OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ZAFIRA B, Model: OPEL ZAFIRA B 2014Pages: 225, PDF Size: 7.89 MB
Page 81 of 225

Opbergen79
■ Het nuttig draagvermogen is hetverschil tussen het maximaal toe‐
laatbare totaalgewicht van de auto
(zie typeplaatje 3 204) en het EU-
leeggewicht van de auto.
U berekent de nuttige last door de
gegevens van uw auto in de tabel
Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook het
gewicht van de bestuurder (68 kg),
de bagage (7 kg) en alle vloeistof‐ fen (tank voor 90 % gevuld).
Extra uitrusting en accessoires ver‐
hogen het leeggewicht.
■ Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de auto en
verslechtert het rijgedrag door het hogere zwaartepunt. Lading gelijk‐
matig verdelen en goed met span‐
banden vastzetten. Bandenspan‐
ning en rijsnelheid aan de bela‐
dingstoestand aanpassen. Span‐
banden regelmatig controleren en
bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.De toegestane dakbelasting be‐
draagt 75 kg, bij auto's met dakrails
100 kg. De dakbelasting is de som
van het gewicht van het dakdrager‐ systeem en de lading.
Page 82 of 225

80Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................80
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................86
Informatiedisplays ........................96
Boordinformatie ......................... 103
Tripcomputer .............................. 106Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
Bepaalde functies van het
infotainment-systeem en het
Info-Display kunnen via de afstands‐
bediening op het stuurwiel worden
bediend.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Page 83 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen81Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers
De hendel keert altijd terug naar de
uitgangspositie.
&=snel%=langzaam$=intervalwissen§=uit
Hendel omlaagduwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwissers uitgeschakeld zijn.
Wissnelheden doorlopen door de
hendel over de weerstandspunten
heen te duwen en vast te houden. Bij
§ klinkt er een geluidssignaal.
Niet inschakelen wanneer de voorruit
bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisinterval instellen op een waarde
tussen 2 en 15 seconden: contact in‐
schakelen, hendel vanuit § omlaag‐
bewegen, gewenste intervaltijd af‐
wachten, hendel omhoogbrengen
naar $.
Page 84 of 225

82Instrumenten en bedieningsorganen
Na inschakelen van het contact en
hendel op $ geldt een interval van
6 seconden.
Automatische wisfunctie met
regensensor$=Automatische wisfunctie met
regensensor
De regensensor registreert de hoe‐
veelheid neerslag op de voorruit en
stuurt automatisch de wissnelheid
van de voorruitwissers aan.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Sproeier‐
vloeistof wordt tegen de ruiten gespo‐ ten en de wissers maken enkele sla‐
gen.
Staat de verlichting aan, dan wordt er
ook sproeiervloeistof tegen de kop‐
lampen gespoten. Daarna werken de koplampsproeiers 2 minuten niet.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Hendel van u af duwen. De achter‐
ruitwisser wist in de intervalstand. Om
uit te schakelen, de hendel nogmaals naar voren duwen.
Page 85 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen83
Houdt u de hendel van u af geduwd,
dan spuit er sproeiervloeistof tegen
de achterruit.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwissers ingeschakeld
zijn, wordt de achterruitwisser bij het
inschakelen van de achteruitversnel‐ ling automatisch ingeschakeld.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Zakt de buitentemperatuur tot 3 °C,
dan verschijnt als waarschuwing voor
ijzel het symbool : op het
Triple-Info-Display of op het
Board-Info-Display . Bij het stijgen van
de temperatuur dooft het symbool :
pas vanaf 5 °C.
Bij auto’s met Graphic-Info-Display of
Color-Info-Display verschijnt als waarschuwing voor ijzel een waar‐
schuwingsmelding op het display.
Onder –5 °C verschijnt er geen mel‐
ding.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Board-Info-Display 3 96,
Graphic-Info-Display,
Color-Info-Display 3 99.
Datum en tijd op
Triple-Info-Display instellen
Page 86 of 225

