Seat Arona 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 320

De essentie
Starthulp St ar
tk
abels De startkabels moeten voldoende doorsnede
hebben.
A
l

s de motor niet aanslaat, omdat de accu
ontladen is, kunt u de accu van een andere
wagen voor het starten gebruiken.
Startkabels
U hebt voor de starthulp startkabels volgens
DIN 72553 nodig (zie de gegevens van de ka-
belfabrikant). De doorsnede van de kabel
moet bij wagens met benzinemotor ten min-
ste 25 mm 2
en bij wagens met dieselmotor
ten minste 35 mm 2
bedragen. Let op
● Tu s

sen de wagens mag er geen contact be-
staan, anders zou de stroom al kunnen lopen,
als de pluspolen worden verbonden.
● De ontladen accu moet op de juiste wijze op
de elektris
che installatie zijn aangesloten. Starthulp: beschrijving
Afb. 86
Verbindingsschema voor wagens zon-
der s t
ar

t-stopsysteem. Afb. 87
Verbindingsschema voor wagens met
s t
ar

t-stopsysteem. Startkabels aansluiten
1. Bij beide wagens het contact uitschakelen
››


.2. Een uiteinde van de
rode
s
tarthulpkabel
op de pluspool + van de wagen met de
ontl a
den ac
cu klemmen A
› ››
afb
. 86.
3.
Het andere uiteinde van de rode s
tarthulp-
kabel op de pluspool + van de stroomge-
v ende w
ag
en B klemmen.
4. Bij wagens zonder start-stopsysteem: een
uit einde
v

an de zwarte startkabel op de
minpool – van de stroomgevende wagen
B
› ››
afb
. 86 klemmen.
– Bij wa

gens met start-stopsysteem: een uit-
einde v
an de zwarte startkabel X aanslui-
t en op een g
e
schikte massaklem, een mas-
sief metalen deel vastgeschroefd aan het
motorblok of aan het motorblok zelf ››› afb.
87.
5. Sluit het andere uiteinde van de zwarte
st
artkabel X in de wagen met ontladen
ac c
u aan op een m
assief metalen deel
vastgeschroefd aan het motorblok of aan
het motorblok zelf, echter niet in de buurt
van de accu A .
6. Kabels zo leggen, dat ze niet door draai- ende del en in de mot
orruimt

e kunnen wor-
den geraakt.
Starten
7. De motor van de stroomgevende wagen star
ten en stationair laten draaien. » 69

Page 72 of 320

De essentie
8. De motor van de wagen met de ontladen acc
u s
tarten en twee tot drie minuten
wachten tot de motor draait.
Startkabels verwijderen
9. Vóór het losmaken van de startkabels het dimlicht
- wanneer dit aan is - uitschake-
len.
10.In de wagen met de ontladen accu de aanjager en ac
hterruitverwarming inscha-
kelen, opdat spanningspieken worden af-
gebouwd die ontstaan bij het losmaken.
11.
Kabels bij draaiende motoren verwijderen
in omgekeerde volgorde van het aanslui-
ten.
Let erop dat de klemmen voldoende contact
met het metaal hebben.
Als de motor niet aanslaat: na 10 seconden
ophouden met starten en daarna na ca. een
minuut weer starten. ATTENTIE
● Vo l

g de waarschuwingen op bij werkzaam-
heden in de motorruimte ›››
 pag. 278,
Werkzaamheden in de motorruimte.
● De stroomgevende accu moet dezelfde
spannin
g (12 V) en dezelfde capaciteit (zie
tekst op de accu) hebben als de lege accu.
Anders bestaat er gevaar voor explosie!
● Voer nooit een starthulp uit als een van de
accu's
bevroren is – gevaar voor explosie! Ook wanneer de accu is ontdooid, bestaat er
gev
aar

