PEUGEOT PARTNER TEPEE 2020 Instructieboekje (in Dutch)

Page 71 of 216

69
Gebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F

D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F

Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand vijf tot tien minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F

C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek ver vangen. Wij raden u een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag). Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel. Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland bevat het aircocircuit het
broeikasgas R134a .
Hoeveelheid gas: 0,450

k
g (+/- 0,025
k
g),
GWP-index 1430 ton (CO2-equivalent:
0,6 4 4 to n).
F
L aat de airconditioning regelmatig
controleren zoals voorgeschreven in het
garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F

G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruit gaat:
-

r
ijd niet te lang met uitgeschakelde
ventilatie.
-

h
oud de luchtrecirculatie niet langere tijd
ingeschakeld.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t-
systeem.
3
Ergonomie en comfort

Page 72 of 216

70
Ontdooien en
ontwasemen
Handbediende modusAutomatische modus:
programma "zicht"In sommige gevallen kan het
comfortprogramma (AUTO) niet toereikend
blijken om de voorruit en zijruiten snel
condens- en ijsvrij te maken (vocht, veel
inzittenden, vorst enz.).
Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor op deze
toets om het snel ontwasemen/
ontdooien van de achterruit en/of de
elektrisch bediende buitenspiegels
in te schakelen.
Deze functie wordt uitgeschakeld:
-

w

anneer op de toets wordt gedrukt,
-

w

anneer de motor wordt afgezet,
-

a

utomatisch, om overmatig stroomverbruik
te voorkomen.
F

Z

et de knop van de
luchtverdeling in deze stand.
F

Z

et de knop van de
temperatuurinstelling in deze
stand.
F

Z

et de knop van de
luchtopbrengst in een hogere
stand.
F

D

ruk op de knop van de
airconditioning.
Zet de toets zodra de
omstandigheden dit toelaten weer in
de stand toevoer buitenlucht (LED
uit) om de lucht in het interieur te
verversen. Selecteer in dat gevel het programma "zicht".
Het lampje van het programma "zicht" gaat
branden.
Het systeem regelt de airconditioning en
de luchttoevoer en zorgt voor een optimale
luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten.
Het systeem schakelt de luchtrecirculatie uit.
Ergonomie en comfort

Page 73 of 216

71
Lichtschakelaar
Verlichting voor en achter
Lampen uit
Automatisch inschakelen van de verlichting
Parkeerlichten
Dimlicht (groen)
Grootlicht (blauw)
Schakelen tussen dim- en
grootlicht
F Trek de hendel volledig naar u toe.
Herinnering vergeten verlichting
Bij het afzetten van het contact gaat alle
verlichting uit, behalve het dimlicht als de
automatische follow me home-verlichting is
geactiveerd.
F
D
raai om de lichtschakelaar te activeren
ter wijl de verlichting uit is, de ring in de
stand 0 en ver volgens in de stand van uw
keuze.
Als het bestuurdersportier geopend wordt en
de verlichting ingeschakeld is, klinkt er een
geluidssignaal.
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, wordt
na dertig minuten de eco-mode geactiveerd
zonder tussenkomst van de gebruiker. De
functies worden gepauzeerd en het acculampje
knippert.
De eco-mode heeft geen invloed op de
parkeerlichten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .
Mistlampen vóór en
mistachterlicht
Deze verlichting werkt in combinatie met de
parkeerlichten en het dimlicht. Selecteer de verlichting door de ring naar voren
te draaien (inschakelen) en naar achteren te
draaien (uitschakelen).
De status wordt aangegeven door het lampje
op het instrumentenpaneel.
Mistlampen vóór (groen, de
ring wordt eenmaal naar voren
gedraaid).
Mistachterlicht (oranje, de ring wordt
tweemaal naar voren gedraaid).
Draai de ring tweemaal naar achteren om de
mistlampen vóór en het mistachterlicht uit te
schakelen. Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, is het
mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
schakelen zodra ze niet meer nodig zijn.
Door de automatische verlichting van
de koplampen wordt het mistachterlicht
uitgeschakeld, maar de mistlampen vóór
blijven branden.
U kunt de verlichting selecteren door deze ring
te draaien.
4
Verlichting en zicht

