PEUGEOT PARTNER TEPEE 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: PARTNER TEPEE, Model: PEUGEOT PARTNER TEPEE 2020Pages: 216, PDF Size: 8.52 MB
Page 81 of 216

79
Antiblokkeersysteem
(ABS/EBD)
Het ABS met elektronische remdrukregelaar
(EBD) zorgt tijdens het remmen voor een
betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw
auto, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
en de EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt
te blokkeren. Het garandeert geen kortere
remweg.
Op een erg glad wegdek (ijzel, olie enz.) kan
de remweg door de werking van het ABS
juist langer zijn. Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in en laat het
niet los, ook niet op een glad wegdek. Het ABS
zorgt er dan voor dat u om het obstakel heen
kunt sturen.Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing
in het ABS. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over
uw auto kunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met de
lampjes Remsysteem en STOP, een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar. Door
deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen
verliezen.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Noodremassistentie
(BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt.
Het systeem wordt geactiveerd als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Hierdoor verandert de weerstand van het
rempedaal onder uw voet.Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los om de werking van het
noodremassistentiesysteem te behouden.
Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het
rempedaal voelen; dit is normaal.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en
velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd
die aan de voorschriften van PEUGEOT voldoen.
Antispinregeling
(ASR) en dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Deze systemen zijn gekoppeld aan en een
aanvulling op het ABS-systeem.
Het ASR-systeem is zeer handig om optimale
grip te behouden en om verlies van de controle
over de auto bij het accelereren te voorkomen.
Dit systeem past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te voorkomen via
de remmen van de aangedreven wielen en de
motor. Het zorgt ook voor meer koersstabiliteit
bij het accelereren.
Als uw auto is voorzien van het DSC-systeem,
stuur dan niet tegen om de auto in de juiste
koers te houden.
5
Veiligheid
Page 82 of 216

80
Werking
Dit lampje knippert wanneer het
ASR of de DSC ingrijpt.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond...)
kan het nuttig zijn het ASR- en DSC-systeem
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
spinnen en weer grip kunnen krijgen.F
D
ruk op de toets of draai de
knop in de stand "ESP UIT"
(afhankelijk van de uitvoering).
De LED brandt; dit geeft aan dat het ASR- en
DSC-systeem zijn uitgeschakeld.
De systemen worden weer ingeschakeld:
-
a
utomatisch, als de snelheid hoger wordt
dan ongeveer 50
km/h,
Het DSC-systeem houdt de vier wielen in de gaten en
grijpt, als de koers van de auto afwijkt van de door de
bestuurder gewenste richting, automatisch in via de
remmen van een of meerdere wielen en de motor om de
auto weer in de juiste koers te brengen.
- handmatig, als u nogmaals op de toets drukt of de knop in
deze stand draait (afhankelijk
van de uitvoering).
Storing
In het geval van een storing in
de betreffende systemen gaan
het waarschuwingslampje en de
LED branden vergezeld van een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Het waarschuwingslampje kan ook gaan
branden bij een te lage bandenspanning.
Controleer bij elke band de bandenspanning.
Het ASR- en DSC-systeem verbeteren de
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's of te hard
rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de fabrikant op het
gebied van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem, en
elektronische onderdelen alsmede
door de naleving van de montage- en
reparatieprocedures.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Grip Control
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling
voor betere tractie (grip) op ondergronden met
sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie optimaal en
zorgt er voor dat u ook onder omstandigheden
met weinig grip uw weg kunt ver volgen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden
ingetrapt om het systeem optimaal gebruik
te laten maken van het motor vermogen. De
elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen.
Tijdens de werking van het systeem draait de
motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de
stand selecteren die het meest geschikt is voor
de rijomstandigheden die u tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een
lampje branden ter bevestiging van uw keuze.
Bedieningsstanden
Veiligheid
Page 83 of 216

81
Normaal (ESP)
Dit is de stand voor situaties waarin
weinig wielslip optreedt, gebaseerd
op de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden
op autowegen en snelwegen.
Als u het contact opnieuw aanzet, neemt het
systeem automatisch de ESP-stand weer aan.
ESP UIT
Deze stand is alleen geschikt voor
speciale omstandigheden bij het
starten of bij lage snelheid.
Zodra u sneller rijdt dan 50
km/h,
schakelt het systeem automatisch
over op de ESP-stand.
Sneeuw
In deze stand past het systeem bij
het wegrijden de regeling aan op de
hoeveelheid grip die elk voor wiel op
dat moment heeft.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem
de wielslip zodanig dat de beste acceleratie
verkregen wordt afhankelijk van de beschikbare
grip.
Off road (modder, nat gras enz.)
In deze stand wordt bij het
wegrijden veel wielslip toegestaan
bij het wiel met de minste grip,
zodat de modder van de band wordt
verwijderd en het wiel vervolgens
weer grip krijgt.
Tegelijkertijd wordt zo veel mogelijk koppel
naar het wiel met de meeste grip overgebracht.
Tijdens het verplaatsen verdeelt het systeem
de wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
Zand
In deze stand is het gelijktijdig licht
doorslippen van de aangedreven
wielen toegestaan, zodat de auto
vooruit komt en het risico van
ingraven wordt beperkt. Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor
het gebruik op verharde wegen, maar u
kunt er ook mee uit de voeten op minder
goed begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto,
en is, met name met een zware
lading, niet geschikt voor de volgende
omstandigheden:
-
h
et rijden in terrein waarin de
onderzijde van de auto beschadigd zou
kunnen worden of waarin onderdelen
(brandstofleiding, brandstofkoeler, ...)
geraakt zouden kunnen worden door
stenen of andere obstakels,
-
h
et rijden in terrein met steile hellingen
en weinig grip,
-
h
et door waden van beekjes en
stroompjes, enz.
Activeer op zand geen andere standen
omdat de kans bestaat dat de auto dan
vast komt te zitten.
5
Veiligheid
Page 84 of 216