voor verbrandingen bij het uitvloeien
van accuvloeistof. Bevroren accu vervangen.
● Ontstekingsbronnen (open vuur, sigaretten,
enz) z
over mogelijk uit de buurt van de accu's
houden. Ontploffingsgevaar!
● Let op de gebruiksaanwijzing van de fabri-
kant
van de startkabels.
● Minkabel bij de andere wagen niet direct
op de minpool
van de ontladen accu aanslui-
ten. Door vonkvorming zou het knalgas dat
uit de accu stroomt, kunnen ontsteken - ge-
vaar voor explosie!
● Minkabel bij de andere wagen niet op delen
van het br
andstofsysteem of op de remleidin-
gen vastklemmen.
● De niet-geïsoleerde delen van de pooltan-
gen mogen elk
aar niet raken. Bovendien mag
de op de pluspool van de accu aangesloten
kabel niet met elektrisch geleidende delen
van de wagen in aanraking komen - gevaar
voor kortsluiting!
● Kabels zo leggen dat ze niet door draaien-
de delen in de motorruimt
e kunnen worden
geraakt.
● Buig u niet over de accu's - u zou verbran-
dingen k
unnen oplopen! Let op
De wagens mogen elkaar niet aanraken, an-
ders

zou er al bij de verbinding van de plus-
polen een stroomverbinding zijn. Ruitenwisserbladen vervangen
R uit
en

wisserbladen voorruit vervan-
gen Afb. 88
Ruitenwissers in servicestand. Afb. 89
Ruitenwisserblad voorruit vervangen. Om de ruitenwisserbladen te vervangen,
moet
en
z

e van de ruststand in de bedrijfs-
stand worden gezet. 70

Page 73 of 320

De essentie
Vervang ruitenwissers uitsluitend in service-
s t
and, omd
at zo lakbeschadiging van de mo-
torkap door uitschieten van de ruitenwisse-
rarm kan worden voorkomen.
Bedrijfsstand (ruitenwisserbladen vervan-
gen)
● Controleer dat de ruitenwisserbladen niet
bevroren
zijn.
● Schakel het contact aan en uit en (voordat
9 seconden v
erstreken zijn), vervolgens de
hendel van de ruitenwissers naar beneden
zetten (kort wissen). De ruitenwisserbladen
verplaatsen zich in de servicestand ››› afb.
88.
Ruitenwisserblad demonteren
● De ruitenwisserarm oplichten.
● De veiligheidsknop 1
› ›
› afb
. 89 indruk-
ken.
● Het blad uit de arm verwijderen.
Ruiten
wisserblad monteren
● Het blad in de ruitenwisserarm drukken tot
u een klik hoor
t.
● Plaats de ruitenwisserarmen in de rust-
stand. 
››› in De ruitenwisserbladen voor- en
achteraan vervangen op pag. 98
››› pag. 98 Ruitenwisserblad achterruit vervan-
g
en Afb. 90
Wisserblad van de achterruit verwijde-
r en en p
l

aatsen. Wisserblad verwijderen
● Ruitenwisserarm van de achterruit weg-
k l
ap

pen.
● Schuif de adapter van het wisserblad in de
richting
van de pijl en verwijder het wisser-
blad ››› afb. 90 A.
Wisserblad bevestigen
● Met een hand het bovenste uiteinde van de
wis
serarm vasthouden. ●
Plaats het
wisserblad zoals aangeduid in
››› afb. 90 B en schuif de adapter erop tot de-
ze vastklikt.

››› in De ruitenwisserbladen voor- en
achteraan vervangen op pag. 98
››› pag. 98 71