Page 74 of 216

72
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Bij onvoldoende omgevingslicht of tijdens
de werking van de ruitenwissers worden de
parkeerlichten en het dimlicht automatisch
ingeschakeld. Zodra het omgevingslicht
voldoende is of de ruitenwissers stoppen, wordt
de verlichting weer uitgeschakeld.
Deze functie is niet compatibel met
dagrijverlichting.Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen.
De verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
Dek de lichtsensor aan de bovenzijde
van de voorruit (achter de binnenspiegel)
niet af. Deze wordt gebruikt voor
het automatisch inschakelen van de
verlichting en ruitenwissers.
Inschakelen
F Draai de ring in de stand AUTO .
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring vooruit of achteruit. Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld als u de
verlichting zelf in - of uitschakelt.
In het geval van een storing van
de lichtsensor gaat de verlichting
in combinatie met het lampje
Service branden, vergezeld van een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
LED-dagrijverlichting
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht
handmatig of automatisch wordt ingeschakeld,
gaat de dagrijverlichting uit.
Instellen
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt
u de functie in- of uitschakelen via het
configuratiemenu.
Follow me home-
verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Handbediende werking
F Geef binnen 1 minuut na het afzetten van
het contact eenmaal een "lichtsignaal".
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische werking
F Deze functie kan ingeschakeld worden via het configuratiemenu
van de auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het audio- en
datacommunicatiesysteem .
Verlichting en zicht

Page 75 of 216

73
Statische bochtverlichting
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Inschakelen
Deze functie werkt:
- b ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-

a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
Uitschakelen
Het systeem werkt in de volgende gevallen niet:
- b ij een geringe stuuruitslag,
-

b
ij snelheden boven 40 km/h,
-

a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van
de auto.
Standaard is deze functie ingeschakeld.
Richtingaanwijzers
Links : beweeg de lichtschakelaar omlaag
voorbij het weerstandspunt.
Rechts : beweeg de lichtschakelaar omhoog
voorbij het weerstandspunt.
Functie "snelweg"
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het weerstandspunt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
vervolgens drie keer.
Koplampverstelling
Geadviseerd wordt de stand van de koplampen
aan te passen aan de belading van de auto. 0 -
Leeg.
1 - Gedeeltelijke belading.
2 - Gemiddelde belading.
3 - Maximaal toegestane belading.
Stand 0 is de basisinstelling.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Ruitenwisserschakelaar
4
Verlichting en zicht

Page 76 of 216

74
Handmatig wissen
2Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
1 Wissen op normale snelheid (matige
neerslag).
I Interval.
0 Uit.
â Eén keer wissen
(omlaag drukken).
In de inter valstand wordt de wissnelheid
aangepast aan de wagensnelheid.
Wanneer het contact meer dan één minuut is
afgezet geweest, moet u de functie opnieuw
inschakelen met de ruitenwisserschakelaar in
stand 2, 1 of I.
-

Z
et de hendel in een willekeurige stand.
-

Z
et de hendel in de gewenste stand.
Automatische ruitenwissers
vóór
Dek de regensensor, die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
In de stand AUTO werken de ruitenwissers
automatisch en wordt de snelheid aangepast
aan de hoeveelheid neerslag. Inschakelen
F

D
uw de hendel omlaag. Het inschakelen
wordt bevestigd door een melding op het
display.
Wanneer het contact meer dan één minuut
is afgezet geweest, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
inschakelen door de hendel omlaag te duwen.
Uitschakelen
F
Ze
t de ruitenwisserschakelaar in de stand I
,
1 of 2 .
Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Zet het contact uit als de auto gewassen
wordt in een wasstraat om te voorkomen
dat de ruitenwissers automatisch worden
ingeschakeld.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot de
voorruit ontdooid is.
F Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking in combinatie
met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers.
Ruitensproeiers
Het niveau van de sproeier vloeistof moet
regelmatig worden gecontroleerd, vooral
in de winter.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus , in het bijzonder het niveau
van de sproeiervloeistof.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
Deze handeling kan worden gebruikt om bij
parkeren in de winter de ruitenwissers rechtop
te zetten, de ruitenwissers schoon te maken of
ze te vervangen.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het ver vangen van een
ruitenwisserblad .
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de ruststand te zetten.
Verlichting en zicht

