PEUGEOT 5008 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2016Pages: 364, PDF Size: 13.07 MB
Page 161 of 364

159
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
F Druk bij draaiende motor op de schakelaar 1. Het head-up display blijft
ingeschakeld/uitgeschakeld als de motor
na het afzetten weer wordt gestart.
Inschakelen/uitschakelen
Hoogteverstelling
F Stel het display bij draaiende motor op de gewenste hoogte af met de schakelaar 3 :
-
o
mhoog om het display hoger af te
stellen,
-
o
mlaag om het display lager af te stellen.
Regelen van de lichtsterkte
F Stel bij draaiende motor de lichtsterkte van het display in met de schakelaar 2 :
-
o
mhoog om de lichtsterkte te verhogen,
-
o
mlaag om de lichtsterkte te verlagen. Het is raadzaam de schakelaars
uitsluitend bij stilstaande auto te
bedienen.
Leg nooit voor werpen rondom het
projectiescherm (of op de afdekking)
zodat het uitklappen en de goede
werking van het scherm niet verhinderd
wordt.
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig, ...)
kan de informatie op het head-up display
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige brillen (ook zonnebrillen en
brillen met speciale glazen) kunnen het
lezen van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje
of microfiber doekje) om het
projectiescherm dat bestaat uit
plexiglas te reinigen. Gebruik nooit
een droge doek, een schuurspons,
schoonmaak- of oplosmiddel om te
voorkomen dat er krassen ontstaan
op het scherm of de anti-reflecterende
functie beschadigd raakt.
8
Rijden
Page 162 of 364

160
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
"Distance alert"*
Raadpleeg voor het naleven van het veilige
tijdsinterval, de verkeersregels en/of
aanbevelingen hieromtrent in het land waar u zich
bevindt.
Het systeem werkt als de snelheid van uw auto
tussen de 70 km/h en 150 km/h ligt.
Dit systeem geeft een visuele melding die kan
worden geprogrammeerd en die bij het afzetten
van het contact in het geheugen blijft opgeslagen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de bestuurder
die echter te allen tijde zijn aandacht op het
verkeer moet blijven vestigen. 1.
S
chakelaar aan/uit.
2.
S
chakelaar voor het verhogen (+)/
verlagen
(-) van de waarschuwingsafstand.
De informatie wordt weergegeven op het head-up
display.
Als het systeem is geactiveerd:
A. De snelheid van uw auto ligt buiten het
werkingsgebied.
B. De snelheid van uw auto ligt binnen het
werkingsgebied, maar er rijdt geen voertuig vóór u.
C. De snelheid van uw auto ligt binnen het
werkingsgebied en er wordt een voertuig vóór
u gesignaleerd.
D
e actuele afstand tussen uw auto en het voertuig
vóór u wordt permanent weergegeven.
D. De afstand (tijd) tussen het voertuig vóór u is korter dan de geprogrammeerde
waarschuwingsafstand (knipperend
weergegeven).
Bediening Weergave tijdens de
werkingDit hulpsysteem informeert de bestuurder
over het tijdsinterval (in seconden) tussen
zijn auto en de auto die vóór hem rijdt, als de
rijomstandigheden constant zijn.
Het systeem signaleert geen stilstaande
voertuigen en grijpt niet in tijdens het rijden.
* Volgens uitvoering.
Rijden
Page 163 of 364

161
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Activeren
Voorbeeld bij een afstand van 2 seconden:
Waarschuwing
Programmeren van de
waarschuwingsafstand
F Druk op de schakelaar 1 , het
verklikkerlampje gaat branden.
Het systeem is geactiveerd, maar treedt pas in
werking vanaf 70
km/h. De te programmeren waarschuwingsafstand
bedraagt tussen 0,9
en 2,5
seconden.
Het waarschuwingssymbool kan worden
uitgeschakeld door een waarde te
programmeren van 0
seconde.Als de afstand (in seconden) tussen uw
auto en het voertuig vóór u korter is dan de
geprogrammeerde tijd (waarschuwingsafstand),
gaat een waarschuwingssymbool knipperen.
Onder normale rijomstandigheden
(geen gladheid of overschrijding van de
maximumsnelheid) wordt aanbevolen
2
seconden afstand te bewaren om te
voorkomen dat bij plotseling remmen
een aanrijding ontstaat.
F
S
tel de gewenste waarschuwingsafstand
in met de schakelaar 2 , in stappen van
0,1
seconde:
-
o
mhoog om de afstand te vergroten: "+",
-
o
mlaag om de afstand te verkleinen: "-".
8
Rijden
Page 164 of 364