Page 74 of 320

Veiligheid
Veiligheid
V ei
lig rijden
V
eilig op weg In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informa-
tie, tips, s
ug

gesties en waarschuwingen die
u moet lezen en opvolgen in uw eigen belang
en dat van uw passagiers. ATTENTIE
● In dit hoof d

stuk vindt u belangrijke infor-
matie over hoe u en uw bijrijders met uw wa-
gen om kunnen gaan. De overige belangrijke
informatie die u moet kennen voor uw eigen
veiligheid en voor de veiligheid van uw bijrij-
ders, vindt u ook in de andere hoofdstukken
van uw wagendocumentatie.
● Zorg ervoor dat de complete wagendocu-
mentatie altijd in u
w wagen ligt. Dit geldt in
het bijzonder wanneer u de wagen aan ande-
ren uitleent of verkoopt. Rijadviezen
V óór elk e rit Let vóór elke rit op de volgende punten voor
u
w eig
en

veiligheid en die van uw bijrijders: –
Zorg er
voor dat de verlichting en de knip-
perlichten van uw wagen optimaal werken.
– Controleer de bandenspanning.
– Zorg ervoor dat alle ruiten een helder en
goed z

icht naar buiten bieden.
– Ervoor zorgen dat de bagage goed vastzit
›››
pag. 157.
– Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp de be-
diening v

an de pedalen kan belemmeren.
– Spiegels, voorstoel en hoofdsteun verstel-
len naar

gelang uw lichaamslengte.
– Zorg dat de passagier op de middelste zit-
plaats

van de achterbank de hoofdsteun in
gebruiksstand heeft staan.
– Bijrijders erop wijzen de hoofdsteunen
naarg

elang hun lichaamslengte te verstel-
len.
– Kinderen beschermen met een geschikt
kinderz

itje en een op een juiste wijze om-
gegespte veiligheidsgordel ››› pag. 90.
– Juiste zithouding aannemen. Ook bijrijders
erop wijz

en de juiste zithouding aan te ne-
men ››› pag. 73.
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen. Ook bijrijder

s erop wijzen de veilig-
heidsgordel juist om te gespen ›››
pag.
78. Factoren die op de veiligheid van in-
vloed zijn Als bestuurder draagt u de verantwoordelijk-
heid v
oor uz

elf en uw bijrijders. Als u afgeleid
bent of uw vermogens aangetast zijn door
een bepaalde omstandigheid, brengt u uzelf
en ook andere verkeersdeelnemers in gevaar
››› , om deze reden:
– U niet laten afleiden van het verkeer bijv.
door uw b ijrijder

s of een telefoongesprek.
– Nooit rijden als uw rijvaardigheid is beïn-
vloed (bij v

. door medicijnen, alcohol,
drugs).
– Verkeersregels en de aangegeven snelhe-
den aanhouden.
– De snelheid altijd aan de weg-, verkeers-
en weersoms

tandigheden aanpassen.
– Tijdens lange ritten regelmatig pauzeren -
ten mins

te eens in de twee uur.
– Indien mogelijk niet rijden wanneer u moe
bent of onder tijd

sdruk staat. ATTENTIE
Als u afgeleid bent of uw vermogens aange-
ta s

t zijn door een bepaalde omstandigheid,
wordt de kans op ongevallen en verwondin-
gen groter. 72

Page 75 of 320

Veilig rijden
Veiligheidsvoorzieningen Uw veiligheid en de veiligheid van uw bijrij-
ders
m
ag u niet op het spel zetten. Bij een
ongeval kunnen de veiligheidsvoorzieningen
de risico's op lichamelijk letsel reduceren. De
volgende opsomming omvat een deel van de
veiligheidsvoorzieningen in uw SEAT:
● 3-punts gordels;
● gordelbelastingsbegrenzing op de voor-
stoel
en en de achterbank (buitenste zitplaat-
sen),
● gordelspanners aan de voorstoelen;
● voorairbags;
● zij-airbags in de rugleuning van de voor-
st oel

en met borst- en hoofdbescherming,
● "ISOFIX"-bevestigingspunten voor kinderzi-
tjes
op de achterste zitplaatsen met het "ISO-
FIX"-systeem,
● in hoogte verstelbare hoofdsteunen bij de
voors
toelen;
● hoofdsteun midden achteraan met ge-
bruikss
tand en niet-gebruiksstand,
● verstelbare stuurkolom.
De genoemde
veiligheidsvoorzieningen wer-
ken samen om u en uw bijrijders in ongeval-
situaties zo goed mogelijk te beschermen.
Deze veiligheidsvoorzieningen zijn u en uw
bijrijders van geen nut als u en uw bijrijders
een verkeerde zithouding aannemen of deze voorzieningen niet juist verstellen of gebrui-
ken.
Va