Page 77 of 216

75
Ruitenwisser achter
F Draai de ring tot aan de eerste stand.
Ruitensproeier achter
F Draai de ring voorbij de eerste stand; de ruitensproeier en de
ruitenwisser werken vervolgens
gedurende een vooraf
ingestelde tijd.
Schakel 's winters de
achterruitver warming in als het sneeuwt of
bij strenge vorst. Verwijder de verzamelde
sneeuw of het ijs van het ruitenwisserblad
achter nadat het ontdooien is voltooid.
U kunt nu de ruitenwisser achter
inschakelen.
4
Verlichting en zicht

Page 78 of 216

76
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in
staat u dit te bieden.Belangrijke informatie:
-

h
et monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die
niet onder een artikelnummer in
het assortiment van PEUGEOT
voorkomen, kan tot een hoger verbruik
leiden en storingen in het elektronische
systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor
meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
-
u

it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische
systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is
over geschikt gereedschap (kans op
storingen in de elektronische systemen
die kunnen leiden tot pech of ernstige
ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-

w
ijzigingen of aanpassingen die
niet door PEUGEOT zijn voorzien
of toegestaan, of die niet volgens
de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot
het ver vallen van de wettelijke en
contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
Veiligheid

Page 79 of 216

77
Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten,
afhankelijk van de remvertraging die optreedt,
automatisch in. De alarmknipperlichten blijven
knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop op het
instrumentenpaneel in te drukken.
Claxon
F Druk op het midden van het stuur wiel.
Urgence-noodoproep of
Assistance-pechhulpoproep
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
Urgence-noodoproep met lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van de functie Urgence-noodoproep met lokalisering
en de functie Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering, en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
w
erkzaam is en de lijst van beschikbare
PEUGEOT CONNECT-ser vices kunt u bij uw
verkooppunt opvragen of op de website voor uw
land bekijken.
Druk in geval van nood langer dan
2 seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene
ledlampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de oproep
is verstuurd naar de alarmcentrale
van de Urgence-noodoproep met
lokalisering*.
Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd.
Het groene ledlampje dooft.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale van de Urgence-noodoproep
met lokalisering lokaliseert onmiddellijk uw
auto, spreekt u toe in uw landstaal** en roept
indien nodig de hulp in van de bevoegde
hulpdiensten. In landen waar de alarmcentrale
niet operationeel is of wanneer de lokalisatie
uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep
meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten
(112), zonder lokalisatie.
Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
F

D

ruk de rode knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
*

A
fhankelijk van de algemene
gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem.
5
Veiligheid

Page 80 of 216

78
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Peugeot Connect Packs met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de landelijke website.
Werking van het systeem
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.Bij het aanzetten van het
contact gaat het groene lampje
3
seconden branden. Dit duidt
op een goede werking van het
systeem.
Het rode lampje blijft branden: er
is een storing in het systeem.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
Urgence-noodoproep of Assistance-
pechhulpoproep niet meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats. Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Urgence-noodoproep met
lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van de functie "Urgence-noodoproep met
lokalisering" en de functie "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering", en van de
officiële landstaal die door de eigenaar van
de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
diensten PEUGEOT CONNECT kunt u bij uw
verkooppunt opvragen of op de website voor
uw land bekijken.
Druk langer dan 2

seconden op
deze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**. Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd.
Geolokalisatie
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
U kunt de geolokalisatie weer inschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Urgence-noodoproep
U kunt de geolokalisatie uitschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen. Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht. Wanneer u uw auto buiten het netwerk van
het merk hebt gekocht, raden wij u aan
de beschikbaarheid van deze diensten
door het netwerk van het merk te laten
controleren en eventueel configureren.
In een meertalig land kunt u het systeem
laten configureren in de officiële landstaal
van uw voorkeur.
Om technische redenen, zoals het
verbeteren van de diensten PEUGEOT
CONNECT aan de klant, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen.
met lokalisering" en "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken en ver volgens op
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" te
drukken om te bevestigen.
Veiligheid

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 220 next >