162
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Uitschakelen
Weer inschakelen
F Druk nogmaals op de schakelaar 1 om het
systeem weer in te schakelen.
D
e laatste geprogrammeerde waarde blijft
behouden en het verklikkerlampje gaat
branden.
Storing
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
als de sensor het voertuig vóór u niet goed
waarneemt (slechte weersomstandigheden,
sensor slecht afgesteld, ...). Er verschijnt een
melding op het multifunctionele display.
Onder bepaalde omstandigheden is het
mogelijk dat de gevolgde auto niet kan worden
gedetecteerd, bijvoorbeeld:
-
a
ls u in een bocht rijdt,
-
a
ls u van rijstrook wisselt,
-
a
ls het voertuig vóór u te ver weg is
(maximaal bereik van de sensor: 100
m.) of
stilstaat (in een file, ...),
Wanneer de gevolgde auto zeer dichtbij is (tijd
tussen de twee auto's korter dan 0,5
s), blijft de
weergave 0,5
s. Laat het systeem, als het
verklikkerlampje 1
knippert, controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem is geen anti-botsradar en
grijpt niet in als de afstand te kort wordt.
Het systeem geeft uitsluitend informatie
en bij gebruik ervan moet de bestuurder
te allen tijde zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen.
F
D
ruk op de schakelaar 1
om het systeem
uit te schakelen, het verklikkerlampje gaat
uit.
Rijden
Page 165 of 364

163
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Snelheidsbegrenzer
De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A.
1.
D
raaiknop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer
2.
T
oets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid
3.
T
oets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid
4.
T
oets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzing De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
S
nelheidsbegrenzing A AN/UIT
6.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
StuurkolomschakelaarsWeergave op het display
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30
km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen. De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
wagensnelheid de door de bestuurder
ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect. Alleen door het gaspedaal
tot voorbij het zware punt in te trappen,
kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen. Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
Zie voor meer informatie de rubriek
"Head-up display".
8
Rijden
Page 166 of 364

164
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Programmeren
F Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4 : het
uitschakelen wordt bevestigd op het display
(OFF/Pause).
F
W
eer inschakelen van de
snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 .
F
S
tel de snelheid in door op de toets 2
of
3
te drukken (bijv.: 90
km/h).
F
D
raai de knop 1
in de stand "LIMIT" : de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (OFF/Pause).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen. U kunt de ingestelde snelheid vervolgens
wijzigen met de toetsen 2
en 3 :
-
+
/- 1
km = kort indrukken,
-
+
/- 5
km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5
km = ingedrukt
houden.
F
In
schakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk op de toets 4 .
Rijden
Page 167 of 364

165
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Overschrijden van de
ingestelde snelheidUitschakelen van de functie
Storing
Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt,
wordt de snelheid niet verhoogd. Als het
gaspedaal met kracht
wordt ingetrapt, tot
voorbij het zware punt , wordt de begrenzer
tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als het gas wordt losgelaten. In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
F
D
raai de knop 1
in de stand "0"
: de
selectie van de snelheidsbegrenzer wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
8
Rijden
Page 168 of 364

166
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Snelheidsregelaar
De bediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A.
1. Knop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar
2. Toets voor het programmeren van een snelheid
en het verlagen van de ingestelde snelheid
3. Toets voor het programmeren van een snelheid
en het verhogen van de ingestelde snelheid
4. Toets voor het uitschakelen / hervatten van de
snelheidsregeling
De informatie van de snelheidsregelaar wordt
weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.
5. Snelheidsregelaar uitschakelen / hervatten van de
snelheidsregeling
6. Snelheidsregelaar geselecteerd7. Ingestelde snelheid
StuurkolomschakelaarsWeergave op het display
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen door activering van de
systemen ESP en ASR.
Door het gaspedaal in te trappen, kan de
ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid
is het voldoende het gaspedaal los te laten.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist. Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig. Om de snelheidsregelaar te
kunnen inschakelen, moet de ingestelde snelheid
minimaal 40 km/h bedragen en moet aan een van
de onderstaande voorwaarden worden voldaan:
-
b
ij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de vierde
versnelling zijn ingeschakeld,
-
b
ij auto's met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
transmissie moet minimaal de tweede
versnelling zijn ingeschakeld,
- de stand A van de elektronisch gestuurde
versnellingsbak of de stand D van de
automatische transmissie moet zijn geselecteerd.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen. Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
Zie voor meer informatie de rubriek
"Head-up display".
Rijden
Page 169 of 364

167
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Programmeren
F Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en
vervolgens op de toets 2
of 3 te drukken
(bijv.: 110
km/h). F
U itschakelen van de snelheidsregelaar:
druk op de toets 4: het uitschakelen wordt
bevestigd op het display (OFF/Pause).
F
W
eer inschakelen van de
snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4 .
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens
wijzigen met de toetsen 2
en 3:
-
+
/- 1 km = kort indrukken,
-
+
/- 5 km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5 km = ingedrukt
houden.
F
D
raai de knop 1
in de stand "CRUISE" : de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (OFF/Pause).
8
Rijden
Page 170 of 364

168
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Storing
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Uitschakelen van de functie
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de ingestelde snelheid op het display
knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als de snelheid weer is gedaald tot
de ingestelde snelheid.
In het geval van een storing in de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. F
D
raai de knop 1 in de stand "0": de
selectie van de snelheidsregelaar wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
Rijden