Peugeot Partner 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 51 of 200

49
ERGONOMIE en COMFOR
T
3

2
Hoge snelheid (hevige neerslag).

1
Normale snelheid (matige regenval).

I
Interval.

0
Uit.

È
Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de I
ntervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
RUITENWISSERSCHAKELAAR

Handbediende ruitenwissers vóór

Als het contact langer dan één minuut
is afgezet terwijl de schakelaar in de
stand 2, 1 of I stond, dient de
schakelaar weer geactiveerd te worden:


- zet de schakelaar in een
willekeurige stand,

- zet de schakelaar vervolgens in de
gewenste stand.

Dek de regensensor, die zich
achter de binnenspiegel op de
voorruit bevindt, niet af.
Inschakelen
Duw de hendel omlaag. Bij het
inschakelen van de automatische
ruitenwissers verschijnt een melding
op het display.

Deactiveren/Uitschakelen
Zet de schakelaar in de stand I
, 1
of 2
.
Als de functie wordt uitgeschakeld,
verschijnt er een melding op het display.


In het geval van een storing in
de werking van de automatische
ruitenwissers werken de ruitenwissers
in de intervalstand.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om
het systeem te laten controleren.
De ruitenwissers werken automatisch
in de stand AUTO
, waarbij de snelheid
van de wissers aan de hoeveelheid
neerslag wordt aangepast.


De werking van de ruitenwissers in andere
standen dan de stand AUTO
komt overeen
met die van de handbediende ruitenwissers.
Als het
contact
meer
dan
1 minuut

afgezet
is
geweest, moet de
automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw worden
geactiveerd door de schakelaar één
keer omlaag te bewegen.

Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een
wasstraat, om te voorkomen dat
de automatische ruitenwissers
worden ingeschakeld.
Wacht 's winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.



Automatische ruitenwissers



Stuurkolomschakelaars

Page 52 of 200

50


Ruiten- en koplampsproeiers

Trek de hendel naar u toe, de
ruitensproeiers treden in werking in
combinatie met het tijdelijk inschakelen
van de ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig
met de ruitensproeiers in werking als
de dimlichten zijn ingeschakeld.

Draai de ring voorbij de
eerste stand, zodat de
ruitensproeier in werking
treedt en vervolgens de
ruitenwisser enige tijd wordt
ingeschakeld.
Wacht 's winters, als de ruit
met sneeuw of ijs bedekt is,
met het inschakelen van de
ruitenwisser achter. Zet eerst de
achterruitverwarming aan, wacht tot de
sneeuw of het ijs begint te smelten en
veeg de ruitenwisser achter schoon. Zet
dan pas de ruitenwisser achter aan. Raadpleeg voor het bijvullen van
het reservoir in de rubriek 6 het
gedeelte "Niveaus".


Onderhoudsstand
ruitenwissers vóór
Zie in de rubriek 7 het gedeelte
"Ruitenwisserbladen vervangen".
Zet het contact aan en bedien
de ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden
weer in de ruststand te zetten.

Draai de ring tot de eerste
stand.


Ruitensproeier achter

Ruitenwisser achter

Als de ruitenwisserschakelaar
binnen één minuut nadat het
contact is afgezet wordt bediend,
bewegen de ruitenwissers naar de
voorruitstijlen.
Deze stand moet worden gebruikt
voor 's winters parkeren en het
vervangen of reinigen van de
ruitenwisserbladen.

Stuurkolomschakelaars

Page 53 of 200

51
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
SNELHEIDSREGELAAR "CRUISE"

Deze voorziening werkt alleen bij
snelheden boven 40 km/h, vanaf de
4e versnelling. Op het controledisplay wordt
aangegeven of de functie is
geselecteerd en wordt de ingestelde
snelheid weergegeven:
Functie geselecteerd,

weergave van
het symbool
"Snelheidsregelaar".
Functie uitgeschakeld,


OFF
(bijvoorbeeld bij
107 km/h).
Functie ingeschakeld,

(bijvoorbeeld
bij 107 km/h).
Wagensnelheid
hoger dan ingestelde
snelheid (118 km/h),
de weergegeven
ingestelde snelheid
knippert.
Storing in de werking
van het systeem,

OFF
- de streepjes
knipperen. Voor het instellen van de gewenste
wagensnelheid.
Met dit systeem kan de bestuurder, bij
normaal doorstromend verkeer met
een constante zelf ingestelde snelheid
rijden, behalve op steile hellingen.