stzetten is in ieders belang!
Zithouding van de inzittenden Juist
e zithouding van de bestuurder Afb. 91
De juiste afstand van de bestuurder
t ot
het

stuurwiel. Afb. 92
Juiste stand van de hoofdsteun voor
de bes t

uurder. Voor uw eigen veiligheid en om de kans op li-
c
h
amelijk

letsel bij een ongeval te vermijden,
raden wij onderstaande aan de bestuurder
aan:
– Stuurwiel zo verstellen dat de afstand tus-
sen stuur

wiel en borstkas ten minste 25 cm
bedraagt ››› afb. 91.
– Bestuurdersstoel zo in lengterichting ver-
stel

len, dat u het gas-, rem- en koppelings-
pedaal met licht gebogen benen geheel
kunt intrappen ››› .
– Zorg ervoor dat u het bovenste gedeelte
van het
s

tuurwiel kunt bereiken.
– Hoofdsteun zo verstellen dat de bovenzijde
van de hoofd

steun in lijn ligt met het bo-
venste gedeelte van uw hoofd ››› afb. 92.
– Rugleuning lichtjes hellend zetten zodat uw
rug geheel t

egen de rugleuning ligt. »
73
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 76 of 320

Veiligheid
– Vei
ligheid
sgordel juist omgespen ››› pag.
78.
– Blijf met beide voeten in de voetenruimte
zitten

zodat u altijd de wagen onder contro-
le hebt.
Bestuurdersstoel verstellen ››› pag. 151. ATTENTIE
● Een v

erkeerde zithouding van de bestuur-
der kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg
hebben.
● Bestuurdersstoel zo verstellen dat er ten-
minst
e 25 cm ruimte is tussen uw borstkas en
het midden van het stuurwiel ››› afb. 91. Als u
dichterbij zit dan 25 cm, kunnen de airbags
geen goede bescherming geven.
● Als u vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimal
e afstand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● Het stuurwiel tijdens het rijden altijd met
beide handen v
asthouden aan de buitenzijde
van het stuurwiel op kwart over negen. Hier-
door wordt de kans op lichamelijk letsel bij
een airbagactivering gereduceerd.
● Houd het stuurwiel nooit op 12 uur of in
een andere st
and (bijv. in het midden van het
stuurwiel) vast. In zulke gevallen kunnen bij
activering van de bestuurdersairbag zware
letsels aan uw armen, handen en hoofd wor-
den toegebracht. ●
Om het ri s

ico op lichamelijk letsel voor de
bestuurder bij plotseling remmen of een on-
geval te reduceren, nooit met sterk naar ach-
teren gekantelde rugleuningen rijden! De op-
timale beschermende werking van de airbags
en van de veiligheidsgordel wordt alleen be-
reikt wanneer de rugleuning lichtjes hellend
staat en de bestuurder de veiligheidsgordel
goed heeft omgegespt.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
besc
hermende werking te bereiken. Stand van het stuurwiel verstellen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›


 pag. 20 ATTENTIE
● Stuur w

iel alleen bij stilstaande wagen af-
stellen - gevaar voor ongelukken!
● Druk de hendel stevig omhoog om ervoor te
zorg
en dat de stand van het stuurwiel niet
per ongeluk wijzigt tijdens het rijden - gevaar
op ongelukken!
● Zorg ervoor dat u het bovenste gedeelte
van het s
tuur kunt bereiken en stevig kunt
vastnemen: gevaar op ongelukken!
● Als u het stuurwiel meer richting uw ge-
zicht
wilt verstellen, beperkt u daarmee de
beschermende werking van de bestuurders-
airbag in geval van een aanrijding. Wees er
zeker van dat het stuurwiel naar het borst-
been is gekeerd. Juiste zithouding van de bijrijder
Voor uw eigen veiligheid en om het gevaar
op lich
amelijk

