordt bediend.
Bij het parkeren van de auto en
het openen van het
bestuurdersportier ■ Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde buitenverlichting.
■ Bij Open&Start-systeem en auto‐ matische versnellingsbak, als dekeuzehendel niet in stand P staat.
■ Bij een geautomatiseerde versnel‐ lingsbak wanneer bij een uitge‐
schakelde motor de handrem niet is aangetrokken en geen versnelling
is ingeschakeld.

Page 106 of 225

104Instrumenten en bedieningsorganenBatterijspanningBatterijspanning van afstandsbedie‐
ning of elektronische sleutel te laag.
Bij auto's zonder Check-Control ver‐
schijnt de melding InSP3 op het dis‐
play op het instrumentenpaneel. Bat‐
terij vervangen 3 27, 3 28.
Remlichtschakelaar
Remlicht brandt niet bij het remmen.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
KoelvloeistofpeilVloeistofpeil van motorkoelsysteem
te laag. Koelvloeistofpeil meteen con‐
troleren 3 161.
Water in dieselbrandstoffil‐ ter aftappen Als er water in het dieselbrandstoffil‐
ter zit, verschijnt de melding InSP4 op
het instrumentenpaneel. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Verlichting De belangrijkste buitenverlichtings‐
functies worden bewaakt, inclusief
kabels en zekeringen. Bij het rijden met een aanhanger wordt ook de ver‐ lichting van de aanhanger bewaakt.
Aanhangers met led-verlichting moe‐
ten een voorziening hebben die be‐
waking van de verlichting net als bij
traditionele gloeilampen mogelijk
maakt.
Op het Info-Display wordt aangege‐
ven dat de verlichting defect is of de
melding InSP2 verschijnt op het dis‐
play van het instrumentenpaneel.
Diefstalalarmsysteem Systeemfout in het diefstalalarmsys‐
teem. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.

Page 107 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen105Bandenspanning
Als de bandenspanning van een van
de banden te laag is, verschijnt er bij auto’s met een bandenspannings‐
controlesysteem op het display een
melding waarin wordt aangegeven
welke band moet worden gecontro‐
leerd.
Snelheid verlagen en bandenspan‐
ning zo spoedig mogelijk controleren. Bandenspanningscontrolesysteem
3 181. Bandenspanning controleren
3 180, 3 213.
Bij aanzienlijk drukverlies verschijnt
een melding waarin wordt aangege‐
ven welke band moet worden gecon‐
troleerd.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere
weggebruikers in gevaar te brengen.
Stoppen en de banden controleren.
Het reservewiel monteren 3 187. Bij
banden met noodloopeigenschappen is de maximumsnelheid 80 km/u. In‐formatie 3 179. Bandenspannings‐
controlesysteem 3 181.
Sproeiervloeistofpeil
Laag sproeiervloeistofpeil. Sproeier‐
vloeistof bijvullen 3 162.

Page 108 of 225

106Instrumenten en bedieningsorganenTripcomputerBoordcomputer op
Board-Info-Display
Om de gegevens van de boordcom‐
puter weer te geven, BC-toets van het
infotainment-systeem of het linker
stelwiel op het stuurwiel indrukken.
Sommige functies verschijnen in ver‐korte vorm op het display.
Als er een audiofunctie werd geselec‐
teerd, blijft de onderste regel van de
geselecteerde boordcomputerfunctie
zichtbaar.Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij lage snelheden wordt het verbruik per uur aangegeven.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Absoluut verbruik Weergave van de verbruikte hoeveel‐
heid brandstof. De meting kan op elk
moment opnieuw worden gestart.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgescha‐
kelde ontsteking worden niet meege‐
rekend.
Afgelegde weg Weergave van de afgelegde weg. De
meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Actieradius

Page 109 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen107
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil laag is, ver‐
schijnt de melding Actieradius op het
display.
Als de brandstoftank bijna leeg is,
verschijnt de melding Tanken svp. op
het display.
TimerFunctie selecteren. Door de OK-toets
of het linker stelwiel op het stuur in te
drukken, start of stopt u de timer.
Boordcomputer opnieuw starten De meting of berekening van de vol‐
gende boordcomputerinformatie kan
opnieuw worden gestart:
■ gemiddeld verbruik,
■ absoluut verbruik,
■ gemiddelde snelheid,
■ afgelegde weg,
■ timer.
Gewenste boordcomputerinformatie
selecteren 3 96 . Om opnieuw te star‐
ten, de OK-toets of het linker stelwiel
op het stuur ca. 2 seconden indruk‐
ken.
Boordcomputer op
Graphic-Info-Display of
Colour-Info-Display De hoofdpagina van de boordcompu‐ter informeert u over de actieradius,
het gemiddelde verbruik en de gemid‐
delde snelheid van BC 1.Voor weergave van andere gegevens
van de boordcomputer BC-toets van
het infotainment-systeem indrukken, op het display het menu Boordcom‐
puter selecteren of het linker stelwiel
op het stuur indrukken.
In het menu Boordcomputer BC 1 of
BC 2 selecteren.
Actieradius
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.

Page 110 of 225

108Instrumenten en bedieningsorganen
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil laag is, ver‐
schijnt de melding Actieradius op het
display.
Als de brandstoftank bijna leeg is,
verschijnt de melding Tanken svp. op
het display.
Het navigatiesysteem helpt u bij het
vinden van het dichtstbijzijnde tank‐
station. Zie voor meer informatie de
handleiding bij het infotainment-sys‐
teem.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij lage snelheden wordt het verbruik per uur aangegeven.
Afgelegde weg
Weergave van de afgelegde weg. De meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Gemiddelde snelheid Weergave van de gemiddelde snel‐heid. De meting kan op elk momentopnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgescha‐
kelde ontsteking worden niet meege‐
rekend.
Absoluut verbruik Weergave van de verbruikte hoeveel‐
heid brandstof. De meting kan op elk
moment opnieuw worden gestart.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Boordcomputer opnieuw starten De meting of berekening van de vol‐
gende boordcomputerinformatie kan
opnieuw worden gestart:
■ afgelegde weg,
■ gemiddelde snelheid,
■ absoluut verbruik,
■ gemiddeld verbruik.
Selecteer BC 1 of BC 2 in het menu
Boordcomputer .

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 230 next >