PEUGEOT 5008 2016 Instructieboekje (in Dutch)

Page 191 of 364

189
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Werking
De functie kan de volgende meldingen weergeven:Inparkeren mogelijk
Inparkeren moeilijk
Inparkeren niet aanbevolen De functie wordt automatisch uitgeschakeld:
-
b ij het inschakelen van de
achteruitversnelling,
-

b
ij het afzetten van het contact,
-

v
ijf minuten na het selecteren van de
functie of de laatste meting,
-

a
ls gedurende langer dan een minuut met
meer dan 70
km/h wordt gereden.
Als de zijdelingse afstand tussen uw
auto en de parkeerplek te groot is,
bestaat de kans dat het systeem geen
meting uitvoert.
-

D
e functie blijft na elke meting
beschikbaar, zodat bij meerdere
opeenvolgende parkeerplekken een
meting kan worden uitgevoerd.
-

L
et er bij slecht weer en in de winter
op dat de sensoren niet vervuild of
bevroren zijn of met sneeuw bedekt
zijn.
-

D
e functie intelligente parkeerhulp
schakelt de parkeerhulp aan de
voorzijde tijdens de meting uit
zolang de auto vooruitrijdt.
Laat het systeem bij een storing
controleren bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
U hebt een beschikbare parkeerplek ontdekt:
F
D
ruk op de schakelaar A om de functie in
te schakelen.
F

S

chakel de richtingaanwijzer aan de zijde
van de parkeerplek in.
F

R

ijd tijdens de meting langs de
parkeerplek, met een snelheid van minder
dan 20

km/h, en bereid u voor op het
inparkeren.
H

et systeem meet nu de afmetingen van de
plek.
F

H

et systeem geeft de moeilijkheidsgraad
voor het inparkeren aan met een melding
op het multifunctionele display, in
combinatie met een geluidssignaal.
8
Rijden

Page 192 of 364

190
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
PEUGEOT & TOTAL,
EEN SAMENWERKING IN HET
T

EKEN

VAN

PRESTATIES
!
Innovatie als sleutel voor succes
De afdelingen Research & Development van
TOTAL werken samen met de afdelingen
van PEUGEOT om smeermiddelen van hoge
kwaliteit te ontwikkelen die geschikt zijn voor
de nieuwste technologieën die in auto's van het
merk PEUGEOT worden toegepast. U bent op die
manier verzekerd van optimale prestaties en een
maximale levensduur van de motor van uw auto.
De 208
HYbrid FE is een uitstekend voorbeeld
van het vermogen van PEUGEOT en TOTAL om
innovatieve technologieën te ontwikkelen die blijk
geven van een nieuwe visie op de toekomst.
De 208 HYbrid FE is een hightech prototype dat uitzonderlijke prestaties lever t: deze auto
h eeft een brandstofverbruik van 1,9 l/100 km en accelereer t in 8 s van 0 naar 100 km/h.
Vermindering van de uitstoot van
schadelijke stoffen,
een realiteit
De smeermiddelen van TOTAL zijn ontwikkeld
om het rendement van de motoren nog
verder te verbeteren en de systemen voor
uitlaatgasnabehandeling te beschermen. Voor
een correcte werking van deze systemen is het
belangrijk dat de onderhoudsvoorschriften van
PEUGEOT worden nageleefd.
ADVISEERT
Onderhoud

Page 193 of 364

191
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Brandstoftank
Laag brandstofniveauTa n k e n
Als het minimale niveau in de
brandstoftank is bereikt, brandt
dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding.
Zodra het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer
6

liter brandstof in de tank.
Zolang er nog niet voldoende brandstof
is getankt, zal dit lampje steeds bij het
aanzetten van het contact verschijnen
in combinatie met het geluidssignaal en
de waarschuwingsmelding. Tijdens het
rijden worden dit geluidssignaal en deze
waarschuwingsmelding met steeds kortere
tussenpozen herhaald, naarmate het
brandstofniveau "0" nadert.
Inhoud van de tank: ongeveer 60
liter.
Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit de
dop worden verwijderd.
Bij het openen van de dop kan een
geluid klinken door de aanzuiging van
lucht. Dit verschijnsel is normaal en
wordt veroorzaakt door het vacuüm
dat ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
Ga zo snel mogelijk tanken om te
voorkomen dat de auto stil valt.
Raadpleeg indien u strandt met
een lege tank (diesel) de rubriek
"Controles". Op een label aan de binnenzijde van de vulklep
staat de voorgeschreven soort brandstof voor
uw auto aangegeven.
Er moet minimaal 5
liter brandstof worden
getankt om er voor te zorgen dat de
brandstofmeter het niveau weer aangeeft.
9
Onderhoud