letsel bij een ongeval te ver-
mijden, raden wij onderstaande aan de bijrij-
der aan:
– Bijrijdersstoel zover mogelijk naar achteren
vers

chuiven ››› .
– Rugleuning lichtjes hellend zetten zodat uw
rug geheel t

egen de rugleuning ligt.
– Hoofdsteun zo verstellen dat de bovenzijde
van de hoofd

steun in lijn ligt met het bo-
venste gedeelte van uw hoofd ››› pag. 76.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
bijrijder s

stoel laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››

pag.
78.
De bijrijdersairbag kan in uitzonderlijke ge-
vallen uitgeschakeld worden ›››
pag. 89.
Bijrijdersstoel verstellen ›››
 pag. 18. ATTENTIE
● Een v

erkeerde zithouding van de bijrijder
kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg heb-
ben.
● Bijrijdersstoel zo verstellen dat er ten min-
ste 25 c
m ruimte is tussen uw borstbeen en
het dashboard. Als u dichterbij zit dan 25 cm,
kunnen de airbags geen goede bescherming
geven. 74

Page 77 of 320

Veilig rijden

Als
u vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimale afstand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● De voeten tijdens het rijden altijd in de voe-
tenruimte houden - l
eg uw voeten nooit op
het dashboard of de stoelen en steek ze nooit
uit het raam! Door een verkeerde zithouding
stelt u zich bij remmen of een aanrijding
bloot aan een verhoogd risico op lichamelijk
letsel. Bij een activering van de airbag kunt u
door een verkeerde zithouding levensgevaar-
lijk gewond raken.
● Om het risico op lichamelijk letsel voor de
bijrijder bij p
lotseling remmen of een ongeval
te reduceren, nooit met sterk naar achteren
gekantelde rugleuningen rijden! De optimale
beschermende werking van de airbags en de
veiligheidsgordel wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning lichtjes hellend staat en
de bijrijder de veiligheidsgordel goed heeft
omgegespt. Hoe meer de rugleuning naar
achteren gekanteld is, hoe groter het gevaar
op lichamelijk letsel door een verkeerd gor-
delverloop of verkeerde zithouding!
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
besc
hermende werking te bereiken. Juiste zithouding van de passagiers
ac
ht
erin Om het gevaar op lichamelijk letsel bij plot-
seling r
emmen of

een ongeval te verminde-
ren, moeten de passagiers op de stoelen
achterin op het volgende letten:
– Ga rechtop zitten.
– Stel de hoofdsteunen in de correcte positie
›››
pag. 76.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
achterb

ank laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ››


pag.
78.
– Een geschikt kinderzitje gebruiken wanneer
u kinderen in de w

agen meeneemt ›››
pag.
90. ATTENTIE
● Een v

erkeerde zithouding van de passa-
giers op de bank kan ernstig lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
besc
hermende werking te bereiken.
● De optimale beschermende werking van de
veiligheid
sgordels wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning in een rechte stand staat
en de inzittenden van de wagen de veilig-
heidsgordel goed hebben omgegespt. Zitten
de passagiers op de stoelen achterin niet
rechtop, dan is het gevaar op lichamelijk let- sel door een verkeerd verloop van de veilig-
heidsg
or

del groter. Voorbeelden van een verkeerde zit-
houding
Veiligheidsgordels kunnen alleen bij een
juis
t

verloop van de gordelband hun optima-
le beschermende werking bieden. Verkeerde
zithoudingen reduceren de beschermende
werking van de veiligheidsgordels aanzien-
lijk en vergroten het risico op lichamelijk let-
sel door een verkeerd verloop van de gordel-
band. Als bestuurder draagt u de verantwoor-
delijkheid voor uzelf, uw bijrijders en in het
bijzonder voor kinderen die u in uw wagen
vervoert.
– Sta nooit toe dat iemand tijdens het rijden
een v erk

eerde zithouding inneemt in de
wagen ››› .
Hiern a w
or

dt een aantal verkeerde zithoudin-
gen opgesomd, die voor alle inzittenden van
de wagen gevaarlijk kunnen zijn. Deze op-
somming is niet volledig. Wij willen hiermee
uw aandacht vestigen op dit onderwerp.
Daarom wanneer de wagen in beweging is:
● nooit in de wagen staan,
● nooit op de stoelen staan,
● nooit op de stoelen knielen, »
75
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 78 of 320