Stuurkolomschakelaars

Page 54 of 200

52

Selecteren van de functie



- Zet de draaiknop in de stand
CRUISE
. De snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet
geactiveerd en er is nog geen
snelheid ingesteld.



Eerste keer
activeren/instellen
van een snelheid


- Breng uw auto met
het gaspedaal op de
gewenste snelheid.

- Druk op de toets
SET-
of SET+
.
De snelheid is nu in het geheugen
opgeslagen/geactiveerd en deze
snelheid wordt door de auto
gehandhaafd.


Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Het is mogelijk gas te geven
en
tijdelijk met een hogere snelheid dan
de ingestelde snelheid te rijden.
De ingestelde snelheid zal dan
knipperen. Als het gaspedaal wordt
losgelaten, wordt de ingestelde
snelheid weer aangenomen.


Uitschakelen (OFF)



- Druk op deze toets
of trap op het rem- of
koppelingspedaal.



Opnieuw activeren



- Druk na het onderbreken van de
snelheidsregelaar op deze toets.
De auto neemt de laatst ingestelde
snelheid weer aan.
U kunt ook de procedure "eerste keer
activeren" herhalen.

Stuurkolomschakelaars

Page 55 of 200

53
ERGONOMIE en COMFOR
T
3

Ingestelde snelheid
wijzigen
De ingestelde snelheid
kunt u op twee
manieren verhogen:

Uitschakelen van de functie

Storing

De ingestelde snelheid wordt gewist
en in plaats daarvan verschijnen drie
streepjes op het display. Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk om het
systeem te laten controleren.


Ingestelde snelheid
annuleren
Als bij stilstaande auto het contact
wordt afgezet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist. Zonder het gaspedaal:


- druk op de toets Set +
.
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1 km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5 km/h te
verhogen.
Met het gaspedaal:


- trap het gaspedaal in tot de
gewenste snelheid is bereikt,

- druk op de toets Set +
of Set -
.
Verlagen van de ingestelde snelheid:


- druk op de toets Set -
.
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1 km/h te verlagen.
Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5 km/h te
verlagen.

- Draai de knop in de stand 0
of
zet het contact af om het systeem
volledig uit te schakelen.



Gebruiksvoorschrift

Let bij het wijzigen van de ingestelde
snelheid door het ingedrukt houden
van de toets goed op omdat de
snelheid zeer snel kan worden
verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Bij het gebruik van de
snelheidsregelaar moet de bestuurder
te allen tijde de snelheidslimiet in
acht nemen, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn
verantwoordelijkheid nemen.


Houd uw voeten bij de pedalen.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:


- controleer of de mat goed op
zijn plaats ligt en vast aan de
bevestigingen op de vloer,

- leg nooit meerdere matten boven
op elkaar.


Stuurkolomschakelaars

Page 56 of 200

54
Als het gaspedaal tot voorbij het
zware punt wordt ingetrapt, wordt
de ingestelde snelheid echter
overschreden. Als het gaspedaal
vervolgens geleidelijk weer wordt
losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt,
wordt de snelheidsbegrenzer weer
geactiveerd.

Het systeem kan worden bediend
bij stilstaande auto met draaiende
motor, of tijdens het rijden.
Op het controledisplay wordt
aangegeven of de functie is
geselecteerd en wordt de ingestelde
snelheid weergegeven:
SNELHEIDSBEGRENZER "LIMIT"

Functie geselecteerd,

weergave van
het symbool
"Snelheidsbegrenzer".
Functie
uitgeschakeld,

laatst ingestelde
snelheid - OFF
(bijvoorbeeld bij
107 km/h).
Functie ingeschakeld,

(bijvoorbeeld bij
107 km/h).
Wagensnelheid hoger
dan de ingestelde
snelheid
(bijvoorbeeld
118 km/h),
de
weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Storing in de werking van het systeem,

OFF
- de streepjes knipperen. "Dit is de gekozen snelheid die de
bestuurder niet wil overschrijden".
Het instellen van de maximumsnelheid
is mogelijk bij stilstaande auto met
draaiende motor, of tijdens het rijden.
De ingestelde snelheid dient minimaal
30 km/h te bedragen.
De snelheid wordt verhoogd naarmate
het gaspedaal dieper wordt ingetrapt
tot aan het zware punt van het
gaspedaal, waarbij de ingestelde
snelheid is bereikt.