Page 194 of 364

192
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.
Veilig tanken:
F
z
et altijd de motor af,
F

o

pen de brandstofvulklep,
F

s

teek de sleutel in de dop en draai de
sleutel linksom,
Na het tanken:
F

b

reng de dop aan,
F

d

raai de sleutel naar rechts en ver wijder
deze vervolgens uit de dop,
F

s

luit de brandstofvulklep.
F
v
er wijder de dop en bevestig deze aan de
haak aan de binnenzijde van de klep,
F

t

ank de auto af, maar laat het vulpistool
nooit meer dan 3

keer afslaan . Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen optreden,
Storing
In het geval van een storing in de
brandstofniveaumeter gaat de wijzer terug naar 0.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud

Page 195 of 364

DIESEL
193
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Brandstof voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen van het type E10 (deze
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de
Europese richtlijnen EN 228
en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85
(deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn
EN 15293.
Brandstof voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen
(diesel die voldoet aan de richtlijn
EN 590
gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp
getankt kunnen worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0
tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30
is bij
bepaalde dieselmotoren mogelijk. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt
worden nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
9
Onderhoud

Page 196 of 364

194
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Tankbeveiliging (diesel)*
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken.
Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop
verwijdert.
Werking
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht,
druk deze niet tegen de klep van de
tankbeveiliging en giet voorzichtig om
ervoor te zorgen dat de brandstof netjes
in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken van
Diesel per land kunnen verschillen, kan de
aanwezigheid van een tankbeveiliging op de
auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor zijn
voorzien van een tankbeveiliging. Daarom
adviseren wij u voordat u naar het buitenland
afreist bij het PEUGEOT-netwerk te informeren
of uw auto geschikt is om in het desbetreffende
land te kunnen tanken.
* Volgens land van verkoop.
Onderhoud

Page 197 of 364

195
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Brandstoftank leeg (diesel)
Overige motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F

O
pen de motorkap.
F

M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F

B
edien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F

B
edien de startmotor om de motor te
starten (als de motor niet gelijk aanslaat,
wacht dan ongeveer 15
seconden en start
de motor opnieuw).
F

A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F

P
laats de sierkap terug en klem deze vast.
F

S
luit de motorkap.
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd
die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van
de desbetreffende motorruimte.
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure.
BlueHDi-motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F

Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F

W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F

H
erhaal de handelingen 10

keer.
F

B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
dieseltankbeveiliging.
9
Onderhoud

Page 198 of 364

196
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Motorkap
F Duw de veiligheidshaak B naar links en til de motorkap op. F

N
eem de motorkapsteun C uit de houder.
F
B
evestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F

L
aat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F

T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
Openen
F Open het linker voorportier.
F T rek de hendel A onder in de
portiersponning naar u toe. Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen. De plaats van de ontgrendelingshendel
in het interieur zorgt ervoor dat de
motorkap niet geopend kan worden als
het linker voorportier is gesloten.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische uitrustingen in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, ...) te beperken.
Onderhoud

Page 199 of 364

197
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Motorruimte benzinemotoren
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen.
1.
R
eservoir stuurbekrachtiging.
2.
R

eservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3.
R

eservoir koelvloeistof. 4.
R

eservoir remvloeistof.
5.


Accu/zekeringen.
6.


Zekeringkast.
7.


Luchtfilter.8.


Oliepeilstok.
9.
M

otorolie (bij)vullen.
10.
M

assapunt (aansluiting "-").
9
Onderhoud

Page 200 of 364

198
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Motorruimte dieselmotoren
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontluchten van
het brandstofcircuit.
1.
R
eservoir stuurbekrachtiging.
2.
R

eservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3.
R

eservoir koelvloeistof.
4.
R

eservoir remvloeistof. 5.


Accu/zekeringen.
6.


Zekeringkast.
7.


Luchtfilter.
8.


Oliepeilstok.9.
M

otorolie (bij)vullen.
10.


Handopvoerpomp*.
11.
M

assapunt (minpool).
* Volgens motoruitvoering.
Onderhoud

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 370 next >