Veiligheid
● nooit u
w rugl
euning sterk naar achteren
kantelen,
● nooit tegen het dashboard leunen,
● nooit op de achterbank liggen,
● nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten,
● nooit dw

ars op de stoel gaan zitten,
● nooit uit de ramen leunen,
● nooit de voeten in de ruitopeningen hou-
den,
● nooit de voeten op het dashboard leggen,
● nooit de voeten op de zitting leggen,
● nooit iemand in de voetenruimte plaats la-
ten nemen,
● nooit

zonder omgegespte veiligheidsgordel
op een zitp
laats meerijden,
● nooit iemand in de kofferruimte mee laten
rijden. ATTENTIE
● Elke v

erkeerde zithouding vergroot het risi-
co op ernstig lichamelijk letsel.
● Door verkeerde zithoudingen stellen de in-
zittenden
zich bloot aan levensgevaarlijke ri-
sico's op lichamelijk letsel wanneer de air-
bags worden geactiveerd en daarbij een inzit-
tende treffen die een verkeerde zithouding
heeft ingenomen.
● Neem vóór het rijden de juiste zithouding
aan en blijf tijden
s het rijden altijd zo zitten. Vóór elke rit de bijrijders erop wijzen de juiste
zithoudin
g aan t

e nemen en deze zithouding
tijdens het rijden ook aan te houden ››› pag.
73, Zithouding van de inzittenden . Juiste stand van de hoofdsteunen van
de v
oor

stoelen Afb. 93
Juist afgestelde stand van de hoofd-
s t
eu

n, van voren en opzij gezien. De juiste stand van de hoofdsteunen maakt
een bel
an
grijk

deel uit van de bescherming
van de inzittenden en kan verwondingen
voorkomen in de meeste ongevalssituaties.
– Stel de hoofdsteun zo in dat de bovenzijde
ervan minim

aal op ooghoogte ligt. De bes-
te stand is echter op gelijke hoogte met de
bovenzijde van uw hoofd ››› afb. 93. ATTENTIE
● Rijden met v

erwijderde of niet juist afge-
stelde hoofdsteunen verhoogt het risico op
zwaar lichamelijk letsel. Het verkeerd afstel-
len van de hoofdsteunen kan leiden tot fatale
letsels bij ongeval en verhoogt het risico op
letsels bij bruusk remmen of onverwachte
manoeuvres.
● De hoofdsteunen moeten altijd de juiste
stand he
bben naargelang de lichaamslengte
van de inzittenden. 76

Page 79 of 320

Veilig rijden
Juiste stand van de hoofdsteunen van
de ac ht
er
stoelen Afb. 94
Hoofdsteun in gebruiksstand. Afb. 95
Waarschuwingssticker stand hoofd-
s t
eu

n. Een juiste stand van de hoofdsteunen maakt
een bel
an
grijk

deel uit van de bescherming
van de inzittenden en kan het risico op licha-
melijk letsel in de meeste ongevalssituaties
verminderen. Hoofdsteunen achter
– De hoofdsteunen van de achterbank kun-
nen in 2 standen g

ezet worden: in gebruik
en niet in gebruik .
– Stand in gebruik (hoofdsteunen omhoog
gep

laatst) ››› afb. 94. In deze stand ge-
draagt de hoofdsteun zich als een normale
hoofdsteun die de passagiers op de achter-
bank beschermt in combinatie met de vei-
ligheidsgordels.
– Stand niet in gebruik (hoofd
steunen om-
laag gebracht).
– Om de hoofdsteun in de gebruiksstand te
zetten dez