82
Veiligheidsgordels achter
(uitvoering met 5 zitplaatsen)
De stoelen achterin
zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met
oprolautomaat.
Veiligheidsgordels achter
(uitvoering met 7 zitplaatsen)
Op de 2e zitrijOp de 3e zitrij
De drie stoelen zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
Let erop dat bij het neerklappen van de
buitenste zitplaatsen of het plaatsen van de
rugleuning in de tafelstand de gordel van de
middelste zitplaats niet klem komt te zitten.
Let erop dat bij het verwijderen of terugplaatsen
van de buitenste zitplaatsen of bij toegang tot
de 3e zitrij de gordel van de middelste zitplaats
niet klem komt te zitten.
Zorg dat de middelste veiligheidsgordel goed in
de uitsparing in het dak is opgerold. De twee stoelen zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
Bevestig de veiligheidsgordels niet aan de met
een rood kruis gemarkeerde sjorogen, zoals op
het label aangeduid.
Zorg dat u de veiligheidsgordels correct aan de
hiervoor bestemde ringen bevestigt.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels voor de stoelen
voorin zijn voorzien van een pyrotechnische
gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.
De veiligheidsgordel voor de
middelste zitplaats van de
voorbank beschikt niet over een
pyrotechnische gordelspanner.
Veiligheid
Page 85 of 216

83
Hoogteverstelling
De veiligheidsgordels van de 3e zitrij die niet
worden gebruikt, kunnen opgeborgen worden
om de laadruimte vrij te maken en het gebruik
van de bagageafdekking te vergemakkelijken.
Zet de haak vast op de daar voor bestemde plek
op het paneel van de achterstijl.
F
D
ruk op de knop van het bovenste
bevestigingspunt van de veiligheidsgordel
en verschuif het geheel aan de zijde van de
bestuuurdersstoel en aan de zijde van de
individuele passagiersstoel.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel(s) niet vastgemaakt
Als de bestuurder of een passagier
voorin zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het starten van
de motor dit lampje branden.
De voorpassagiersstoel
kan zijn uitgerust met een
aanwezigheidssensor. In dat
geval dient u geen zware
voor werpen op deze stoel te
plaatsen, want hierdoor kan
de waarschuwing geactiveerd
worden.
Vast maken
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
De hoogte van de
veiligheidsgordel voor de
middelste stoel van de voorbank
kan niet worden versteld.
5
Veiligheid
Page 86 of 216

84
Veiligheidsadviezen
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Wissel de gespen van de veiligheidsgordels
onderling niet om; de gordels zijn dan niet
voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die er voor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder dat
de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats, om te garanderen dat de
werkzaamheden volgens de voorschriften
worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij de PEUGEOT-dealer.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold. Aanbevelingen voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12
jaar of kleiner dan
1,50
m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het afgaan van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
Page 87 of 216

85
Airbags
Algemeen
De airbags werken alleen als het
contact is aangezet.
De airbags werken slechts één keer.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
worden de airbags niet meer opgeblazen.De airbag vóór aan passagierszijde moet
uitgeschakeld worden als u een kinderzitje
"met de rug in de rijrichting" op de
voorstoel plaatst.
Detectiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Het activeren van een airbag gaat gepaard
met wat rook en geluid, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een airbag
wordt geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en verbeteren ze de
bescherming van de inzittenden van de
auto; direct na de aanrijding ontsnapt het
gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking; in deze
situaties zijn alleen de veiligheidsgordels
nodig om u extra bescherming te bieden.
De ernst van de aanrijding hangt af van de aard
van het obstakel en de snelheid van de auto op
het moment van de aanrijding.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden te verbeteren
bij een ernstige aanrijding. Ze vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers.
5
Veiligheid
Page 88 of 216

86
Airbags vóór
Activeren
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), waarbij de krachten in
de lengteas van de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto (op een
horizontaal vlak) worden uitgeoefend.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het dashboard om te
verhinderen dat de inzittende naar voren wordt
geslingerd.
Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display, laat het systeem dan controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als deze twee airbaglampjes permanent
blijven branden, gebruik dan in geen geval
een kinderzitje "met de rug in de rijrichting"
en neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zijairbags
Deze airbags beschermen de bestuurder en
passagier voorin bij een ernstige aanrijding van
opzij om de kans op borstletsel te verkleinen.
Deze zijn voor de bestuurder in het midden van
het stuur wiel en voor de voorpassagier(s) in het
dashboard aangebracht.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame
van de rugleuning van de voorstoel, aan de
portierzijde.
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij B, waarbij de krachten
loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf
de buitenzijde richting de binnenzijde van de
auto worden uitgeoefend.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende
portierpaneel.
Storing
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit lampje
op het instrumentenpaneel gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van het
instrumentenpaneel. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding niet afgaan.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Veiligheid
Page 89 of 216

87
Window-airbags
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de zijruiten. Deze airbags beschermen de bestuurder
en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij een ernstige aanrijding
van opzij om de kans op hoofdletsel te
verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding.
5
Veiligheid
Page 90 of 216

88
Advies
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe uw veiligheidsgordel om en zorg dat
deze correct is geplaatst.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...) en bevestig niets in de
buurt van de airbags of in het gebied waar de
airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het
afgaan van de airbag ver wonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen alleen door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.Airbags voor
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op
het dashboard rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daar voor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor
informatie over de stoelhoezen die geschikt
zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het
PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de zijairbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
Veiligheid