Stuurkolomschakelaars

Page 57 of 200

55
ERGONOMIE en COMFOR
T
3

Selecteren van de functie



- Draai de knop in de stand LIMIT
.
De begrenzer is dan geselecteerd,
maar nog niet actief. Het display
geeft de laatst ingestelde snelheid
weer.



Instellen van een snelheid

Er kan, bij draaiende motor, een
snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen.

Inschakelen/uitschakelen (Off)

Druk één keer op deze toets om
de begrenzer in te schakelen. Druk
nogmaals op de toets om de begrenzer
uit te schakelen (OFF).
Verhogen van de ingestelde snelheid:


- druk op de toets Set +
.
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1 km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid
in stappen van 5 km/h te verhogen.
Verlagen van de ingestelde snelheid:


- druk op de toets Set -
.
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1 km/h te verlagen.
Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5 km/h te
verlagen.

Stuurkolomschakelaars

Page 58 of 200

56

Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Als het gaspedaal echter met
kracht
wordt ingetrapt, tot voorbij
het zware punt
, wordt de begrenzer
tijdelijk uitgeschakeld en knippert de
ingestelde snelheid op het display.
Als het gaspedaal geleidelijk dieper
wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd.

Laat om de begrenzer weer in te
schakelen de snelheid zakken tot
een snelheid lager dan de ingestelde
snelheid.


Uitschakelen van de functie



- Draai de knop in de stand 0
of zet
het contact af om het systeem uit te
schakelen.
De laatst ingestelde snelheid blijft in
het geheugen opgeslagen.


Storing

De ingestelde snelheid wordt gewist
en in plaats daarvan verschijnen drie
streepjes op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT -netwerk om
het systeem te laten controleren.

Gebruiksvoorschrift



Knipperen van de
snelheidsweergave
De snelheid knippert:


- als het gaspedaal tot voorbij het
zware punt wordt ingetrapt,

- als de begrenzer door het profi el
van de weg of bij een steile
afdaling niet kan voorkomen dat
de ingestelde snelheid wordt
overschreden,

- tijdens snel accelereren.
Bij het gebruik van de
snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid
nemen.
Let op uw snelheid als deze door
het profi el van de weg of door snel
accelereren kan worden overschreden,
zodat u optimaal de controle over uw
auto kunt bewaren.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:


- controleer of de mat goed op
zijn plaats ligt en op de vloer is
bevestigd,

- leg nooit meerdere matten boven
op elkaar.

Stuurkolomschakelaars

Page 59 of 200

57
ERGONOMIE en COMFOR
T
33
Ventilatie
VENTILATIE
de zijventilatieroosters en
middelste ventilatieroosters,

Luchtopbrengst

de beenruimte,
de voorruit en de beenruimte,
de voorruit.
De luchtverdeling kan worden
gevarieerd door de knop in
een tussenstand te zetten,
aangegeven door "●".


Handmatige bediening:

Luchtverdeling

De bediening van de luchtverdeling
wordt aangegeven door middel van de
volgende pictogrammen: naar rood, toevoer van
warme lucht. Zet de knop in de gewenste
stand:
van blauw, toevoer van
koude lucht, De kracht van de luchttoevoer
via de uitstroomopeningen
varieert van 1 tot 4. In de stand
0 is er geen luchttoevoer.

Bedieningspaneel verwarming
Bedieningspaneel airconditioning

Zet de knop in de gewenste stand voor
een optimaal comfort.

Temperatuur

Page 60 of 200

58


Ventilatie



Toevoer van buitenlucht

Luchtrecirculatie in het interieur
Airconditioning A/C

Het lampje van de toets is uit.
Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.
Druk op de toets om
de airconditioning in te
schakelen; het lampje gaat
branden. Druk nogmaals op
de toets om de airconditioning
uit te schakelen; het lampje gaat uit.
De airconditioning werkt niet als de
knop van de aanjager in de stand
0 staat. De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Het lampje van de toets
brandt. Deze stand dient om
de toevoer van buitenlucht
bij stank en rookoverlast af te
sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt en de
aanjager (stand 1 t/m 4)
is ingeschakeld, wordt de
capaciteit van de verwarming
(knop temperatuurregeling naar
rood) of de airconditioning (knop
temperatuurregeling naar blauw)
sneller vergroot.
Gebruik de luchtrecirculatie niet
langer dan nodig is. Schakel zodra
de omstandigheden dit toelaten de
toevoer van buitenlucht weer in om
de lucht in het interieur te verversen
en het beslaan van de ruiten te
voorkomen. Gebruik deze stand zo
veel mogelijk.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 200 next >