e met beide handen in de pijl-
richting trekken. ATTENTIE
● De p a

ssagiers die op de achterbank zitten,
mogen in geen geval met de hoofdsteun in de
stand voor niet gebruik reizen. Zie waarschu-
wingssticker op de ruit van het vaste zijraam-
pje achterin ››› afb. 95.
● Verwissel de middelste hoofdsteun niet
met de hoofd
steunen van de linker en rechter
zitplaatsen en omgekeerd. Gevaar voor letsel
ingeval van een ongeluk! VOORZICHTIG
Neem de aanwijzingen voor de correcte stand
van de hoof d

steunen in acht ››› pag. 151. Pedaalruimte
P ed
a

len –
Zorg ervoor dat u het gas-, rem- en koppe-
ling s

pedaal altijd ongehinderd kunt intrap-
pen.
– Zorg ervoor dat de pedalen ongehinderd in
hun oors

pronkelijke stand kunnen terugko-
men.
– Zorg ervoor dat de vloermatten tijdens het
rijden vei

lig zijn bevestigd en de pedalen
niet hinderen ››› .
Er mog en al
l

een vloermatten worden ge-
bruikt die het pedaalbereik vrijlaten en goed
zijn vastgemaakt tegen verschuiven. Geschik-
te vloermatten zijn verkrijgbaar bij een offici-
ele dealer.
Bij uitval van een remcircuit moet het rempe-
daal verder dan gebruikelijk worden inge-
trapt om de wagen tot stilstand te brengen.
Geschikt schoeisel dragen
Draag schoenen die uw voeten goede steun
geven en waarmee u de pedalen goed kunt
bedienen. ATTENTIE
● Wanneer de ped a

len niet ongehinderd kun-
nen worden bediend, kan dat leiden tot kriti-
sche situaties en zwaar lichamelijk letsel. » 77
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 80 of 320

Veiligheid

Nooit vloerm
atten of andere bekleding over
de ingebouwde vloermatten leggen of instal-
leren omdat die het pedaalbereik kunnen ver-
kleinen en de bediening van de pedalen hin-
deren - gevaar voor ongevallen!
● Nooit voorwerpen in de voetenruimte voor
de best
uurder leggen. Een voorwerp kan bij
de pedalen komen en de bediening van de
pedalen belemmeren. Bij een plotseling rij- of
remmanoeuvre bent u niet meer in staat te
remmen, de koppeling kunt bedienen of gas
kunt geven - gevaar voor ongevallen! Veiligheidsgordels
W aar
om

veiligheidsgordels?
Aantal zitplaatsen Uw wagen beschikt over
vijf z
itplaatsen, twee
voorin en drie achterin. Iedere zitplaats is uit-
gerust met een automatische 3-puntsrolgor-
del. ATTENTIE
● Neem nooit meer per sonen mee d

an er zit-
plaatsen aanwezig zijn in de wagen.
● Elke inzittende in de wagen moet de bij die
zitpl
aats horende veiligheidsgordel juist om-
gespen en dragen. Kinderen moeten altijd
worden beschermd door het gebruik van een
geschikt kinderzitje. Gordelwaarschuwingslampje* 
Afb. 96
Instrumentenpaneel: geeft aan dat de
p l
aats

rechtsachter bezet is en de overeen-
komstige veiligheidsgordel juist is omge-
daan. Door het gaan branden van het controlelamp-
j
e w
or

dt de bestuurder eraan herinnerd de
veiligheidsgordel vast te gespen.
Voordat u gaat rijden:
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen.
– Uw bijrijders er ook op wijzen de veilig-
heidsgor

del juist om te gespen voordat u
gaat rijden.
– Kinderen vervoeren in een geschikt kinder-
zitje d

at in overeenstemming is met de
grootte en de leeftijd van het kind.
Het controlelampje  van het instrumenten-
paneel gaat branden bij het inschakelen van
het contact (naargelang de versie van het
78

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 320 next >