84Instrumenten en bedieningsorganen
Het infotainment-systeem moet uitge‐schakeld zijn. Voor het oproepen van
de instelmodus, toets Ö ca.
2 seconden indrukken. Met toets ;
wordt de knipperende waarde inge‐
steld. Toets Ö gebruiken om naar de
volgende instelling te gaan of de in‐
stelmodus te verlaten.
Automatische tijdsynchronisatie
Het RDS-signaal van de meeste FM-
zenders stelt de tijd automatisch in, te
herkennen aan } op het display.
Sommige zenders zenden geen cor‐
rect tijdsignaal uit. Het is dan zinvol de automatische tijdsynchronisatie uit te
schakelen.
Instelmodus oproepen en naar het in‐
stellen van de jaren gaan. Toets Ö ca.
3 seconden ingedrukt houden tot } op
het display knippert en de aanduiding
“RDS TIME” verschijnt. Met toets ;
de functie inschakelen (RDS TIME 1)
of uitschakelen (RDS TIME 0). Instel‐
modus verlaten met toets Ö.Stekkerdozen
De 12V-aansluitingen voor accessoi‐
res zitten in de middenconsole en in
de bagageruimte.12V-aansluitingen niet beschadigen
door het gebruik van ongeschikte stekkers. Bij aansluiting van elektri‐sche accessoires terwijl de motor stil‐ staat, raakt de accu ontladen. Het
maximaal opgenomen vermogen
mag niet meer bedragen dan
120 watt. Geen accessoires aanslui‐
ten die stroom leveren, zoals laadtoe‐
stellen of accu’s.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Aansteker
Page 87 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen85
De aansteker bevindt zich in de mid‐denconsole.
Druk de aansteker in. Als het element
gloeit, wordt deze automatisch uitge‐
schakeld. Trek de aansteker eruit.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐baar afval.
Asbak, voorin
Asbak openen bij de gleuf.
Om de asbak te legen, de veer in‐
drukken, de asbak volledig openen
en verwijderen.
Verplaatsbare asbak
De verplaatsbare asbak kan in de be‐
kerhouders worden geplaatst.
Page 88 of 225

86Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslam‐
pen, meters en controlelampen
Instrumentengroep
Bij sommige uitvoeringen draaien de naalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer hetcontact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
Weergave van het aantal afgelegde
kilometers op de onderste regel.
Dagteller
Weergave van het totale aantal gere‐ den kilometers sinds de nulstand op
de bovenste regel.
Op nul zetten door, bij ingeschakelde
ontsteking, de resetknop enkele se‐ conden in te drukken.
Toerenteller
Weergave van het motortoerental.
In elke versnelling zo veel mogelijk
met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Page 89 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen87Brandstofmeter
Weergave van het brandstofpeil of degasdruk in de tank, afhankelijk van degeselecteerde brandstof.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Meteen tanken wan‐
neer deze knippert.
Bij rijden op aardgas schakelt het sys‐ teem automatisch over op benzine
3 87.
Bij rijden op aardgas en een laag
brandstofpeil in de benzinetank ver‐
schijnt de melding LoFuEL. Bevestig
de melding door de resetknop in te
drukken 3 86.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschake‐
laar
Door toets Y in te drukken kunt u wis‐
selen tussen het gebruik van benzine
en aardgas. Wisselen is niet mogelijk
bij zware belading (vb. sterk versnel‐
len, rijden met plankgas). De LED-
status toont de huidige werkingsmo‐
dus.
Rijden op aardgas=Led uit.Rijden op benzine=Led aan.
Zodra de aardgastanks leeg zijn,
wordt tot aan het uitschakelen van de ontsteking automatisch op benzine
overgeschakeld.
Page 90 of 225

88Instrumenten en bedieningsorganen
Als daarna de aardgastanks niet bij‐
gevuld worden, moet bij de volgende
start handmatig worden overgescha‐
keld op benzine als brandstof. Dit is
nodig om schade aan de katalysator
(oververhitting door onregelmatige
brandstoftoevoer) te voorkomen.
Als de keuzeschakelaar binnen korte
tijd meerdere keren wordt bediend,
treedt een overschakelblokkering in
werking. De motor blijft rijden op de
eerder geselecteerde brandstof. De
blokkering is actief totdat de ontste‐
king wordt uitgeschakeld.
Bij rijden op benzine rekeningen hou‐ den met een gering verlies van ver‐
mogen en draaimoment. Daarom rij‐
stijl (bijv. bij inhaalmanoeuvres) en
belasting van de auto (bijv. door een
aanhanger) overeenkomstig aanpas‐
sen.
De benzinetank om de zes maanden
leegrijden totdat controlelamp Y op‐
licht en opnieuw voltanken. Dit is no‐ dig om de voor het rijden op benzine
vereiste systeemfunctie en brandstof‐
kwaliteit te handhaven.De auto regelmatig voltanken om cor‐ rosie in de tank tegen te gaan.
Servicedisplay
Als het tijd is voor een servicebeurt,
verschijnt de melding InSP. Verdere
informatie 3 199.
Controlelampen De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen. Bij het inschakelen van
de ontsteking lichten de meeste con‐
trolelampen korte tijd op bij wijze van
functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:Rood=gevaar, belangrijke herin‐
nering,Geel=waarschuwing, aanwij‐
zing, storing,Groen=inschakelbevestiging,Blauw=inschakelbevestiging.